Studie Geestelijke Wezens (2)

In deel 1 gaat het over de geestelijke wezens die gehoorzaam zijn gebleven aan God de Vader. In deze studie deel 2 gaat het over geestelijke wezens, die niet gehoorzaam zijn gebleven.

Er worden een twaalftal verschillende woorden gebruikt voor allerlei duistere geestelijke entiteiten. Deze woorden komen ook dikwijls voor. De geestelijke wereld speelde in de tijd van het Oude en Nieuwe Testament een grote rol in de leven van mensen.

Vanwege de veelheid aan teksten kan lang niet alles worden vermeld. Dus deze studie is dan ook zeker niet uitputtend. Het zou goed zijn als in deze studie het aantal teksten waarin de woorden god en goden voorkomt wordt uitgebreid. <<iemand?>>

Studievragen

In de Bijbel gaat het over allerlei geestelijke entiteiten die kwaad veroorzaken. Hoe is de relatie van die entiteiten met God?

Is er een verandering in de geschiedenis te bemerken van die geestelijke entiteiten. Komen er vreemde goden bij en gaan er een vreemde goden af?

Hoe kunnen we zelf afstand houden tot vreemde goden en hoe kunnen we andere mensen helpen, die problemen meemaken met die goden. Als ze zelfs in hun innerlijk zijn gaan huizen.

Oude Testament

In het Oude Testament komen er naast God allerlei andere goden voor. Er worden verschillende woorden voor gehanteerd.

Elohim

Overzicht van de gegevens van het Hebreeuwse woord elohim, die naar God kan wijzen maar ook naar goden in het algemeen.

WoordSoort woordStrongOpmerkingen:
1אֱלֹהִים
‘elohiym
Zelfstandig naamwoord
mannelijk
H430Goden
Komt 2606 keer in 2249 verzen voor.
KJV: God (2,346x), god (244x), judge (5x), GOD (1x), goddess (2x), great (2x), mighty (2x), angels (1x), exceeding (1x), God-ward (with H4136) (1x), godly (1x).


Het woord  אֱלֹהִים ‘elohiym wordt meestal gebruikt om God, de Schepper van hemel en aarde, die wij kennen mee aan te duiden. Maar in circa 10% van de gevallen, 244 keer beoordeelt de KJV, gaat het over god, met een kleine letter dus. Hieronder enkele voorbeelden.

Twee keer vertaalt de KJV met ‘goddess’, godin. In 2 Koningen 11:5 en 33, waar gesproken wordt over Astarte de godin van Sidon, een havenstad van de Feniciërs.

Er zijn trouwens nog diverse varianten van het woord elohiym, diverse andere Strong nummers, waarbij ook de aanduiding van een god, die verbinding heeft met de duisternis. <<uitwerken>>

Het is lastig om die 224 keer te vinden dat het woord ‘god’ is gebruikt.

Selectie: alle teksten in de eerste vier boeken van de Bijbel waar de KJV met het woord ‘god’ of ‘gods’ vertaalt. <<Leviticus en Numeri moet ik nog checken op het woord ‘god’>>

Genesis 3:5. ‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, en dat jullie dan als God zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.’
Opmerking: de KJV vertaalt de tweede keer elohim met ‘gods’, dat jullie dan als goden zullen zijn. Met dit woord krijgt de tekst een andere betekenis, een heel andere wending.

Genesis 6:1-5. Zo kwamen er steeds meer mensen op aarde, en zij kregen dochters. De godenzonen zagen hoe mooi de dochters van de mensen waren, en ze kozen uit hen de vrouwen die ze maar wilden. 
Toen zei de HEER: ‘Mijn levensgeest mag niet voor altijd in de mens blijven, hij is immers niets dan vlees; hij mag niet langer dan honderdtwintig jaar leven.’ In die tijd en ook daarna nog, zolang de godenzonen gemeenschap hadden met de dochters van de mensen en kinderen bij hen kregen, leefden de giganten op aarde. Dat zijn de befaamde helden uit het verre verleden.
Opmerking: dit kennen we ook van de Griekse mythologie, goden verwekken kinderen bij vrouwen.

Opmerking: het Hebreeuwse woord הַנְּפִלִ֞ים, de Nephilim, Strong H5303, vertaalt de NBV21 vertaling met giganten en andere vertalingen met reuzen. Dit woord komt verder twee maal voor in Numeri 13:33

Genesis 31:30-32. Alleen, je mag dan vertrokken zijn omdat je verteerd werd door heimwee – maar waarom heb je mijn goden gestolen?’ Jakob antwoordde: ‘Ik was bang dat u mij zou beroven van uw dochters. En wat uw goden betreft: degene bij wie u ze vindt, mag niet in leven blijven. Onderzoek in aanwezigheid van onze verwanten of ik hier iets heb dat van u is, en neem dat dan terug.’ Jakob wist namelijk niet dat het Rachel was die de godenbeeldjes had gestolen

Genesis 35:2-4. Toen zei Jakob tegen zijn huisgezin en tegen allen die bij hem waren: Doe de vreemde goden die in uw midden zijn, van u weg. Reinig u en verwissel uw kleren. Laten wij opstaan en naar Bethel gaan. Ik zal daar een altaar maken voor de God Die mij antwoordde op de dag toen ik in nood was, en Die met mij geweest is op de weg die ik gegaan ben. Toen gaven zij Jakob al de vreemde goden die ze bij zich hadden, en de ringen die ze in de oren droegen. En Jakob verborg ze onder de eik die bij Sichem staat. [HSV]
Opmerking: de tweede keer vertaalt de NBV21 met afgodsbeelden.

Exodus 7:1. Toen zei de HEERE tegen Mozes: Zie, Ik heb u voor de farao tot een god gemaakt en uw broer Aäron zal uw profeet zijn. [HSV]
Opmerking: in het Hebreeuws staat er elohim, goden.

Exodus 12:12. Ik zal die nacht rondgaan door Egypte, en Ik zal daar alle eerstgeborenen doden, zowel van de mensen als van het vee, en Ik zal alle Egyptische goden een afstraffing geven, want Ik ben de HEER.

Exodus 15:11. Wie onder de goden is uw gelijke, HEER? Wie is uw gelijke, zo ontzagwekkend en heilig, wie dwingt zoveel eerbied af met roemrijke daden, wie anders verricht zulke wonderen?

Exodus 18:9-11. Jethro verheugde zich over al het goede dat de HEERE aan Israël gedaan had, dat Hij het gered had uit de hand van de Egyptenaren. En Jethro zei: Geloofd zij de HEERE, Die jullie gered heeft uit de hand van de Egyptenaren en uit de hand van de farao, Die dit volk van onder de hand van de Egyptenaren gered heeft! Nu weet ik dat de HEERE groter is dan alle goden, want in de zaak waarin zij overmoedig handelden, stond Hij boven hen. [HSV]

Exodus 20:3. U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.

Exodus 20:22-23. De HEER droeg Mozes op het volgende tegen de Israëlieten te zeggen: ‘Jullie zijn er getuige van geweest dat Ik vanuit de hemel tot jullie heb gesproken. Je mag daarom geen goden van zilver of goud maken om die naast Mij te vereren.

Exodus 22:20. Wie aan andere goden offers brengt, en niet uitsluitend aan de HEER, moet onder de ban worden geplaatst en gedood worden.

Exodus 22:27. Je mag God niet lasteren en je mag de leiders van je volk niet vervloeken.
Opmerking: de KJV vertaalt dat je de goden mag niet lasteren.

Exodus 23:13. Houd je verre van alles waarvoor Ik jullie heb gewaarschuwd. Roep geen andere goden aan, laat hun naam niet over je lippen komen.

Exodus 23:23-24. Mijn engel zal voor jullie uit gaan naar het gebied van de Amorieten, de Hethieten, Perizzieten, Kanaänieten, Chiwwieten en Jebusieten, en Ik zal die volken uitroeien. Neem hun gebruiken niet over, kniel niet neer voor hun goden en vereer ze niet; haal hun godenbeelden omver en verbrijzel hun gewijde stenen

Exodus 23:32-33. Sluit geen verbond met hen of met hun goden. Zij mogen niet in jullie land blijven, anders zouden ze jullie ertoe verleiden hun goden te vereren en tegen Mij te zondigen. Dat zou jullie ondergang zijn.

Exodus 32:1, Toen het volk merkte dat Mozes lang wegbleef en maar niet van de berg af kwam, verdrongen ze zich om Aäron en eisten van hem: ‘Maak een god voor ons die voor ons uit kan gaan, want wat er gebeurd is met die Mozes, die ons uit Egypte heeft geleid, weten we niet.’ 
Exodus 32:4. Alles wat ze hem brachten smolt hij om en hij goot er een beeld van in de vorm van een stierkalf. Het volk riep uit: ‘Israël, dit is je god, die je uit Egypte heeft geleid!’
Exodus 32:8. Nu al zijn ze afgeweken van de weg die Ik hun gewezen heb. Ze hebben een stierenbeeld gemaakt, hebben daarvoor neergeknield, er offers aan gebracht en gezegd: “Israël, dit is je god, die je uit Egypte heeft geleid!”
Exodus 32:23. Ze zeiden tegen mij: “Maak een god voor ons die voor ons uit kan gaan, want wat er gebeurd is met die Mozes, die ons uit Egypte heeft geleid, weten we niet.”
Exodus 32:31. Hierop keerde hij terug naar de HEER. ‘Ach HEER,’ zei hij, ‘dit volk heeft zwaar gezondigd: ze hebben een god van goud gemaakt.
Opmerking: in al deze teksten is het woord elohim met een god of je god vertaalt.

Exodus 34:13-17. Maar hun altaren moet u afbreken, hun gewijde stenen in stukken slaan en hun gewijde palen omhakken – want u mag zich niet neerbuigen voor een andere god: de Naam van de HEERE is immers de Na-ijverige. Een na-ijverig God is Hij – anders sluit u misschien een verbond met de inwoners van het land. Wanneer zij immers als in hoererij achter hun goden aan gaan en aan hun goden offers brengen, zou men u kunnen uitnodigen en zou u van hun offer eten. Dan zou u van hun dochters vrouwen nemen voor uw zonen. Hun dochters zouden als in hoererij achter hun goden aan gaan, en uw zonen als in hoererij achter hun goden aan laten gaan. U mag u geen gegoten goden maken.
Opmerking: in vers 14 is el, Strong H410 met god vertaalt.

Leviticus 19:4. U mag u niet tot de afgoden wenden en voor uzelf geen gegoten goden maken. Ik ben de HEERE, uw God. [HSV]

Numeri 25:2. Toen de Israëlieten in Sittim verbleven, begonnen ze zich in te laten met Moabitische vrouwen. Deze vrouwen nodigden hen uit voor de offerplechtigheden ter ere van hun goden, en het volk at van de offers en boog zich voor die goden neer. Zo gaf Israël zich af met de Baäl van de Peor. Daarom ontstak de HEER in woede tegen Israël.

Numeri 33:4. Zij braken op van Rameses; in de eerste maand, op de vijftiende dag van de eerste maand, de dag na het Pascha, vertrokken de Israëlieten door een opgeheven hand, voor de ogen van alle Egyptenaren, terwijl de Egyptenaren hen begroeven die de HEERE onder hen getroffen had, alle eerstgeborenen; ook had de HEERE strafgerichten voltrokken over hun goden.

Hier twee citaten van teksten uit het boek Kronieken. Ook in deze teksten zijn goden met een kleine letter.

Dit gaat over koning Achaz.
2 Kronieken 28:22-25. Toen hij zo in het nauw was gedreven, beging hij, koning Achaz, nog meer overtredingen tegenover de HEER. Hij bracht offers aan de goden van Damascus, die hem verslagen hadden, want hij dacht bij zichzelf: De goden van de koningen van Aram helpen hun volk wél. Als ik hun offers breng, helpen ze mij vast ook. Maar zij brachten hem en heel Israël juist ten val. Achaz haalde alle voorwerpen uit de tempel van God en sloeg ze aan stukken. Hij liet de tempel van de HEER sluiten en plaatste altaren op alle straathoeken van Jeruzalem. En hij tergde de HEER, de God van zijn voorouders, nog verder door in alle steden van Juda offerplaatsen voor andere goden in te richten.

