Israël is één van de grote onderwerpen van de Bijbel. Het is het volk waarmee God een bijzondere relatie is aangegaan al sinds de tijd van Abraham, Isaac en Jacob.
Het gaat in deze studie over de geestelijke impact van Israël op ons leven. De omgang van God met het volk Israël laat zien hoe God met de naties en volken omgaat en wat dat voor impact heeft over mensen persoonlijk.
De citaten van de teksten op deze site komen uit de NBV vertaling tenzij anders is aangegeven.
Studievragen
Bij dit onderwerp zou je de volgende vragen kunnen stellen.
Wat zegt de Bijbel over de betekenis van Israël?
Wat voegen de andere gebruikte woorden voor Israël toe?
Hoe is Israël ontstaan?
Wat kunnen we van de geschiedenis van Israël leren?
Is er een verschil tussen het volk Israël en de natie Israël?
Is de rol van Israël overgenomen door de kerk?
Waar gaat het in de toekomst naar toe met Israël?
Heeft het onderwerp Israël relaties met andere onderwerpen?
Hebben de Nederlandse vertalingen de woorden rond Israël goed vertaald?
Hebben de kerken en christelijke gemeenten het onderwijs van de Bijbel over dit onderwerp ter harte genomen?
Wat zou de bedoeling van God zijn om de mensheid te leren?
Bij het hoofdstuk Lessen zijn de antwoorden op deze vragen te vinden.
Oude Testament
In het Oude Testament geeft God een kleinzoon van Abraham de naam Israël. En omdat hij, dat is Jacob, twaalf zonen had en daarna bij hen nog meer kinderen werden geboren, ontstond er een heel volk.
Voor het nageslacht van Jacob hanteert de Bijbel verschillende namen.
Israël en Jacob
Aartsvader Jacob kreeg de naam Israël tijdens een bijzondere gebeurtenis. Men ging zijn nageslacht naar deze nieuwe naam noemen. Ook werd dit volk nog wel genoemd naar zijn oorspronkelijke naam: Jacob.
Hier de gegevens uit de Bijbel over deze namen.
Woord | Soort woord | Strong | Opmerkingen: | |
1 | יִשְׂרָאֵל Yisra’el | Eigennaam | H3478 | Israël Komt 2505 keer voor in 2229 verzen KJV: Israel (2,489x), Israelites (16x). |
2 | יִשְׂרָאֵל Yisra’el (Aramaic) | Eigennaam | H3479 | Israël Komt 8 keer in 7 verzen. KJV: Israel (8x). |
3 | יַעֲקֹב yaʿăqōḇ | Eigennaam | H3290 | Jacob Komt 349 keer voor in 319 verzen. KJV: Jacob (349x). |
Een Hebreeuwse eigennaam heeft in het algemeen een betekenis. Dat geldt ook voor de naam Israël. Het woord Israël is een samenvoeging van שָׂרָה sjara Strong H8280 en אֵל el Strong H410. Het eerste woord betekent strijden, vechten, kracht hebben en het tweede woord kun je vertalen met God. Er staat nog een ‘jod’ voor het werkwoord sjara, die letter aan het woord betekent dat het om een ‘hij’ gaat.
In Genesis 32:28 geeft God ook een toelichting bij de naam ‘hij strijd met God’. Het lijkt er op dat Jacob bij de beek vecht tégen God, maar hij strijd mét God. Maar tegen wie strijden ze dan samen? En wat zegt God nog meer? Hij zal overwinnen in ieder geval.
Het woord sjara, Strong H8280, komt twee keer voor. In Genesis 32 de eerste keer. Dit is de tweede keer. Hosea 12:3. He took his brother by the heel in the womb, and by his strength he had power with God. [KJV] Al in de moederschoot had Jacob de kracht om zijn broer bij de hiel te grijpen.
Boek Genesis
In het boek Genesis komt de naam Israël 43 keer voor. Hier de eerste <<>> verzen waarin het woord voorkomt.
