In het woord vergeving zit het werkwoord geven. Bij vergeving geef je iets. Namelijk je recht op vergelding, dat geef je aan de ander. Je geeft het weg.
De Griekse woorden die in de Bijbel staan, kun je, ik denk beter, vertalen met loslaten en laten gaan. Je was gekwetst, je was benadeelt, maar je geeft je recht op een eventuele straf voor die ander op, je recht om de ander ook te kwetsen en te benadelen, dat geef je op. Je laat het dus los, je laat het gaan.
Het kan ook andersom gaan. Dat iemand jou vergeeft. Tenslotte maak jij ook fouten. Als die ander dat niet communiceert helpt het de ander, maar jij kan er hooguit alleen indirect iets van opmerken.
Als die ander tegen jou over zijn of haar vergeving iets zegt, dan kan het lastig zijn. Vond je wel dat je iets fout hebt gedaan? Wel een goed moment voor reflectie en een goed gesprek.
Iemand vergeven, het loslaten kan, vooral bij grote dingen, wel de enige mogelijkheid zijn om verder te kunnen leven. Leven met haat en wrok maakt je leven kapot. Zowel lichamelijke als psychische ziekten liggen dan op de loer.
Je kunt je schuldig voelen tegenover God en steeds om vergeving vragen. Dat is niet zo’n goed idee. God geeft op allerlei plekken in de Bijbel aan dat voor een goede relatie met Hem belangrijk is dat je anderen vergeeft en de mensen om je heen liefhebt.
Ook een goed idee is dat je tot inkeer en omkeer komt. Welke richting dan? Die God heeft aangegeven. Als je dat gelooft en het ook doet dan is dat de reden voor God om je fouten en misstappen los te laten. Je zal er niet op worden aangesproken.
Het is in ieder geval niet goed om steeds aan God vergeving te vragen terwijl je er niet eens van bewust ben wat je fout hebt gedaan of dat je ook niet van plan bent om je leven te veranderen.