En dit over de belegering van Jeruzalem in de tijd van koning Hizkia.
2 Kronieken 32:13-21. Weet u dan niet wat ik en mijn voorouders hebben gedaan met de volken van de landen die we binnenvielen? Die andere volken zijn toch ook niet door hun goden uit mijn handen gered? Als geen enkele god zijn volk uit mijn handen heeft kunnen redden wanneer het eenmaal aan de genade van mijn voorouders was overgeleverd, hoe zou uw God u dan kunnen redden? Welnu, laat u door Jechizkia geen rad voor ogen draaien, laat u door hem niets voorspiegelen en hecht geen geloof aan wat hij zegt, want geen enkele god, van om het even welk volk of koninkrijk, is in staat gebleken zijn volk uit handen van mij of mijn voorouders te redden, dus hoe zou uw God u ooit uit mijn handen kunnen redden?”’ Dergelijke en nog andere dingen zeiden de afgezanten van Sanherib over God, de HEER, en zijn dienaar Jechizkia. Sanherib had ook een brief geschreven waarin hij de HEER, de God van Israël, hoonde door over Hem te zeggen: ‘Zoals de goden van andere landen hun volk niet uit mijn handen hebben kunnen redden, zo zal ook de God van Jechizkia zijn volk niet uit mijn handen kunnen redden.’ Luidkeels, en in het Judees, bedreigden de afgezanten de inwoners van Jeruzalem, die op de stadsmuur meeluisterden. Ze wilden hun schrik en angst aanjagen om zo de stad gemakkelijker te kunnen veroveren. Ze spraken over de God van Jeruzalem in dezelfde bewoordingen als over de goden van de andere volken op aarde, die door mensenhanden zijn gemaakt. Vanwege deze dreigementen baden koning Jechizkia en de profeet Jesaja, de zoon van Amos, de hemel om hulp. Daarop stuurde de HEER een engel, die alle geoefende krijgers, aanvoerders en bevelhebbers in het kamp van de koning van Assyrië verdelgde. Diep vernederd keerde Sanherib terug naar zijn land. Daar werd hij, toen hij de tempel van zijn god binnenging, door zijn eigen zonen vermoord.

Wat kunnen we van deze teksten leren?

<<nog invullen>>

Shed, eliyl en satyr

Hieronder een viertal andere Hebreeuwse woorden waarbij het ook gaat om goden.

WoordSoort woordStrongOpmerkingen:
1שֵׁד
shed
Zelfstandig naamwoord
mannelijk
H7700Demonen
Komt 2 keer in 2 verzen voor.
KJV: Devils 2x
שׁוּד
shuwd
WerkwoordH7736Verwoesten
Komt 1x voor.
KJV: waste
2אֱלִיל
‘eliyl
Bijvoeglijk naamwoord
mannelijk
H457Afgod, niets
Komt 20 keer in 18 verzen voor.
KJV: idol (17x), image (1x), no value (1x), things of nought (1x)
3שָׂעִיר
sa`iyr
Bijvoeglijk
naamwoord
Zelfstandig
naamwoord
mannelijk
H8163Geit, satir
Komt 59 keer voor in 57 verzen.
KJV: kid (28x), goat (24x), devil (2x), satyr (2x), hairy (2x), rough (1x). ( ‘kid’ gaat over kind van geit)

Ad 1. Vuil שֵׁד  shed en vervuilen שׁוּד shuwd
Het woord שֵׁד shed komt in twee teksten voor. Opmerkelijk dat dit woord lijkt op het Engelse ‘shit’.

Dit zijn die twee teksten. De eerste in twee vertalingen.

Deuteronomium 32:17. Ze brachten offers aan demonen, aan goden die geen goden zijn, goden die zij eerst niet kenden, nieuwkomers, nog maar net in zwang, die voor hun voorouders niet eens bestonden.

Deuteronomium 32:17. Zij hebben geofferd aan de demonen, niet aan God; aan goden die zij niet kenden, aan nieuwe goden, die kortgeleden gekomen zijn, voor wie uw vaderen niet gehuiverd hebben. [HSV]

Opmerking 1: waar de NBV21 heeft ‘offers aan goden die geen goden zijn’, heeft de HSV ‘offeren niet aan God’. Het is lastig om vast te stellen welke vertaling meer correct is. Het woord eloha H433 kun je zowel met God als met god vertalen.
Opmerking 2: waar de NBV21 ‘niet eens bestonden’ heeft, vertaalt de HSV met ‘huiveren’. Huiveren is het goede woord als het gaat om demonen. Mensen vinden dat dikwijls niet negatief dat huiveren. Zoiets als bij Halloween. Spannend om iets eng te vinden.

Psalm 106:37. Zij brachten hun zonen en dochters ten offer aan de demonen.

Het woord שֵׁד  (shed) komt van het werkwoord שׁוּד (shuwd). Het werkwoord שׁוּד (shuwd) komt eenmaal voor en wel in Psalm 91.
Psalm 91:5-6. U zult niet vrezen voor het beangstigende van de nacht, voor de pijl die overdag aan komt vliegen, voor de pest, die in het donker rondgaat, voor het verderf dat midden op de dag verwoest. [HSV]

Opmerking: De KJV vertaalt dit woord met wasteth. Het Outline of Biblical Usage geeft aan dat het ’to ruin’, ‘destroy’, ‘spoil’, ‘devastate’ betekent. De HSV vertaalt met verwoesten, zie hieronder.

Wat kunnen we van deze teksten leren?
Die andere goden, de demonen worden in verband gebracht met vuil wat het woord shed letterlijk betekent. In het Engels ‘shit’, Die ‘shit’ geestelijke machten doen je huiveren, ze verwoesten. In plaats van hen op afstand te houden gaan mensen aan hen offeren. Onverstandig!

Ad 2. Nietsen אֱלִיל ‘eliyl
Het woord אֱלִיל (‘eliyl) betekent ‘een niets’ of ‘nietsen’. Het woord komt 20 keer voor in de Bijbel. Het is een cynische aanduiding van de goden, die God ongehoorzaam zijn. Geef ze geen eer.

Selectie: omwille van de tijd de eerste negen teksten (van de 17).

Leviticus 19:1-4. De HEER zei tegen Mozes: ‘Zeg tegen de gemeenschap van Israël: “Wees heilig, want ik, de HEER, jullie God, ben heilig. Toon ontzag voor je moeder en je vader, en neem steeds mijn sabbat in acht. Ik ben de HEER, jullie God. Laat je niet in met afgoden en maak geen godenbeelden. Ik ben de HEER, jullie God.

Leviticus 26:1. U mag voor uzelf geen afgoden maken, u mag voor uzelf geen beeld of gewijde steen oprichten en u mag in uw land geen gebeeldhouwde steen zetten om u daarvoor neer te buigen, want Ik ben de HEERE, uw God. [HSV]

1 Kronieken 16:26. De goden van de volken zijn minder dan niets, maar de HEER: Hij heeft de hemel gemaakt!
Opmerking: het Hebreeuwse elohim is hier met goden vertaalt en het woord am met volken.

Job 13:4. Maar werkelijk, jullie dekken alles toe met leugens; jullie zijn allemaal heelmeesters van niets. [HSV]
Opmerking: hier is het woord niets in andere zin dan voor goden gebruikt. In Jeremia 14:14 gaat het om woorden die niets voorstellen.

Psalm 96:5. De goden van de volken zijn minder dan niets, maar de HEER: hij heeft de hemel gemaakt.
Opmerking: zelfde tekst als 1 Kronieken 16:26.

Jesaja 2:8. Hun land is vol afgoden; voor het werk van hun handen buigen zij zich neer, voor wat hun vingers gemaakt hebben. [HSV]

Jesaja 2:18-20. En de afgoden – ze vergaan volkomen. Dan zullen zij de grotten van de rotsen binnengaan en de holen in de grond, uit angst voor de HEERE en vanwege de glorie van Zijn majesteit, als Hij opstaat om de aarde te verschrikken. Op die dag zal de mens zijn zilveren afgoden en zijn gouden afgoden, die hij voor zichzelf gemaakt had om zich daarvoor neer te buigen, voor de ratten en de vleermuizen werpen. [HSV]

Ezechiël 30:13. Dit zegt God, de HEER: Alle afgoden zal Ik vernietigen, de nietswaardige goden van Memfis laat Ik verdwijnen, Egypte zal zonder vorst zijn. Er zal angst heersen in het hele land.

Wat kunnen we van deze teksten leren?
Het woord eliyl betekent niets. De vertalingen vertalen dit woord ook wel met ‘nietsen’ maar ook met ‘afgoden’.

Voor het volk Israël geldt. Laat je niet in met niets-goden en maak voor hen ook geen beelden om ervoor te buigen. Buig voor de HEER jullie God. Leviticus 19:1-4. Leviticus 26:1.

Voor die nietsen worden beelden gemaakt door mensen handen. En die beelden gaan ze vereren. Hoe dom. Jesaja 2:8

Hoewel de goden die God niet gehoorzaam zijn ‘nietsen’ worden genoemd, bestaan ze wel. Ze proberen zicht te verbergen in holen. Jesaja 2:18.

God zegt tegen Ezechiël dat Hij de nietsen zal laten verdwijnen. Ezechiël 30:13. Als God in zijn glorie verschijnt zilveren en goede beelden van de nietsen voor de ratten en vleermuizen worden geworpen. Jesaja 2:20.

Dit is een prachtige tekst: 1 Kronieken 16:26. De goden van de volken zijn minder dan niets, maar de HEER: Hij heeft de hemel gemaakt!

Ad 3. Sater שָׂעִיר sa`iyr
Het woord שָׂעִיר (sa`iyr) betekent ‘geit’. Het is niet het gebruikelijke woord voor geit. Het is de naam van de geit die voor een offer in de tempel van God werd gebruikt. In latere tijden ging men deze geit om een niet goede manier voor andere godsdienstige doelen gebruiken.

Een sa`iyr kan ook een harig mens zijn. Ezau de broer van Jacob wordt een sa`iyr genoemd. Zie Genesis 27:11 en 23. Soms wordt sa`iyr met het gewone woord voor geit עֵז (`ez) verbonden, het gaat dan om een harige geit lijkt mij, maar de KJV vertaalt dan met ‘kid goat’.

Het woord satir van het Oude Testament komt ook in de Griekse vertaling van het Oude Testament voor als σάτυρος, satyros. Blijkbaar in die tijd al een internationaal woord. In het Nederlands noemen we het een sater. Plaatjes in Google bij satyr laten een harige bok zien.

Van de 57 verzen waarin het woord voorkomt gaat het 48 keer over de geit, een sa`iyr, die moest worden geofferd.

Hier de zes verzen waarbij de sa`iyr

2 Kronieken 11:15. Jerobeam had namelijk zelf priesters aangesteld voor de offerplaatsen en voor de bokken, en ook voor de stierenbeelden die hij had laten maken. 
Opmerking: de HSV ziet in de tekst een andere betekenis dan ‘bokken’. Ze vertalen deze tekst als volgt ‘Hij had voor zichzelf priesters aangesteld voor de offerhoogten, voor de demonen en voor de kalveren die hij gemaakt had’.

Hier ging men weer op een koosjere manier met de bokken om.
2 Kronieken 29:23. Daarna werden de bokken voor het reinigingsoffer langs de koning en de vertegenwoordigers van de gemeenschap geleid, die hun handen op de dieren legden.