Genesis 32:28-32. Toen zei Hij: Uw naam zal voortaan niet meer Jakob luiden, maar Israël, want u hebt met God en met mensen gestreden, en hebt overwonnen. Jakob vroeg daarop: Vertel mij toch Uw Naam. En Hij zei: Waarom vraagt u naar Mijn Naam? En Hij zegende hem daar. En Jakob gaf die plaats de naam Pniël. Want, zei hij, ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht, en mijn leven is gered. En de zon ging over hem op, toen hij door Pniël gegaan was; hij ging echter mank aan zijn heup. Daarom eten de Israëlieten tot op deze dag de heupspier niet, die zich boven het heupgewricht bevindt, omdat Hij het heupgewricht van Jakob bij de heupspier had aangeraakt. [HSV]
Opmerking: Jacob krijgt na zijn worsteling met de engel een nieuwe naam namelijk Israël. Zijn nakomelingen krijgen later ook die naam. De betekenis van de naam Israël wordt direct bij de naamgeving uitgelegd.
Genesis 33:20. Hij richtte daar een altaar op en gaf het de naam: De God van Israël is God. [HSV]
Opmerking 1: Dit is wat Jacob doet na die gebeurtenis in Genesis 32.
Opmerking 2: ‘De God van Israël is God’ is de vertaling van ‘el elohe Israël’. Het woord el is de aanduiding voor God of god in het enkelvoud. Het woord ‘elohe’ is de aanduiding voor God of god in het meervoud. God, goden Israël. Jacob offerde op een altaar waarmee hij zowel die enige God eerde als zowel de hemelingen om God heen.
<<>>Mijn gebed: God met al de hemelingen: red Israël.
Genesis 34:7. De zonen van Jakob kwamen van het veld zodra ze het hoorden. De mannen voelden zich gekwetst en ontstaken in hevige woede, omdat hij een schandelijke daad in Israël had begaan door met Jakobs dochter te slapen, want zoiets doet men niet. [HSV]
Opmerking: waarom is hier de naam Israël gebruikt? Het lijkt hier of de streek Israël heette.
Hieronder staat de geschiedenis over hoe Jacob de bestemming voor zijn leven krijgt. De tekst van Genesis 35:1-15 in de HSV vertaling.
Genesis 35:1-2 Daarna zei God tegen Jakob: Sta op, ga naar Bethel en ga daar wonen en maak daar een altaar voor de God Die aan u verschenen is, toen u vluchtte voor uw broer Ezau. Toen zei Jakob tegen zijn huisgezin en tegen allen die bij hem waren: Doe de vreemde goden die in uw midden zijn, van u weg. Reinig u en verwissel uw kleren. [HSV]
Opmerking 1: Jacob moet op de plek gaan wonen waar de HEER was.
Opmerking 2: ze beseffen dat als je bij de HEER gaat wonen er geen plaats meer is voor andere goden. De beelden en daarmee ook hun binding met andere goden doen ze weg.
Genesis 35:3-5. Laten wij opstaan en naar Bethel gaan. Ik zal daar een altaar maken voor de God Die mij antwoordde op de dag toen ik in nood was, en Die met mij geweest is op de weg die ik gegaan ben. Toen gaven zij Jakob al de vreemde goden die ze bij zich hadden, en de ringen die ze in de oren droegen. En Jakob verborg ze onder de eik die bij Sichem staat. Daarop braken zij op. Gods verschrikking lag over de steden die hen omringden, zodat zij de zonen van Jakob niet achtervolgden.
Opmerking: Gods verschrikking lag over de steden. Anders was het gezin van Jacob in de problemen gekomen. Zonen van Jacob hadden zich misdragen, zie Genesis 34.
Hier grijpt het verhaal terug naar de geschiedenis.
Genesis 35:6-8. Zo kwam Jakob in Luz, dat in het land Kanaän ligt – het tegenwoordige Bethel – hij en al het volk dat bij hem was. Hij bouwde daar een altaar en noemde die plaats El Bethel, want God had Zich daar aan hem geopenbaard, toen hij voor zijn broer vluchtte. Toen stierf Debora, de voedster van Rebekka, en zij werd begraven ten zuiden van Bethel, onder die eik die hij de naam Eik van geween gaf.