Jesaja 13:19-21. Babel, de parel onder de koninkrijken, de grote trots van de Chaldeeën, Babel wordt als Sodom en Gomorra, steden door God verwoest. Nooit meer zullen er mensen wonen, het blijft ontvolkt tot in het verste nageslacht. Geen Arabier zal daar zijn tent opslaan, geen herder laat er zijn kudde rusten. Dieren uit de woestijn legeren zich daar, uilen nemen de huizen in bezit, struisvogels gaan er wonen en bokken dansen er rond.

Dit is een deel van de profetie over het oordeel over Edom.
Jesaja 34:14. Het is de ontmoetingsplaats van woestijndieren en hyena’s, bokken komen er samen.

Opmerking: in de Engelse vertaling van de Grieks Orthodoxe kerk:
Jesaja 34:14. And devils shall meet with satyrs, and they shall cry one to the other: there shall satyrs rest, having found for themselves a place of rest.

En dit gaat dan weer over de juiste manier van offeren.
Ezechiël 43:22-25. Op de tweede dag bied je een bok zonder enig gebrek als reinigingsoffer aan, en daarmee moeten de priesters het altaar van zonde reinigen zoals ze het reinigden met de stier. Wanneer je klaar bent met de reiniging moet je een stier zonder enig gebrek en een ram zonder enig gebrek aanbieden. Bied ze de HEER aan. Dan moeten de priesters zout over ze heen strooien en ze als brandoffer opdragen aan de HEER. 
Zeven dagen lang breng je elke dag een bok als reinigingsoffer, en de priesters moeten hetzelfde doen met een stier en een ram, beide zonder enig gebrek.
Opmerking: een zelfde soort tekst in Ezechiël 45:23.

Uit het visioen van de ram en de geitenbok.
Daniël 8:20-21. De ram met de twee hoorns die je zag, duidt op de koningen van de Meden en de Perzen. De harige geitenbok is de koning van Griekenland. De grote hoorn tussen zijn ogen is de eerste koning.

Wat kunnen we van deze teksten leren?
Heilig gemaakte aardse dingen kun je ook gebruiken voor kwalijke praktijken. Overigens opmerkelijk dat een harige geit, toch wel een apart beest om te zien voor de dienst van God wordt gebruikt.

Owd vooroudergeest

Dit zijn de gegevens van het woord owb en het woord dat dikwijls in combinatie met dit woord wordt gebruikt.

WoordSoort
woord
StrongOpmerkingen:
1אוֹב
owb
Zelfstandig
naamwoord
mannelijk
H178Familiegeest
Komt 17 keer voor in 16 verzen.
KJV: familiar spirit(s) (16x), bottles (1x).
2יִדְעֹנִי
yidde`oniy
Zelfstandig
naamwoord
mannelijk
H3049Iemand
Komt 11 keer voor in 11 verzen.
KJV: wizard (11x). One who has a familiar spirit

De אוֹב owb is een familiegeest of een geest van een dode en komt 17 keer voor in 16 verzen van het Oude Testament.

Daarnaast komt het woord yidde`oniy 11 keer voor en altijd in combinatie met het woord owb. Daarom heb ik de vertaalde woorden voor dit woord ook onderstreept.

Leviticus 19:31-32. Gij zult u niet wenden tot de geesten van doden of tot waarzeggende geesten, gij zult hen niet zoeken, om u met hen te verontreinigen: Ik ben de Here, uw God. Voor het grijze haar zult gij opstaan en aan de oude zult gij eer bewijzen en voor uw God zult gij vrezen: Ik ben de Here. [NBG]

Opmerking 1: het woord owb is door de NBG vertaald met ‘geesten van doden’. NBV: geesten. HSV: dodenbezweerders. SV: waarzeggers. KJV: familiar spirits.
Opmerking 2: het woord yidde`oniy is door de NBG vertaalt met ‘waarzeggende geesten’, NBV: schimmen van doden. HSV: waarzeggers. SV: duivelskunstenaars. Willibrord: orakels. KJV: wizards

Leviticus 20:6. En iemand, die zich tot de geesten van doden of tot waarzeggende geesten wendt, om die overspelig na te lopen – tegen zo iemand zal Ik mijn aangezicht keren en hem uit het midden van zijn volk uitroeien. [NBG]

Leviticus 20:27. Een man of een vrouw die geesten of schimmen van doden laat spreken, moet ter dood gebracht worden. Zulke mensen moeten worden gestenigd en hebben hun dood aan zichzelf te wijten.

Deuteronomium 18:10-11. Er mag bij u geen plaats zijn voor mensen die hun zoon of dochter als offer verbranden, en evenmin voor waarzeggers, toekomstvoorspellers, wichelaars, tovenaars, bezweerders, en voor hen die geesten raadplegen of doden oproepen.
Opmerking: de NBV21 vertaalt nu het tweede woord met ‘doden’.

1 Samuël 28:3. Samuel was inmiddels gestorven. Heel Israël had over hem gerouwd, en hij was begraven in Rama, zijn woonplaats. In diezelfde tijd had Saul in het hele land een verbod uitgevaardigd op het bezweren van geesten en het raadplegen van schimmen.

1 Samuël 28:7-9. Daarom beval hij zijn dienaren om voor hem een geestenbezweerster op te sporen. ‘Daar wil ik naartoe gaan om antwoord te vinden op mijn vragen,’ zei hij. Toen zijn dienaren hem vertelden dat er in Endor nog een geestenbezweerster woonde,
vermomde hij zich door andere kleren aan te trekken en ging hij met twee dienaren op weg. Midden in de nacht kwamen ze bij de vrouw aan. ‘Wilt u voor mij de geest van een dode raadplegen?’ verzocht hij haar. ‘Ik zal u zeggen wie u moet oproepen.’ Maar de vrouw antwoordde: ‘U weet toch wat Saul heeft gedaan: hij heeft een streng verbod uitgevaardigd op het bezweren van geesten en het raadplegen van schimmen. Waarom probeert u me in de val te lokken? Wilt u me soms de dood in jagen?’

Dit gaat over koning Manasse van Israël.
2 Koningen 21:6. Hij verbrandde zijn zoon als offer en liet zich in met toekomstvoorspelling, waarzeggerij, geestenbezwering en het raadplegen van schimmen. Hij tergde de HEER door voortdurend te doen wat slecht is in zijn ogen.

2 Koningen 23:24. Ook zuiverde Josia het land van geestenbezweerders, raadplegers van schimmen, huisgoden, afgoden, kortom van alle verfoeilijke praktijken die in Juda en Jeruzalem voorkwamen. Zo kwam hij na wat beschreven stond in het wetboek dat de hogepriester Chilkia in de tempel van de HEER had gevonden.
Opmerking: het woord terafim is met huisgod vertaald, het is een beeld van een huisgod.

1 Kronieken 10:13. Saul vond de dood omdat hij de HEER ontrouw was geweest door niet uit te voeren wat de HEER hem had opgedragen. Ook had hij de geest van een dode geraadpleegd.
Opmerking: hier is het woord ‘own’ vertaald met ‘de geest van een dode’. KJV: one who has an familiar spirit.

Hier gaat het weer op koning Manasse.
2 Kronieken 33:6. Hij verbrandde zijn zonen als offer in het Hinnomdal en liet zich in met toekomstvoorspelling, waarzeggerij, magie, geestenbezwering en het raadplegen van schimmen. Hij tergde de HEER door voortdurend te doen wat slecht is in zijn ogen. 

Job 32:19. Mijn binnenste is als jonge wijn die niet kan ademen, mijn buik als een volle wijnzak die bijna openbarst.
Opmerking: hier is own vertaalt met volle wijnzak. Misschien kun je beter met lege fles vertalen. Luister eens aan een fles: hoor je iets ook al is het vaag? De KJV vertaalt met ‘bottle’. Ik heb nog geen Nederlandse vertaling gevonden, die in die richting vertaalt.

Jesaja 8:19. Wanneer zij dan tegen u zeggen: Raadpleeg de geesten van doden, en waarzeggers met hun gelispel en geprevel – zeg dan: Moet een volk zijn God niet raadplegen? Moet men voor de levenden de doden raadplegen? [HSV]
Opmerking: het ‘Moet een volk zijn God niet raadplegen?’ kun je ook vertalen met ‘moet een volk zijn goden niet raadplegen zoals de NBV vertaalt.

Jesaja 19:3. Egypte zal radeloos zijn, Ik zal al zijn plannen verijdelen. Dan wenden zij zich tot hun goden en tot schimmen, ze raadplegen de geesten van de doden.

Hier gaat het om het oordeel over Jeruzalem.
Jesaja 29:4. Dan komt uw spreken diep uit de aarde en klinkt uw woord gedempt uit het stof; uw stem komt uit de aarde als die van de geest van een dode; uw woord klinkt piepend uit het stof. [Willibrord]
Opmerking: hier is de geest van de dode als beeld gebruikt voor de ellendige situatie van Jeruzalem.

Wat kunnen we van deze teksten leren?
Allereerst dat vertalingen deze woorden verschillend vertalen. De vraag is of het om geestelijke wezens gaat of om mensen die iets met die geestelijk wezen doet. De vertalingen maken geen eenduidige keuzen.

Mij lijkt het meest aannemelijk dat de ‘owb’ een geestelijke wezen is: een schim van een dode, of de geest van een doden of zoals de KJV het noemt ‘familiar spirits. Wellicht is dat de voorouder geest noemen zoals dat we dat ook horen van allerlei volken die de voorouders vereren zoals in Afrika, Indonesië, Papua Nieuw Guinea etc.

De יִדְעֹנִי yidde`oniy is wellicht iemand die zo’n geest raadpleegt of doet alsof dat geestelijk wezen een uitspraak doet. Je kunt dat een waarzegger, tovenaar of heks noemen.

De teksten in de Torah geven aan dat je je niet moet wenden tot geesten van doden en hun zelfs niet moet zoeken. Afstand ervan houden dus. Leviticus 19:31-32.

Iemand die geesten van doden pleegt, tegen zo iemand keert zich het aangezicht van God. Leviticus 20:6. Iemand uit het volk Israël moest de doodstraf krijgen. Leviticus 20:27. Geen plaats voor zo iemand. Deuteronomium 18:10-11.

In de genoemde teksten zijn er die die geesten raadplegen uit wanhoop zoals koning Saul en de Egyptenaren. Wat betreft Saul:1 Samuël 28:7-9 en 1 Kronieken 10:13 en Egypte: Jesaja 19:3. Met koning Saul loopt het niet goed af.

Anderen zoals koning Manasse kiezen bewust voor dit soort praktijken. 2 Koningen 21:6 en 2 Kronieken 33:6. Koning Josia maakt aan dit soort praktijken een einde. 2 Koningen 23:24

De God van Israël neemt dit soort praktijken van zijn volk zeer kwalijk. Je moet geen geesten van doden raadplegen, je moet God raadplegen. Jesaja 8:19.

Roeach

Het Oude Testament hanteert ook het woord Geest of geest. Hier de gegevens.

WoordSoort woordStrongOpmerkingen:
1רוּחַ
rûaḥ
Zelfstandig naamwoord
vrouwelijk
H7307 Geest of geest.
Komt 378 keer voor in 348 verzen.
KJV: Spirit or spirit (232x), wind (92x), breath (27x), side (6x), mind (5x), blast (4x), vain (2x), air (1x), anger (1x), cool (1x), courage (1x), miscellaneous (6x).
2רַע
raʿ
Bijvoeglijk
naamwoord
H7451Kwaad, slecht
Komt 666 keer voor in 623 verzen.
KJV: evil (442x), wickedness (59x), wicked (25x), mischief (21x), hurt (20x), bad (13x), trouble (10x), sore (9x), affliction (6x), ill (5x), adversity (4x), ill favoured (3x), harm (3x), naught (3x), noisome (2x), grievous (2x), sad (2x), miscellaneous (34x).

Naast de Geest van God en de geest van een mens komt er ook een kwade geest en een geest, die een leugengeest wil zijn voor in het Oude Testament.

Een kwade geest
Er zijn in het Oude Testament enkele geschiedenissen waar sprake is van een kwade geest, een roeach ra-a. Het woord רַע (ra` ) komt voor als bijvoeglijk naamwoord en als zelfstandig naamwoord, het is Strong nummer H7451. Het woord betekent kwaad of slecht. In Genesis 2 gaat het over de boom van goed en kwaad. Het woord kwaad is de vertaling van het woord ‘ra’.

Het gaat om een kwade of slechte geest, die door God/JHWH werd gezonden. Zowel bij het verhaal van Abimelek als bij koning Saul.

Richteren 9:22-23. Toen Abimelek drie jaar over Israël had geheerst, zond God een boze geest (roeach ra-a) tussen Abimelek en de burgers van Sichem, zodat de burgers van Sichem ontrouw werden aan Abimelek.

1 Samuel 16:14-16. De geest van de HEER had Saul verlaten; in plaats daarvan stuurde de HEER hem een kwade geest, die hem kwelde. Zijn hovelingen zeiden tegen hem: ‘Het is duidelijk dat u door een kwade geest wordt gekweld. U hebt maar te bevelen, heer, en uw dienaren staan klaar om iemand voor u te zoeken die lier kan spelen. Hij kan dan muziek voor u maken wanneer u door de kwade geest van God wordt bezocht; dat zal u goeddoen.’ 

1 Samuel 16:23. En steeds wanneer de geest van God Saul overmande, nam David zijn lier en tokkelde op de snaren. Dat luchtte Saul op en het deed hem goed: de kwade geest liet hem dan voor even met rust. 

1 Samuel 18:10.  De volgende dag werd Saul opnieuw overmand door een kwade geest van God. Hij liep als een razende door het huis, met zijn speer in de hand, terwijl David zoals gewoonlijk op de lier tokkelde. 

1 Samuel 19:9. En weer werd Saul gekweld door een kwade geest van de HEER. Hij zat thuis, zijn speer in de hand, terwijl David muziek voor hem maakte.

Een leugengeest
Er is in het Oude Testament één geschiedenis waar sprake is van een leugengeest, een roeach seqer. Het woord שֶׁקֶר (sheqer) is een zelfstandig naamwoord, Strong nummer H8267. Het woord betekent leugen, liegend, vals, onecht.

Het is de geschiedenis als de profeet Micha wordt gevraagd om zijn inzicht te delen over het al dan niet aangaan van de strijd van Achab en Josafat tegen Aram om Ramot in Gelead terug te winnen.

1 Koningen 22:21-23. Toen trad er een geest naar voren en stelde zich voor de Here en zeide: ik zal hem verleiden. De Here vroeg hem: waarmede? Hij antwoordde: ik zal heengaan en een leugengeest (roeach seqer) worden in de mond van al zijn profeten. Toen zeide Hij: gij moet hem verleiden, en gij zult er ook toe in staat zijn; ga heen en doe het. Nu dan, zie, de Here heeft een leugengeest gegeven in de mond van al deze profeten van u, en de Here heeft onheil over u besloten. [NBG]

Deze zelfde tekst is ook te vinden in 2 Kronieken 18:21 en 22.

Wat kunnen we van deze teksten leren?
De kwade geest waar koning Saul last van had, kwam van God.

Een geest, die een leugengeest zal zijn in de mond van (valse) profeten.

Baäl etc.

Je komt diverse namen van goden tegen in het Oude Testament. Hier de namen en het aantal keer dat de naam in de Bijbel voorkomt.

Baäl Peor (6x,)
Baäl in enkelvoud 62x en in meervoud 18 keer Strong H1168.
Dagon, het beeld van die god viel voorover (7x),
Asjera (6x).
Moloch (8x OT en 1x NT).
Astarte, de gruwelijke godin van de Sidoniërs.
Kemos, de gruwelijke god van Moab.
Milkom, de weerzinwekkende god van Ammon (2 Koningen 23:13).
De ster van jullie god Refan (Handelingen 7:34).
Daarnaast worden ook Egyptische en goden van Babel genoemd.
Ook de koningin van de hemel wordt genoemd, zie Jeremia <<..>>

Deuteronomium 1:4. Dat gebeurde nadat hij Sichon, de koning van de Amorieten, die in Chesbon zetelde, had verslagen, alsook koning Og van Basan, die zetelde in Astarot en Edreï.
Opmerking: hier lijkt Astarot een plaats.

Richteren 10:6. Weer deden de Israëlieten wat slecht is in de ogen van de HEER: weer begonnen ze de Baäls en Astartes te vereren, en ook de goden van Aram, Sidon en Moab en de goden van de Ammonieten en de Filistijnen. Ze keerden de HEER de rug toe en dienden Hem niet meer. 
Opmerking: hetzelfde Hebreeuwse woord H6252 wordt in de NBV vertaling hier anders geschreven.

1 Samuel 7:3. Ten slotte sprak Samuel het volk als volgt toe: ‘Als het u werkelijk ernst is terug te keren naar de HEER, doe dan de vreemde goden zoals Astarte weg en richt u met heel uw hart naar de HEER. Dien Hem alleen, dan zal Hij u bevrijden uit de greep van de Filistijnen.’

Beelden van goden 

Men maakte beelden om een bepaalde godheid te vereren. Voor die beelden worden verschillende woorden gebruikt.

WoordSoort woordStrongOpmerkingen:
1תְּרָפִים tĕraphiymZelfstandig naamwoord
mannelijk
H8655Beeldje
Komt 15 keer in 15 verzen voor.
KJV: image (7x), teraphim (6x), idol (1x), idolatry (1x).
2מַצֵּבָה matstsebahZelfstandig naamwoord
vrouwelijk
H4676Pilaar met beeld
Komt 32 keer in 31 verzen voor
KJV: image (19x), pillar (12x), garrisons (1x). komt van een werkwoord dan rechtop zetten betekent
3מַשְׂכִּית maskiythZelfstandig naamwoord
vrouwelijk
H4906Beeld
Komt 6 keer in 6 verzen voor
KJV: picture (2x), image (1x), wish (1x), conceit (1x), imagery (1x).
4פֶּסֶל
peh-sel
Zelfstandig naamwoord
mannelijk
H6459Beeld
Komt 31 keer in 31 verzen voor.
KJV: graven image (28x), carved image (2x), graven (1x).

Terafim תְּרָפִים tĕraphiym.
Genesis 31 vertelt van Rachal die terafim, kleine afgodsbeeldjes had meegenomen van het huis van haar vader Laban. Deze beeldjes zijn te zien in de musea van het Midden Oosten, Kreta en Griekenland.

Opgerichte steen מַצֵּבָה matstsebah.
Dit komt van een werkwoord dat rechtop zetten betekent. Dan kan een hoop stenen zijn, een pilaar of een beeld. In Genesis gaat het acht keer over de hoop stenen, die Jacob opricht. In Exodus 23:24 gaat het over hopen stenen of pilaren van afgoden, die moeten worden afgebroken.

Afbeelding מַשְׂכִּית maskiyth.
Het woord duidt op een afbeelding of een figuur. Het woord komt in zes teksten voor. Drie keer voor gewone zaken zoals in Spreuken 25:11 <>. Drie keer in Leviticus 26:1, Numeri 33:52 en Ezechiël 8:12, dan zijn het afbeelding met een duister doel.

Beeld פֶּסֶל pecel.
Het woord duidt op een beeltenis of een beeld. Dat moet je niet maken. Volgens Exodus 20:4, Leviticus 26:1, Deuteronomium 4:16, 23 en 25 en 5:8. Een nare geschiedenis in Richteren 17 en 18, die met een ‘pecel’ was begonnen.

Nieuwe Testament

In het Griekse deel van de Bijbel, het Nieuwe Testament komen we twee woorden tegen voor wezens van het rijk van de duisternis. In dit hoofdstuk bekijken we het woord demon in een volgend hoofdstuk het woord geest.

Demon

Grieks
woord
Soort woordStrongOpmerkingen:
1δαιμόνιον
daimonion
Zelfstandig
naamwoord
onzijdig
G1140
SB1011
Demon
Komt 60 keer voor in 52 verzen.
KJV: devil (59x), god (1x)
2δαίμων
daimon
Zelfstandig
naamwoord
mannelijk
G1142
SB1013
Demon
Komt 5 keer  voor in 5 verzen.
1x boze geest, 3x duivelen, 1x geest  

Volgens de Studiebijbel is het woord daimonion het gebruikelijke woord en roept het woord daimon meer de gedachte aan macht en persoonlijkheid op.

De vertalingen vertalen verschillend. De NBV en de HSV hanteren het woord demonen meestal. De NBG vertaalt meestal met ‘boze geest’ en de SV met het woord duivel of duivelen. De KJV vertaalt altijd met devil behalve in Handelingen 17:8, dan vertalen ze met ‘god’. Opmerkelijk.

<<>>Hieronder alle verzen, waarbij als het tweede woord is gebruikt dat is vermeld.

Matteüs 12:45 geeft NBV demonen en HSV andere geesten. Er staat inderdaad andere geesten. <<elders opnemen>>

Ad 1. Daimonion.
De NBG vertaalt 36 x met boze geest, 9x met geest of geesten, 2 x met duivelen (in Openbaringen) en 5x met bezeten (er staat dan dat je bezeten van een demon bent). Meestal duivel of duivelen Meestal demonen

Selectie: alle teksten met het woord demon behalve die van het evangelie van Lukas.

Matteüs 7:21-22. Niet iedereen die “Heer, Heer” tegen Mij zegt, zal het koninkrijk van de hemel binnengaan, alleen wie handelt naar de wil van mijn hemelse Vader. Op die dag zullen velen tegen Mij zeggen: “Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd, hebben wij niet in uw naam demonen uitgedreven, en hebben wij niet in uw naam vele wonderen verricht?” 

Matteüs 9:32-34. Terwijl ze het huis weer verlieten, bracht men iemand bij Hem die bezeten was en niet kon spreken. Nadat de demon was uitgedreven, begon de stomme te spreken. De mensenmassa stond versteld en zei: ‘Zoiets is in Israël nog nooit vertoond!’ Maar de farizeeën zeiden: ‘Het is dankzij de vorst der demonen dat Hij demonen kan uitdrijven.’
Opmerking: gedemoniseerd is in vers 32 vertaalt met bezeten.

Matteüs 10:8. Genees zieken en wek doden op, reinig mensen die door een huidziekte onrein zijn, en drijf demonen uit. Om niet hebben jullie ontvangen, om niet moeten jullie geven! 

Matteüs 11:18. Want toen Johannes kwam, en niet at en dronk, zei men: “Hij is door een demon bezeten.”
Opmerking: er staat in het Grieks: hij heeft een demon.

Matteüs 12:24-28. Maar de farizeeën die dit hoorden, zeiden tegen elkaar: ‘Hij kan die demonen alleen maar uitdrijven dankzij Beëlzebul, de vorst der demonen.’ Jezus wist wat ze dachten en zei tegen hen: ‘Elk koninkrijk dat innerlijk verdeeld is gaat te gronde, en geen enkele stad of gemeenschap die innerlijk verdeeld is zal standhouden. Als Satan Satan uitdrijft, is hij innerlijk verdeeld. Hoe kan zijn koninkrijk dan standhouden? En als Ik inderdaad dankzij Beëlzebul demonen uitdrijf, door wie drijven uw eigen mensen ze dan uit? Zij zullen dan ook uw rechters zijn! Maar als Ik door de Geest van God demonen uitdrijf, dan is het koninkrijk van God bij u gekomen. 

Matteüs 17:18. Daarop sprak Jezus de demon streng toe. Deze ging uit de jongen weg, en vanaf dat moment was hij genezen.

Marcus 1:34. Hij genas vele zieken van allerlei kwalen. Ook dreef Hij veel demonen uit, maar Hij stond ze niet toe om iets te zeggen, want ze wisten wie Hij was.