Hier lijkt het verhaal weer opnieuw te beginnen
Genesis 35:9-10. En God verscheen opnieuw aan Jakob, nadat hij uit Paddan-Aram gekomen was, en Hij zegende hem. God zei toen tegen hem: Uw naam is Jakob, maar uw naam zal voortaan niet meer Jakob luiden, maar Israël zal uw naam zijn; en Hij gaf hem de naam Israël.
Dit is het bezoek van God aan Jacob met vele beloften.
Genesis 35:11-13. Verder zei God tegen hem: Ik ben God, de Almachtige. Wees vruchtbaar en word talrijk. Een volk, ja, een menigte van volken zal uit u ontstaan; koningen zullen uit uw lichaam voortkomen. Dit land, dat Ik Abraham en Izak gegeven heb, dat zal Ik aan u geven; en aan uw nageslacht na u zal Ik dit land geven. Toen voer God op, bij hem vandaan, van de plaats waar Hij met hem gesproken had.
Genesis 35:14-15. Jakob richtte op de plaats waar God met hem gesproken had een gedenkteken op, een stenen gedenkteken. Hij goot er een plengoffer over uit en goot er olie over. En Jakob gaf de plaats waar God met hem gesproken had, de naam Bethel.
Opmerking: opvallend is dat de tekst zodanig is gemaakt, dat het een aaneen gevlochten geheel is. De tekst lijkt wel op een weefgetouw gemaakt.
De naam Israël komt verder nog 34 keer voor in het boek Genesis.
Boek Exodus
In het boek Exodus komt 170 keer de naam Israël voor. Hieronder de eerste zes keer dat dit woord in het boek Exodus voorkomt.
Exodus 1:1-5. Dit zijn de namen van de zonen van Israël die met hem, Jakob, naar Egypte waren gekomen, ieder met zijn gezin: Ruben, Simeon, Levi, Juda, Issachar, Zebulon, Benjamin, Dan, Naftali, Gad en Aser. In totaal waren daar toen zeventig personen die rechtstreeks van Jakob afstamden. Jozef was al langer in Egypte.
Exodus 3:16. Laat de oudsten van Israël bij elkaar komen en zeg tegen hen: “De HEER , de God van uw voorouders, is aan mij verschenen, de God van Abraham, Isaak en Jakob, en Hij heeft gezegd: ‘Ik heb gezien wat jullie in Egypte wordt aangedaan en Ik heb mij jullie lot aangetrokken.
Exodus 3:18. Je zult bij de oudsten van Israël gehoor vinden, en dan moet je samen met hen naar de koning van Egypte gaan. Zeg hem dat de HEER, de God van de Hebreeën, naar jullie toe gekomen is, en vraag hem toestemming om drie dagreizen ver de woestijn in te trekken om de HEER, jullie God, offers te brengen.
Opmerking: hier staat ook de God van de Hebreeën, zie hoofdstuk hieronder.
Exodus 4:22. En dan moet jij tegen de farao zeggen: “Dit zegt de HEER : Israël is mijn zoon, mijn eerstgeboren zoon.
Opmerking: de opmerking ‘eerstgeboren zoon’ komt nog in een apart hoofdstuk terug.<<
Exodus 4:29. Toen gingen Mozes en Aäron samen naar Egypte en daar riepen ze de oudsten van Israël bij elkaar.
Exodus 5:1. Hierna gingen Mozes en Aäron naar de farao, en ze zeiden tegen hem: ‘Dit zegt de HEER , de God van Israël: Laat mijn volk gaan, om in de woestijn ter ere van Mij een feest te vieren.’
Hieronder nog enkele teksten waar uitspraken over Israël in staan.
Uit het boek Jesaja
Jesaja 1:3-4. Een rund herkent zijn meester, een ezel weet wie zijn voederbak vult, maar Israël mist elk inzicht, mijn volk leeft in onwetendheid. Wee dit ontrouwe volk, met schuld beladen, volk van zondaars, verdorven geslacht. Zij hebben de HEER verlaten, de Heilige van Israël versmaad, Hem de rug toegekeerd.
Jesaja 5:7. Israël is de wijngaard van de HEER van de hemelse machten,
de gekoesterde planten zijn de inwoners van Juda. Hij verwachtte recht, maar oogstte onrecht, Hij zocht rechtsbetrachting, maar vond rechtsverkrachting.