Marcus 1:39. In heel Galilea verkondigde Hij het goede nieuws in de synagogen en dreef Hij demonen uit.

Dit gebeurt als de twaalf discipelen worden uitgezonden.
Marcus 3:15. Ook kregen ze de macht om demonen uit te drijven.

Marcus 3:22. Ook de schriftgeleerden die uit Jeruzalem gekomen waren, zeiden: ‘Hij is bezeten door Beëlzebul,’ en: ‘Dankzij de vorst der demonen kan Hij demonen uitdrijven.’

Marcus 6:12-13. Ze gingen op weg en riepen de mensen op om tot inkeer te komen, en ze dreven veel demonen uit en zalfden veel zieken met olie en genazen hen.

Marcus 7:24-30. Hij ging weg en vertrok naar de omgeving van Tyrus. Daar nam Hij zijn intrek in een huis, en hoewel Hij niet wilde dat iemand dat te weten zou komen, lukte het Hem niet onopgemerkt te blijven. 
Integendeel, er kwam al meteen een vrouw die over Hem gehoord had naar Hem toe, en zij viel voor zijn voeten neer. Ze had een dochter die door een onreine geest bezeten was. Deze vrouw was van Syro-Fenicische afkomst en geen Jodin; ze smeekte Hem om bij haar dochter de demon uit te drijven. Hij zei tegen haar: ‘Eerst moeten de kinderen genoeg te eten krijgen; het is niet goed om het brood voor de kinderen aan de honden te voeren.’ De vrouw antwoordde: ‘Heer, de honden onder de tafel eten toch de kruimels op die de kinderen laten vallen.’ Hij zei tegen haar: ‘Omdat u dit zegt … Ga naar huis, de demon heeft uw dochter al verlaten.’ En toen ze thuiskwam, lag haar kind op bed en bleek de demon verdwenen te zijn.

Marcus 9:38. Johannes zei tegen Hem: ‘Meester, we hebben iemand gezien die in uw naam demonen uitdreef en we hebben geprobeerd hem dat te beletten omdat hij zich niet bij ons wilde aansluiten.’

Marcus 16:9. Toen Hij vroeg op de eerste dag van de week uit de dood was opgestaan, verscheen Hij eerst aan Maria van Magdala, bij wie Hij zeven demonen had uitgedreven. 

Marcus 16:17-18. Het geloof zal gepaard gaan met de volgende tekenen: zij die geloven zullen in mijn naam demonen uitdrijven, ze zullen spreken in onbekende talen, met hun handen zullen ze slangen oppakken en als ze een dodelijk gif drinken zal dat hen niet deren, en ze zullen zieken weer gezond maken door hun de handen op te leggen.’

Johannes 7:20. ‘U bent bezeten!’ riepen de mensen. ‘Wie wil U dan doden?’

Johannes 8:48-49. De Joden riepen: ‘Zeggen we soms ten onrechte dat U een Samaritaan bent, en dat U bezeten bent? ‘Ik ben niet bezeten,’ zei Jezus. ‘Ik eer mijn Vader, maar u eert Mij niet.

Johannes 8:52. Toen zeiden de Joden: ‘Nu weten we zeker dat U bezeten bent! Abraham is gestorven, en de profeten ook, en U zegt: “Wie mijn woord bewaart zal de dood nooit ervaren”!

Johannes 10:19-21. En velen van hen zeiden: Hij is door een demon bezeten en is buiten zinnen, waarom luistert u naar Hem? Anderen zeiden: Dit zijn geen woorden van een bezetene; kan een demon soms ogen van blinden openen? [HSV]
Opmerking: de HSV vertaalt met demon, de NBV21 vertaalt met bezeten. Er staat in het Grieks tweemaal ‘hij heeft een demon’, de HSV vertaalt met hij is door een demon bezeten. Dat staat er niet.

Hier gaat het over de apostel Paulus in Athene.
Handelingen 17:16-18. Terwijl Paulus in Athene op hen wachtte, raakte hij hevig verontwaardigd bij het zien van de vele godenbeelden in de stad. In de synagoge sprak hij met de Joden en met de Grieken die God vereerden, en op het marktplein ging hij dagelijks in debat met de mensen die hij daar aantrof. Onder hen waren ook enkele epicurische en stoïsche filosofen, van wie sommigen zeiden: ‘Wat beweert die praatjesmaker toch?’ Anderen merkten op: ‘Hij schijnt een boodschapper van uitheemse goden te zijn,’ want hij verkondigde het goede nieuws over Jezus en de opstanding. Ze namen hem mee naar de Areopagus en zeiden: ‘Kunt u ons uitleggen wat die nieuwe leer is die door u wordt uitgedragen? Want wat u zegt, klinkt ons vreemd in de oren; we willen graag weten wat u bedoelt.’ Alle Atheners en de vreemdelingen die er wonen hebben immers voor niets anders tijd dan voor het uitwisselen van de nieuwste ideeën.

Opmerking 1: in vers 16 staat dat Paulus ‘geprovoceerd werd in zijn geest’ was bij het zien van de vele afgoderij, in het Grieks κατείδωλος kateidōlos.

Opmerking 2: de epicurische en stoïsche filosofen noemden Paulus een σπερμολόγος spermologos. De KJV vertaalt dat met ‘babbler’ in onze taal een ‘praatjesmaker’, letterlijk ‘een woorden zaaier’ maar toch gaf men hem een podium op de, in die tijd, zo beroemde Aeropagus. Overigens was dit wel een toepasselijk scheldwoord. Paulus kwam het zaad van het woord brengen. Ook wij kunnen een spermologos zijn.

Opmerking 3: anderen dachten dat Paulus een boodschapper van ‘vreemde goden’ zou zijn een Xenon daimonion. Demonen zag men in Griekenland als onderdeel van godenwereld. Alexander de Grote stond bekend om zijn gids “demon”. Zo’n gids zou men nu misschien een geleidegeest noemen. En de genius, de geestelijke gids van keizer Augustus werd zelfs apart vereerd, zie http://en.wikipedia.org/wiki/Daemon_(classical_mythology) 

1 Korintiërs 10:19-22. Wat wil ik met dit alles zeggen? Dat vlees dat aan afgoden geofferd is een bijzondere betekenis heeft? Of dat afgoden werkelijk iets voorstellen? Dat niet, maar wel dat offers aan afgoden offers aan demonen zijn en niet aan God, en ik wil niet dat u zich inlaat met demonen. U kunt niet drinken uit de beker van de Heer en ook uit die van demonen, u kunt niet deelnemen aan de maaltijd van de Heer en ook aan die van demonen. Of willen we de Heer tergen? Zijn we soms sterker dan Hij?

Opmerking 1: in vers 20 schrijft Paulus dat de volkeren offeren aan demonen. Geen enkele Griekse lezer, gelovig of ongelovig, zou bezwaar hebben gemaakt tegen Paulus’ bewering. De mensen daar offeren aan demonen d.w.z. aan hun goden.

Opmerking 2: Paulus refereert met zijn uitspraak in vers 20 trouwens aan verschillende uitspraken in de Griekse vertaling, de Septuaginta, van het ‘Oude Testament’. Bijvoorbeeld in Deuteronomium 32:17: “Zij offerden aan demonen, die geen goden zijn, aan goden die zij niet hebben gekend…”. En in Psalm 96:5 “want alle goden der volken zijn demonen”.

1 Timoteüs 4:1. Maar de Geest zegt nadrukkelijk dat in de eindtijd sommigen het geloof zullen verlaten, doordat ze luisteren naar dwaalgeesten en naar wat demonen hun leren. 

Jakobus 2:19. U gelooft dat God de enige is? Daar doet u goed aan. Maar de demonen geloven dat ook, en ze sidderen.

Openbaring 9:20. En de overige mensen, die niet door deze plagen werden gedood, bekeerden zich niet van de werken van hun handen; zij bleven de demonen aanbidden en de gouden, zilveren, koperen, stenen en houten afgoden, die niet kunnen zien, horen of lopen. [HSV]
Opmerking: de NBV21 vertaalt hier ook met ‘goden’.

Ad 2 daimon
Hieronder alle vijf teksten waar het woord daimon in voorkomt.

Matteüs 8:31. De demonen smeekten Hem: ‘Als Je ons uitdrijft, stuur ons dan naar die kudde varkens.’
Marcus 5:21. En alle demonen smeekten Hem: Stuur ons naar die varkens, opdat wij daarin mogen gaan. [HSV]
Opmerking: de NBV21 heeft ‘onreine geesten’

Lukas 8:29. Jezus had namelijk de onreine geest bevolen uit de man weg te gaan. Want die had hem al heel lang in zijn macht, en gewoonlijk werd de man voor de veiligheid aan handen en voeten geboeid, maar telkens trok hij de boeien kapot en werd hij door de demon naar eenzame plaatsen gedreven.

Openbaring 16:14. Dit zijn namelijk de geesten van de demonen, die tekenen doen en die uitgaan naar de koningen van de aarde en van de hele wereld, om hen te verzamelen voor de oorlog van de grote dag van de almachtige God. [HSV]

Openbaring 18:2. Met een krachtige stem riep hij: ‘Gevallen, gevallen is Babylon, die grote stad! Ze is een woonplaats voor demonen geworden, ze biedt onderdak aan elke onreine geest, elke onreine vogel en elk onrein, afschuwelijk dier.

Wat kunnen we van deze teksten leren?
Je kunt demonen uitdrijven oftewel zorgen dat goden uit iemands leven verdwijnen zonder dat je onderdeel bent van het Koninkrijk van God. Matteüs 7:21-22

Jezus geeft opdracht aan zijn discipelen om de goden uit het leven van de mensen weg te sturen, te laten verdwijnen. Matteüs 10:8.

Je kunt een god in je hebben wonen. Je kunt dan iets wat anderen niet kunnen. Daar dacht men aan bij Johannes de Doper. Matteüs 11:18. En bij Jezus. Matteüs 12:24-28. Marcus 3:22. Alle citaten uit Johannes. Blijkbaar was dat het vraagpunt van de mensen. Waarom was hij zo bijzonder: woonde er een god in Jezus? Er waren mensen, die zeiden een god kan niet iemand genezen. Johannes 10:19-21.

Het gevolg van goden of een god in je kan ook zijn dat je niet kunt spreken. Matteüs 9:32-34. Dat je jezelf steeds kwaad wil doen. Matteüs 17:18.

Je kunt goden wegsturen uit iemand zonder dat die goden iets spreken. Marcus 1:34. 

Niet alleen Jezus stuurde de goden weg. Marcus 1:34. Marcus 7:24-30. Ook de discipelen kregen dat tot opdracht. Marcus 3:15. Marcus 6:12-13.

Hou er rekening mee dat mensen die bij een andere groep horen ook in Jezus naam goden kunnen wegsturen. Marcus 9:38. 

Er kan meer dan één god zijn die moet worden weggestuurd. Bij Maria Magdalena waren dat er zeven. Marcus 16:9

Door te offeren aan goden laat je je ook in met die goden. Je kunt je niet inlaten met goden en ook deelnemen aan Jezus. 1 Korintiërs 10:19-22.

Je moet niet luisteren naar goden. 1 Timoteüs 4:1. 

Alleen geloven dat God de enige is, stelt niet veel voor dat doen de goden ook. Je moet gehoorzaam zijn aan God. Jakobus 2:19.

De goden aanbidden is heel hardnekkig om te blijven doen. Openbaring 9:20.

Goden kunnen ook in varkens wonen. Matteüs 8:31. Marcus 5:21.

Mensen met een god in zich kunnen heel sterk zijn. Lukas 8:29. En tekenen doen. Openbaring 16:14.

Babylon wordt een woonplaats van goden. Openbaring 18:2

Gedemoniseerd

Hier de gegevens van het werkwoord demoniseren en van het bijvoeglijk naamwoord demonisch.

Grieks woordSoort woordStrongOpmerkingen:
1δαιμονίζομαι daimonizomaiWerkwoordG1139
SB1010
Demoniseren
Komt 13 keer voor in 13 verzen.
KJV: possessed with devils (4x), possessed with the devil (3x), of the devils (2x), vexed with a devil (1x), possessed with a devil (1x), have a devil (1x).
2δαιμονιώδης daimoniōdēsBijvoeglijk naamwoordG1141Demonisch
Komt eenmaal voor in Jakobus 3:15.

Volgens het woordenboek Van Dalen is de·mo·ni·se·ren (demoniseerde, heeft gedemoniseerd) het door voortdurende beschuldigingen een uiterst negatief beeld van iemand creëren.

De Bijbel belicht een andere kant namelijk dat de demonen oftewel goden in een mens kunnen wonen. Zo iemand is dan gedemoniseerd.

De diverse vertalingen vertalingen van de Bijbel vertalen verschillend. De NBV vertaalt vooral met het woord ‘bezeten’ en voegt eenmaal het woord demonen toe. De NBG is consequent in de toepassing van het woord ‘bezeten’ en voegt helemaal niets toe. Hierbij komt de vraag naar boven: in bezit genomen maar door wat dan?

De Statenvertaling voegt daarom in zeven van de dertien keer het woord duivel toe. De KJV voegt altijd het woord duivel toe, zie de tabel hierboven. De HSV voegt zeven keer het woord demon toe aan bezeten.

Soms voegen de vertalingen een meervoud toe. De Statenvertaling kiest voor duivelen in het heftige verhaal van Lukas 8:27. De HSV kiest twee keer voor een meervoud namelijk in Lukas 8:27 én in Marcus 1:32. Waarom in Marcus met meervoud is mij niet duidelijk. De NBV voegt ook eenmaal het woord demonen toe. Inderdaad ook bij dat heftige verhaal van Lukas 8:27.

Het werkwoord demoniseren komt alleen in de evangeliën voor. En demonisch in het boek van Jakobus. Hieronder alle teksten waar deze woorden in voorkomen.

Matteüs 4:24. Het nieuws over Hem verspreidde zich in heel Syrië. Allen die ergens aan leden en gekweld werden door een ziekte of door pijn, en ook bezetenen en maanzieken en verlamden, werden bij Hem gebracht en Hij genas hen. 

Matteüs 8:16. Bij het vallen van de avond brachten ze vele bezetenen bij Hem. Met een enkel woord dreef Hij de geesten uit, en allen die ziek waren genas Hij.

Matteüs 8:28. Toen Hij aan de overkant in het gebied van de Gadarenen kwam, liepen Hem vanuit de grafspelonken twee bezetenen tegemoet. Ze waren zo gevaarlijk dat niemand daarlangs kon gaan.

Matteüs 8:33. De varkenshoeders sloegen op de vlucht, en toen ze in de stad kwamen vertelden ze alles, ook wat er met de bezetenen gebeurd was.

Matteüs 9:32. Terwijl ze het huis weer verlieten, bracht men iemand bij Hem die bezeten was en niet kon spreken.

Matteüs 12:22. Toen bracht men iemand bij Hem die bezeten was; hij was blind en kon niet spreken. Jezus genas hem, zodat hij kon spreken en zien.

Matteüs 15:22. En zie, een Kananese vrouw, die uit dat gebied kwam, riep naar Hem: Heere, Zoon van David, ontferm U over mij! Mijn dochter is ernstig door een demon bezeten. [HSV]

Markus 1:32. Toen het nu avond geworden was en de zon onderging, brachten ze bij Hem allen die er slecht aan toe waren, en hen die door demonen bezeten waren. [HSV]

Markus 5:15-18. Ze kwamen bij Jezus en zagen de bezetene daar zitten, gekleed en bij zijn volle verstand, dezelfde man die altijd bezeten was geweest door het legioen, en ze werden door schrik bevangen. Degenen die alles gezien hadden, legden uit wat er met de bezetene en met de varkens was gebeurd. Daarop drongen de mensen er bij Jezus op aan om hun gebied te verlaten. Toen Hij in de boot stapte, smeekte de man die bezeten was geweest om bij Hem te mogen blijven

Lukas 8:36. Degenen die alles gezien hadden, vertelden hun hoe de bezetene was gered.
Opmerking: hier is het woord sozo gebruikt dat is vertaald met gered.

Johannes 10:20-21. Veel mensen zeiden: ‘Hij is bezeten, Hij is gek. Waarom luisteren jullie nog naar Hem?’ Maar anderen zeiden: ‘Dit zijn niet de woorden van iemand die bezeten is. Een demon kan de ogen van blinden toch niet openen?’

Hier de tekst met het bijvoeglijk naamwoord.
Jakobus 3:13-15. Wie van u kan wijs en verstandig genoemd worden? Laat hij het daadwerkelijk bewijzen door een onberispelijk leven en door wijze zachtmoedigheid. Maar als u zich laat beheersen door bittere jaloezie of egoïsme, kunt u beter niet zo hoog van de toren blazen; u zou de waarheid geweld aandoen. Dat soort wijsheid komt niet van boven; ze is aards, ongeestelijk, demonisch. Waar jaloezie en egoïsme heersen, vieren wanorde en allerlei kwaad hoogtij.

Opmerking: de wijsheid die van boven komt dat is goede wijsheid. Over de andere wijsheid worden drie dingen geschreven. Die wijsheid kan aards zijn, epigeios Strong G1919 wat bij deze aarde hoort, niet een negatief woord. Ze kan ongeestelijk zijn, psychikē Strong G5591, dat betekent van de menselijke ziel. Ook niet echt een negatief woord. De vertaling met ongeestelijk geeft geen juist indruk. Die wijsheid kan demonisch zijn dat wil zeggen afkomstig van de godenwereld.

Wat kunnen we van deze teksten leren?
Mensen waar de goden in wonen hebben hulp nodig. Matteüs 4:24. Markus 1:32. Je hebt iemand nodig die je redt. Lukas 8:36.

Het verschil tussen demonen en geesten is niet groot. Ze kwamen met goden bij Jezus en Hij dreef de geesten uit. Matteüs 8:16.

Er kunnen wel een legioen goden in je wonen. Markus 5:15-18.

Mensen waarin goden wonen kunnen agressief en gevaarlijk zijn. Matteüs 8:28 en 33. En hun verstand kwijt zijn. Markus 5:15-18.

Als je gedemoniseerd bent kan dat tot gevolg hebben dat je niet kunt spreken. Matteüs 9:32 en zelfs blind kan zijn. Matteüs 12:22. Het kan een kwelling zijn. Matteüs 15:22.

Jezus stuurde die goden weg en zo werden ze weer vrij.

Afgoden

Dit zijn de gegevens van ….

Grieks woordSoort woordStrongOpmerkingen:
1εἴδωλον
eidōlon
Zelfstandig
naamwoord
onzijdig
G1497
SB
Afgod
Komt 11 keer voor in 11 verzen
KJV: idol (11x).
2εἰδωλόθυτος eidōlothytosBijvoeglijk naamwoordG1494
Komt 10 keer voor in 10 verzen
KJV: : things offered unto idols (4x), things offered in sacrifice to idols (3x), things sacrificed unto idols (2x), meats offered to idols (1x).

Ad 1:

Handelingen 7:41
Handelingen 15:20
Romeinen 2:22
1 Korintiërs 8:4, 7

1 Korintiërs 8. 4b-6. … wij weten dat er in de hele wereld niet één afgod echt bestaat en dat er maar één God is. Ook al zijn er zogenaamde goden in de hemel of op aarde – en zo zijn er immers heel wat goden en heren –, wij weten: er is één God, de Vader, uit wie alles is ontstaan en voor wie wij zijn bestemd, en één Heer, Jezus Christus, door wie alles bestaat en door wie wij leven.

Opmerking 1: Paulus had dus goede redenen om als bekend te veronderstellen dat “er geen afgod in de wereld bestaat” en dat een afgod niets is. In het Oude Testament kwam ook het woord nietsen voor. <<is dat het woord elilim>>

1 Korintiërs 10:19-20. Wat wil ik met dit alles zeggen? Dat offervlees een bijzondere betekenis heeft? Of dat afgoden echt bestaan? Dat niet, maar wel dat heidenen aan demonen offeren en niet aan God, en ik wil niet dat u één wordt met demonen.

Opmerking: deze beide teksten in 1 Korintiërs hebben betrekken op vlees eten. Het eten van vlees had voor de mensen een speciale plaats in hun leven en dat was ook verbonden met de geestelijke wereld. Er was in die tijd alleen maar vlees te krijgen dat eerst was aangeboden aan demonen/goden. Die gewoonte moesten christenen doorbreken.

1 Korintiërs 12:2
2 Korintiërs 6:16
1Th 1:9
1Jo 5:21
Rev 9:20

Ad 2:

Act 15:29
Act 21:25
1Co 8:1, 4, 7, 10
1Co 10:19, 28
Rev 2:14, 20

Pneuma

Dit zijn de gegevens van het Griekse woord pneuma en van twee bijvoeglijk naamwoorden die in combinatie met pneuma worden gebruikt.

WoordSoort woordStrongOpmerkingen:
1πνεῦμα pneumaZelfstandig
naamwoord
onzijdig
G4151Geest of geest
Komt 385 keer voor in 350 verzen.
KJV: Spirit (111x), Holy Ghost (89x), Spirit (of God) (13x), Spirit (of the Lord) (5x), (My) Spirit (3x), Spirit (of truth) (3x), Spirit (of Christ) (2x), human (spirit) (49x), (evil) spirit (47x), spirit (general) (26x), spirit (8x), (Jesus’ own) spirit (6x), (Jesus’ own) ghost (2x), miscellaneous (21x).
2ἀκάθαρτος akathartosBijvoeglijk naamwoordG169Onrein
Komt 30 keer voor in 29 verzen.
KJV: unclean (28x), foul (2x).
3πονηρός ponērosBijvoeglijk naamwoordG4190 Kwaad
Komt 77 keer voor in 72 verzen
KJV: evil (51x), wicked (10x), wicked one (6x), evil things (2x), miscellaneous (7x).

Het Griekse woord voor geest is ‘pneuma’. In onze vertalingen is het woord geest met een hoofdletter aangegeven als het om de geest van God gaat, anders staat het met een kleine letter. In de Griekse tekst kun je niet aan het woord pneuma zien of het om de geest van God gaat of om de geest van mensen of om andere geesten.

Meestal kun je wel aan het bijvoeglijk naamwoord zien dat er voor staat om welke geest het gaat.

Een onreine geest en een kwade geest zal niet van God zijn en wordt ook door Jezus uitgeworpen. Soms kun je uit de context afleiden om welke geest het gaat.

Geest van een mens
Hieronder enkele voorbeelden waarbij het over de geest van een mens lijkt te gaan.

Mattheüs 5:3 ‘Zalig de armen van geest’,
Mattheüs 26:41 en Marcus 14:38 ‘de geest is wel gewillig maar het vlees is zwak’.
Mattheüs 27:50. Jezus gaf de geest.
Marcus 2:8. En Jezus zag terstond in zijn geest.
Marcus 8:12. Jezus diep zuchtende in zijn geest, zeide: Waartoe …?

Een geest niet van God en ook niet van een mens
Mattheüs 8:16. ‘hij (Jezus) dreef de geesten uit met een woord’.
Opmerking: dit zal wel over verkeerde geesten gaan. Overigens Jezus wordt zelf door de geest gedreven in de woestijn, zie Marcus 1:12.

Onreine geest
Er wordt in 23 verzen gesproken over onreine geesten. Allemaal in het Nieuwe Testament, hoewel het een typisch begrip is uit het Oude Testament namelijk ’tamé’ (onrein) in tegenstelling tot tahor wat wij ook wel kosher noemen.   