Jesaja 8:14. Hij (de HEER) zal een heiligdom zijn, maar ook de steen waaraan men zich stoot, de rots waarover de twee koningshuizen van Israël struikelen, de valstrik en het net waarin de inwoners van Jeruzalem verstrikt raken.
Jesaja 8:18. Ik (Jesaja) ben, met de kinderen die de HEER mij heeft gegeven, een teken voor Israël, een zinnebeeld van de HEER van de hemelse machten, die op de Sion woont.
Jesaja 9:13. Daarom zal de HEER bij Israël op één dag kop en staart, palmtak en riet afsnijden;
Jesaja 10:17. Het licht van Israël zal een vlam worden, de Heilige van Israël een vuur; op één dag verbrandt het hun dorens, verteert het hun distels.
Jesaja 10:22. Want, Israël, al bestond je volk uit zo veel mensen als er zand is bij de zee, slechts een rest zal terugkeren. Je vernietiging staat vast en de gerechtigheid zal overvloedig zijn.
Jesaja 11:12. Dan steekt Hij een vaandel op voor de volken. Hij brengt bijeen wie uit Israël verdreven waren, de vluchtelingen uit Juda brengt Hij samen, van de vier uiteinden van de aarde.
Jesaja 14:1. Maar over Jakob zal de HEER zich ontfermen, weer wordt Israël uitverkozen. Hij zal de Israëlieten weer op hun eigen grond laten wonen. Vreemdelingen zullen zich bij hen aansluiten en zich voegen bij het volk van Jakob.
Jesaja 27:6. De tijd zal komen dat Jakob zal wortelen, dat Israël zal uitbotten en bloeien. En de vruchten van zijn oogst zullen de hele aardbodem bedekken.
Jesaja 31:6. Kinderen van Israël, keer terug naar Hem van wie jullie zo ver zijn afgedwaald.
Kinderen van Israël
De uitdrukking zonen of kinderen van Israël, ben Israël, komt 596 keer voor in de Bijbel. Hier twee voorbeelden.
Psalm 103:6-7. De HEER doet wat rechtvaardig is, Hij verschaft recht aan de verdrukten. Hij maakte aan Mozes zijn wegen bekend, aan het volk van Israël zijn daden.
Opmerking: de HSV vertaalt met ‘nakomelingen van Israël’.
Psalm 148:13-14. Dat zij de Naam des Heeren loven; want Zijn Naam alleen is hoog verheven; Zijn majesteit is over de aarde en de hemel. En Hij heeft de hoorn van Zijn volk verhoogd, de roem van al Zijn gunstgenoten, de kinderen Israëls, het volk, dat nabij Hem is. Hallelujah! [Statenvertaling]
Opmerking: zowel NBV als HSV vertalen met volk.
God van Israël.
Ad 3. Jacob
Het volk Israël wordt in de Bijbel ook wel als Jacob aangeduid. Van de 349 keer dat de naam Jacob voorkomt, komt het 180 keer voor in het boek Genesis. In dit boek en de eerste helft van het boek Exodus gaat het steeds over de persoon Jacob.
Hieronder enkele voorbeelden als het om het volk Jacob gaat.
In deze tekst gaat het voor het eerst over het volk.
Exodus 19:3-4. Toen klom Mozes omhoog, naar God. De HEERE riep tot hem vanaf de berg: Zo moet u tegen het huis van Jakob zeggen en de Israëlieten verkondigen: U hebt zelf gezien wat Ik met de Egyptenaren gedaan heb en hoe Ik u op arendsvleugels gedragen en u bij Mij gebracht heb. [HSV]
Numeri 23:7. Bileam hief een orakelspreuk aan en zei: ‘Balak liet mij uit Aram komen, uit het bergland in het oosten riep Moabs koning mij. “Kom Jakob voor mij vervloeken, kom Israël verwensen!”
Opmerking: Bileam gebruikt in zijn zegeningen en vervloekingen in Numeri 23 en 24 het woord ‘Jakob’ naast het woord Israël. Dit is het eerste vers waarin dat voorkomt.
Deuteronomium 32:8-9. Toen de Allerhoogste land toewees aan elk volk en de mensen ieder hun deel gaf, bepaalde Hij de grenzen voor alle volken naar het aantal nazaten van Israël, want voor de HEER gold dat volk als het zijne, Jakob was het deel dat Hij zichzelf toemat.