Matteüs 10:1. Daarop riep hij zijn twaalf leerlingen bij zich en gaf hun de macht om onreine geesten uit te drijven en iedere ziekte en elke kwaal te genezen.

Matteüs 12:43-44. Wanneer een onreine geest iemand verlaat, trekt hij door dorre oorden op zoek naar een rustplaats. Maar als hij die niet vindt, zegt hij: “Ik zal terugkeren naar mijn huis, dat ik verlaten heb.”

Marcus 1:23-27. Er was in de synagoge ook een man die bezeten was door een onreine geest, en hij schreeuwde: ‘Wat hebben wij met jou te maken, Jezus van Nazaret? Ben je gekomen om ons te vernietigen? Ik weet wel wie je bent, de heilige van God.’ Jezus sprak hem streng toe en zei: ‘Zwijg en ga uit hem weg!’ De onreine geest deed de man stuiptrekken en verliet hem met een luide schreeuw. Iedereen was zo verbijsterd dat ze tegen elkaar zeiden: ‘Wat is dit allemaal? Een nieuwe leer met groot gezag! Zelfs als hij onreine geesten een bevel geeft, wordt hij gehoorzaamd.’
Opmerking: het woord ‘bezeten’ heeft de NBV21 toegevoegd, het staat niet in het Grieks. Er staat ‘een man met een onreine geest’.

Marcus 3:11-12. Telkens als de onreine geesten hem zagen, vielen ze voor hem neer en schreeuwden: ‘Jij bent de Zoon van God!’ Hij sprak hen bestraffend toe, en verbood hun bekend te maken wie hij was.

Marcus 5:1-3. Ze kwamen aan de overkant van het meer, in het gebied van de Gerasenen. Toen hij uit de boot gestapt was, kwam hem meteen vanuit de grafspelonken een man tegemoet die door een onreine geest bezeten was en in de spelonken woonde.
Opmerking: ook hier staat een man met een onreine geest, het woord bezeten staat er niet.

Marcus 5:8 Want hij had tegen hem gezegd: ‘Onreine geest, ga weg uit die man.’
Marcus 5:12-13. De onreine geesten smeekten hem: ‘Stuur ons naar die varkens, dan kunnen we bij ze intrekken.’ Hij stond hun dat toe. Toen de onreine geesten de man verlaten hadden, trokken ze in de varkens, en de kudde van wel tweeduizend stuks stormde de steile helling af, het meer in, en verdronk in het water.

Marcus 6:7. Hij riep de twaalf bij zich en zond hen twee aan twee uit, en gaf hun macht over de onreine geesten.

Marcus 7:25. … er kwam al meteen een vrouw die over hem gehoord had naar hem toe, en zij viel voor zijn voeten neer. Ze had een dochter die door een onreine geest bezeten was.
Opmerking: ze kwam uit het gebied van Tyrus. Ook hier ‘heeft een onreine geest’.

Dot gebeurde na de verheerlijking op de berg.
Marcus 9:25. Toen Jezus zag dat er een grote groep mensen toestroomde, sprak hij de onreine geest op strenge toon toe en zei: ‘Geest die doof en stom maakt, ik gebied je: ga uit hem weg en keer niet meer in hem terug.’

Handelingen 5:16. Ook vanuit de steden rondom Jeruzalem stroomden de mensen toe; ze brachten zieken mee en mensen die door onreine geesten gekweld werden, en allen werden genezen.

Dit gebeurde in de stad Samaria.
Handelingen 8:7-8. … veel mensen werden bevrijd van onreine geesten, die hen onder luid geschreeuw verlieten, en tal van verlamden en kreupelen werden genezen. Daarover ontstond grote vreugde in de stad.

Openbaring 16:13. Toen zag ik dat uit de bek van de draak, uit de bek van het beest en uit de mond van de valse profeet drie onreine geesten tevoorschijn kwamen in de vorm van kikkers.

Openbaring 18:1-2. Hierna zag ik een andere engel uit de hemel neerdalen. Hij had groot gezag en zijn luister verlichtte de aarde. Met een krachtige stem riep hij: ‘Gevallen, gevallen is Babylon, die grote stad! Ze is een woonplaats voor demonen geworden, ze biedt onderdak aan elke onreine geest, elke onreine vogel en elk onrein, afschuwelijk dier.

Een kwade geest
In het Nieuwe Testament gaat het zes keer over kwade geesten. Het is de combinatie van de Strong nummers G4190 (kwade, slechte) en G4151 (pneuma). Alle vier vertalingen gebruiken hier ‘boze’ geesten. Waarom boze? Engelse vertalingen zoals CJB, NIV en LB gebruiken ‘evil’ spirits. Dat lijkt me meer correct. De Bijbel in gewone taal gebruikt trouwens ook het woord “kwade geesten”.

Lukas 7:21. Bij de vraag van Johannes de Doper aan Jezus of hij het was of een ander. Jezus was toen juist aan het werk. “Hij genas toen juist veel mensen van ziekten en allerlei aandoeningen en van boze geesten en hij gaf tal van blinden het gezichtsvermogen terug.

Lukas 8:2 gaat over Maria Magdalena die kwade geesten had.

In Handelingen 19 wordt viermaal gesproken over kwade geesten.

Handelingen 19:11-12. Door Gods toedoen verrichtte Paulus buitengewoon grote wonderen: zelfs de doeken en de werkkleren die hij gedragen had werden naar de zieken gebracht, zodat ze genazen en de kwade geesten hen verlieten.

Handelingen 19:13-20. Ook enkele rondtrekkende Joodse geestenbezweerders probeerden kwade geesten uit te drijven door het uitspreken van de naam van de Heer Jezus. Ze zeiden: ‘Ik bezweer je bij Jezus, die door Paulus wordt verkondigd!’ Het waren de zeven zonen van Skevas, een Joodse hogepriester, die dit deden. Maar de kwade geest gaf hun ten antwoord: ‘Jezus ken ik, en Paulus ook, maar wie zijn jullie?’ De man die door de kwade geest bezeten was, sprong op hen af en ging hen met zo veel geweld te lijf dat ze naakt en gewond uit het huis wegvluchtten. Alle Joodse en Griekse inwoners van Efeze hoorden van dit voorval, dat hen met diep ontzag vervulde; allen prezen en eerden de naam van de Heer Jezus. Veel nieuwe gelovigen kwamen in het openbaar hun praktijken opbiechten. Onder hen waren ook velen die magie hadden bedreven, maar die nu hun boekrollen verzamelden en publiekelijk verbrandden. Toen de waarde ervan werd berekend, kwam men uit op een bedrag van vijftigduizend zilverstukken. Zo zegevierde het woord van de Heer en vond het steeds meer gehoor.

Eenmaal wordt met andere Griekse woorden over een kwade geest gesproken, namelijk met Strong nummers G4189 (kwade) en G4152 (pneuma).
Efeziërs 6:12. Onze strijd is niet gericht tegen mensen maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen. 

Als je de NBG vertaling gewend bent om te lezen, dan is het woord boze geest bekend. Het woord boze geest is typisch iets voor de NBG vertaling. 36 keer met boze geest, 9x geest of geesten, 2 x duivelen (in Openbaringen) en 5x met bezeten (er staat dan dat je een demon hebt). De SV heeft het over duivel of duivelen. De HSV en de NBV kiezen voor het woord demon.

Een stomme Geest
Een stomme geest komt alleen in Marcus 9:17 en 25 voor en wel in combinatie met een onreine geest. Zie hierboven.

Geest van zwakheid/ziekte/krankheid
Lucas 13:11-12. En zie, er was een vrouw, die reeds achttien jaren een geest van zwakheid (pneuma astheneais) had en verkromd was en zich in het geheel niet kon oprichten. Toen Jezus haar zag, sprak Hij haar toe en zeide tot haar: Vrouw, gij zijt verlost van uw zwakheid. [NBG vertaling].

De NBV en HSV vertalen met ‘een geest die haar ziek maakt’. De SV ‘geest van krankheid’. Astheneais is SB nr. 699 en betekent lichamelijke zwakheid, lichamelijke ziekte, ziekelijkheid.

Andere geesten
Er is ook nog een algemeen begrip ‘hetera pneumata’ dat je met ‘andere geesten’ kunt vertalen.

Matteüs 12:43-45. Wanneer een ​onreine geest​ iemand verlaat, trekt hij door dorre oorden op zoek naar een rustplaats. Maar als hij die niet vindt, zegt hij: “Ik zal terugkeren naar mijn huis, dat ik verlaten heb.” En wanneer hij terugkeert, merkt hij dat het leegstaat, schoongemaakt is en op orde gebracht. Dan gaat hij weg en haalt er zeven andere demonen bij, die slechter zijn dan hijzelf, en zij allen nemen daar blijvend hun intrek. En zo is de mens bij wie de ​demon​ intrekt er ten slotte veel slechter aan toe dan voorheen. Zo zal het ook gaan met deze verdorven generatie.’

Opmerking: de NBV vertaalt met andere demonen, maar in de tekst staat ‘andere geesten’. Het woord, even verder, ‘demon’ is in de vertaling toegevoegd, het staat niet in de grondtekst. De HSV vertaalt gewoon met ‘andere geesten’.

Wat kunnen we van deze teksten leren?

Satyrs?

In het Nieuwe Testament komt een enkele keer een tekst over het geit of een bok voor. Hieronder staan ze.

Matteüs 25:31-33. Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in gezelschap van alle engelen, zal hij plaatsnemen op zijn glorierijke troon. Dan zullen alle volken voor hem worden samengebracht en zal hij de mensen van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt; de schapen zal hij rechts van zich plaatsen, de bokken links.

Opmerking: in vers 32 gaat het om een jonge geit, een eriphos Strong G2056 en in vers 33 een nog jongere geit een eriphion, Strong 2055. Waarom hanteert Jezus in het vervolg van het verhaal een ander woord? <<mij niet bekend>>

In het boek van de Hebreeën gaat het over de dienst in de tempel en wordt vier keer het Grieks woord voor een mannelijke volwassen geit genoemd. Dat is het woord τράγος (tragos) Strong G5131.

De Orthodox Jewish Bible, die het Grieks in het Engels en Hebreeuws vertaalt houdt het met de vertaling van het Griekse woord voor bok op ‘Izzim’. Dat is het gewone woord voor geit.

Wat kunnen we van deze teksten leren?
In het Nieuwe Testament gaat het om de juiste toepassing van de geit in de eredienst. Wat in vroegere tijd fout ging wordt niet meer genoemd.

Beelden

Romeinen 1:22-23. Terwijl ze beweren wijs te zijn, zijn ze dwaas en hebben ze de majesteit van de onvergankelijke God ingewisseld voor beelden van vergankelijke mensen, vogels, lopende en kruipende dieren.

Andere bronnen

Een mooi voorbeeld van een andere bron zijn de verhalen over de Griekse goden, de Griekse mythologie. Ze geven een goed beeld en stemmen overeen met wat de Bijbel schrijft over goden.

In boeken over inheemse volken vanuit het vak Volkenkunde of Antropologie staat dikwijls ook het nodige over de goden van die volken. Ook dit zijn verhalen die aansluiten bij wat de Bijbel schrijft over de goden.

Overwegingen

De wereld van de geestelijke wezens is voor de mensen verborgen. Hoewel de Bijbel ze dikwijls noemt is het toch maar raden hoe die wereld in elkaar zit. Hieronder overwegingen.

Overweging 1: de verdeelde geestelijke wereld lijkt toch bij elkaar te horen.

Hoewel we in de Bijbel kunnen lezen dat die verschillende goden veel kwaad kunnen uitwerken is de overeenkomst van woorden in het Oude Testament opvallend. Het Oude Testament gebruikt het woord elohim zowel voor God als voor de goden. Evenzo het woord ruach voor de Geest van God als voor geesten, die allerlei narigheid brengen.

De geestelijke wereld, hoe verschillend ook, lijkt bij elkaar te horen. De goden zijn een eigen weg gegaan maar ze horen nog steeds bij die ene geestelijke wereld.

Jezus vertelt de gelijkenis van het goede en kwade zaad dat pas aan het eind van de tijd deels geoogst en deels in brand gestoken wordt. Dat lijkt niet alleen over de mensen te gaan maar ook over de geestelijke wereld.

Waarom gebruikt de Bijbel zowel de woorden elohim als ruach? Omdat het twee kanten zijn. De persoonlijkheden zelf, elohim, als wat er van hen uitgaat, de ruach.

Die elohim die ongehoorzaam waren geworden gingen een eigen weg. Ze kregen namen. En werden met die namen geëerd.

Overweging 2: de geestelijke wereld kan kwaad uitwerken.

Wij kennen die andere goden dan God, die het Oude Testament noemt, we weten van de Griekse goden, we weten van goden van verre landen zoals de Azteekse goden en in onze tijd nog van hindoe goden. En ook Boeddha wordt wel als een god vereert.

Maar al deze goden hebben geen goede invloed op de mens en helpen de mensen niet om het goede te doen. De slang had al een verkeerde uitwerking op de mens. Het dienen van die goden bracht mensen er zelfs toe om kinderen te offeren.

In de Bijbel is daarom één van de belangrijkste geboden om je niet in te laten met andere goden. Je kunt niet én bij God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest horen én je inlaten met andere goden.

Overweging 3: niet alleen de geestelijke persoonlijkheden kunnen door ongehoorzaamheid in verval raken maar ook de geestelijke middelen kunnen in verval raken.

Het is opvallend hoe de dienst aan de God van Israël snel en gemakkelijk kan vervallen tot een dienst aan de demonen. De tekst in 2 Kronieken 11:15 een paragraaf over de satyr geeft daar een voorbeeld van. De geit, die geofferd werd voor de dienst aan God werd door koning Jerobeam gebruikt voor eerbetoon van zijn eigen godheid.

De koperen slang werd ook een symbool van afgoderij.

Het volk Israël in de tijd van het Oude Testament diende dikwijls God en allerlei andere goden.

Overweging 4: een god in je, is dat altijd vervelend?
Je kunt van goden die in je wonen geweldig last hebben. Het kan ook zo zijn dat je daardoor uitzonderlijke kwaliteiten hebt. Zo dacht men van Johannes de Doper en ook van Jezus dat een god in hen woonde.

En zo kunnen mensen in onze tijd uitzonderlijke dingen doen door de kracht van één of andere godheid.

Overweging 5: er kunnen in de loop van de tijd zich nieuwe goden manifesteren.
In de loop van de tijd kunnen nieuwe goden zich manifesteren. Het oude boek Deuteronomium noemt dat fenomeen al.

Deuteronomium 32:17. Zij hebben geofferd aan de demonen, niet aan God; aan goden die zij niet kenden, aan nieuwe goden, die kortgeleden gekomen zijn, voor wie uw vaderen niet gehuiverd hebben. [HSV]

Vanaf de zesde eeuw na Christus is er door Mohammed een nieuwe god bekend geworden: Allah. Hij heeft vanwege de grote groep volgelingen en hun verstrekkende gehoorzaamheid een enorme status gekregen. Wel de grootste status onder alle goden.

Demonen in het Oude Testament
In theologische boeken en artikelen tref je de opmerking aan dat het toch wel vreemd is dat demonen pas in de tijd van Jezus zijn verschenen. Het lijkt er op dat de betrouwbaarheid van de Bijbel daarmee ter discussie staat.

In de Statenvertaling en de NBG vertaling van 1951 kom je het woord demonen in het Oude Testament inderdaad niet tegen. Maar in de originele Hebreeuwse tekst van de bijbel staan diverse woorden die je met demonen zou kunnen vertalen. Het punt is vooral ontstaan door de keuzen die vertalers hebben gemaakt. In zowel de Septuagint als in moderne Nederlandse vertalingen wordt het woord demonen wel gebruikt. De opmerking dat demonen pas verschijnen in de tijd van Jezus klopt niet. Hieronder nu eerst de onderbouwing.

De Septuagint
In de Griekse vertaling van het Oude Testament, die in de 3de of 4de eeuw voor Christus is gemaakt en die de Septuaginta wordt genoemd, heb ik het Griekse woord voor demonen zeven keer ontdekt namelijk:

1. In Deuteronomium 32:17 komt δαιμονίοις (daimoniois) voor wat betekent ‘aan demonen’. De tekst luidt in de NBV vertaling: “Ze brachten offers aan demonen, aan goden die geen goden zijn, goden die zij eerst niet kenden, nieuwkomers, nog maar net in zwang, die voor hun voorouders niet eens bestonden”. Het is hier de vertaling van het Hebreeuwse woord  שֵׁד (shed) dat ook nog een keer in Psalm 106:37 voorkomt, namelijk bij punt 4.

2. In Psalm 91:6 het woord δαιμόνια (daimonia). De tekst luidt: “In het donker hoef je niet bang te zijn voor de dood, en als het licht is, overkomt je geen kwaad. Het is hier de vertaling van het Hebreeuwse woord שׁוּד (shuwd) dat alleen maar in deze tekst voorkomt.

3. In Psalm 96:5 het woord δαιμόνια (daimonia). De tekst luidt: “De goden van de volken zijn minder dan niets, maar de HEER: hij heeft de hemel gemaakt. Het is een vertaling van het Hebreeuwse woord אֱלִיל ‘eliyl, dat totaal twintig keer voorkomt in de Bijbel. Zie in de tabel hieronder.
4. In Psalm 106:37 het woord δαιμονίοις (daimoniois). De tekst luidt: “Zij brachten hun zonen en dochters ten offer aan de demonen”. Hetzelfde woord als bij punt 1.

5. In Jesaja 13:21 het woord δαιμόνια (daimonia). De tekst luidt: “Dieren uit de woestijn legeren zich daar, uilen nemen de huizen in bezit, struisvogels gaan er wonen en bokken dansen er rond”. Deze tekst is een onderdeel van  een profetie over Babel. Het is de vertaling van het Hebreeuwse woord שָׂעִיר sa`iyr. Dit woord komt totaal 59 keer voor in de het Oude Testament, dikwijls in de betekenis van geit of jonge geit maar ook in de betekenis van geestelijk wezen, denk aan het Engelse woord satyr en het Nederlandse woord sater. 

6. In Jesaja 34:14 het woord δαιμόνια (daimonia). In deze tekst staat ook het woord satyrs[1]. De tekst van de hele paragraaf luidt: “13-17 In Edom zal zo veel onkruid groeien dat je de paleizen niet meer ziet. Het land zal een plaats worden waar de dieren van de woestijn bij elkaar komen. Er leven dan wilde honden en struisvogels. En ook geesten en duivels, en slangen. Die slangen leggen hun eieren in hun nesten, en broeden die uit in de schaduw. Ook roofvogels zullen daar bij elkaar komen. Zoek het maar op in het boek van de Heer. Niet één van die dieren ontbreekt. Ze zijn allemaal in Edom te vinden. Want de Heer heeft ze daar zelf bij elkaar gebracht. Hij heeft Edom aan de dieren gegeven, en die zullen daar voor altijd wonen”. Hier wordt een beschrijving gegeven van een ellendige plaats waar ook demonen zijn te vinden.

7. In Jesaja 65:3 het woord δαιμονίοις (daimoniois). De tekst van de paragraaf luidt:  “2-4 Maar mijn volk blijft zich tegen mij verzetten. Ze doen wat ze zelf willen, ze kiezen de verkeerde weg. Ze maken mij steeds weer kwaad. Want ze brengen offers in tuinen waar afgoden vereerd worden, en ze branden wierook op altaren van afgoden. ’s Nachts gaan ze naar de begraafplaats om contact te krijgen met de doden. Ze eten varkensvlees en ander onrein voedsel”. Hier nog weer een andere context geschetst namelijk die met andere geestelijke bezigheden.

Het woord demon en demonen in Nederlandse vertalingen
Ook in diverse Nederlandse vertalingen van het Oude Testament kom je de woorden demon of demonen tegen:
De Willibrord vertaling gebruikt het woord demonen in Deuteronomium 32:17 en het woord demon in 1 Samuel daar waar het gaat om de boze geest waar koning Saul last van heeft, in 1 Samuel 16:15 en 16 en 23 en 18:10.
De HSV gebruikt vier keer het woord demonen namelijk in Leviticus 17:7, Deuteronomium 32:17, 2 Kronieken 11:15 en Psalm 106:37.
De NBV gebruikt drie keer het woord demonen namelijk in Deuteronomium 32:17, Psalmen 106:37 en Jeremia 50:38.
De Groot Nieuws Bijbel gebruikt vier keer het woord demonen namelijk in Leviticus 17:7, Rechters 5:8, 2 Kronieken 11:15 en Jesaja 34:14.

Van de hier genoemde teksten zijn er diversen in het rijtje vanuit de Septuagint aan de orde geweest. Hieronder de vier teksten, die nog niet aan de orde geweest:
1. Leviticus 17:7. Zij mogen hun offers niet meer aan de demonen brengen, waar zij als in hoererij achteraangaan. Dit is voor hen een eeuwige verordening, al hun generaties door. [HSV]

Opmerking: Hier wordt het woord שָׂעִיר sa`iyr gebruikt, Strong Nummer H8163.  

2. Rechters 5:8. In die tijd had men gekozen voor andere goden, aan de demonen bracht men offers. Veertigduizend man was Israël sterk, maar geen schild of speer was er bij hen te vinden. [Groot Nieuws Bijbel]

Opmerking: Hier is het Hebreeuwse woord אֱלֹהִים ‘elohiym gebruikt, Strong H430. Het is een woord dat meestal voor God wordt gebruikt, maar in deze context gaat het om afgoden oftewel demonen.  

3. 2 Kronieken 11:15 (HSV) 15 Hij had voor zichzelf priesters aangesteld voor de offerhoogten, voor de demonen en voor de kalveren die hij gemaakt had.
Opmerking: Hier wordt het woord שָׂעִיר sa`iyr gebruikt, Strong H8163.

4. Jeremia 50:38. Een verzengende hitte treft alle rivieren, ze vallen droog. Het is een land vol afgodsbeelden, het wordt door demonen tot waanzin gedreven. [NBV]
Opmerking: Het woord dat hier met demonen is vertaald is  אֵימָה ‘eymah, Strong H367.

Lessen

Het is belangrijk om te weten dat er allerlei geestelijke machten zijn, die niet gehoorzaam zijn aan God. Hun bestaan laat God toe, maar God vraagt van de mensen om ons verre te houden van die goden.

Die geestelijke machten zijn niet de tegenstanders van God, ze horen tot Gods entourage van de geestelijke wereld. Als ze zich misdragen kunnen ze een straf krijgen. Als ze de ziel van iemand bezetten kunnen ze van die plaats worden weggestuurd door iemand met voldoende geestelijke autoriteit.

In het Nieuwe Testament wordt het Griekse woord demon gebruikt voor goden. Het is niet zo dat er in de tijd van ineens een ander soort geestelijke machten waren. Het woord demon wordt ook in de Griekse vertaling van het Oude Testament gebruikt.

Vertalingen hebben de neiging om als het gaat om de Griekse demonen ze dan ineens goden te noemen. De ons zo bekende Griekse goden kun je ook de Griekse demonen noemen.

Sommige mensen hebben vreselijke last als goden in hen wonen. Het kan leiden tot een lichamelijk, mentaal of verstandelijk gebrek. Maar het kan er ook toe leiden dat je iets bijzonders kan. Hoe kun je dat bij een ander onderscheiden? Doordat die persoon zich houdt aan de woorden van God en dienend en bescheiden bezig is.

Hou je verre van mensen die geesten van doden of voorouder geesten raadplegen. Raadpleeg God zelf.

We willen weer opnieuw van Jezus leren. Hij gaf lessen voor een goed leven.