Deuteronomium 33:4. Mozes gaf ons zijn onderricht als een kostbaar bezit voor Jakobs volk.
Deuteronomium 33:10. Laat hen uw regels onderwijzen aan Jakob, uw voorschriften doorgeven aan Israël. Laat hun geurige gave U behagen, laat hen brandoffers brengen op uw altaar.
Deuteronomium 33:28-29. Israël mocht in vrede leven, Jakob woonde ongestoord in een land van graan en wijn, waarop dauw van de hemel neerdaalt. Wie is zo gelukkig als u, Israël? Geen ander volk liet de HEER de overwinning. Hij is het schild dat u beschermt, het zwaard dat u triomfen brengt. De vijand moet uw macht erkennen, u zet hem de voet op de nek.’
Hier nog een voorbeeld uit het boek van de Psalmen.
Psalm 14:7. Ach, laat uit Sion redding komen voor Israël. Als de HEER het lot van zijn volk ten goede keert, zal Jakob juichen, Israël zich verheugen.
Hosea 12:3-4. De HEER voert een geding tegen Juda; Hij zal Jakob om zijn wangedrag bestraffen, zijn misdaden zal Hij hem vergelden. Al in de moederschoot heeft hij zijn broer beetgenomen, en in de kracht van zijn leven worstelde hij met God
Hebreeërs
Voor iemand, die bij het volk Israël hoorde gebruikt men een enkel keer het woord Israëliet, maar ook het woord Hebreeër komt voor.
Hebreeuws/ Grieks woord | Soort woord | Strong | Opmerkingen: | |
1 | עִבְרִי `Ibriy | Bijvoeglijk naamwoord Eigennaam | H5680 | Een Hebreeër. Komt 34 keer voor in 32 verzen. KJV: Hebrew (29x), Hebrew woman (2x), Hebrew (with H376) (1x), Hebrewess (1x), Hebrew man (1x). |
2 | Ἑβραῖος Hebraios | Zelfstandig naamwoord mannelijk | G1445 SB0153 | Hebreeër. Komt 4 keer voor in 3 verzen. |
Dat zijn de mensen die afstammen van Eber of Heber. Hij was de zoon van Selach, kleinzoon van Arpachsad, achterkleinkind van Sem, een van de zonen van Noach. <<tekst toevoegen>>
Genesis 14:13. Dit werd door een vluchteling aan Abram gemeld, die bij de eiken van de Amoriet Mamre woonde, de broer van Eskol en Aner; Mamre en zijn broers hadden met de Hebreeër Abram een bondgenootschap gesloten.
Genesis 39:13-14.Toen ze besefte dat hij gevlucht was en zijn kleed bij haar had achtergelaten, riep ze haar bedienden en zei tegen hen: ‘Moet je nou zien! Hij moest zo nodig een Hebreeër in huis halen – zeker om zich met ons te kunnen vermaken! Die man is bij me gekomen en wilde bij me liggen, maar ik begon luid te roepen. Toen hij me zo hoorde schreeuwen, ging hij ervandoor en liet zijn kleed hier bij mij achter.’ Ze liet het kleed naast zich liggen totdat Jozefs meester thuiskwam, en vertelde hem hetzelfde verhaal: ‘Die Hebreeuwse slaaf die jij in huis hebt gehaald, is bij me gekomen om zich met me te vermaken.
Overwegingen
De taal in Israël noemt men Hebreeuws. Er is ook een boek in de Bijbel, die is geschreven aan de Hebreeën. Men had daarbij zoals men denkt de Joodse mensen in Rome op het oog.
Wat kunnen we leren van deze teksten?
Hoewel er een stamvader was die Heber heette lijken zowel Abram als Jozef waren Hebreeën worden genoemd omdat ze immigranten, vreemdelingen waren.
Zowel Jona als Paulus verklaren dat ze een Hebreeër zijn. Jona 1:9 en Filippenzen 3:5. <<teksten nog toevoegen>>
Lessen
Israël is een stoere naam met veel pretentie, maar als je jezelf een Hebreeër noemt, dan is dat een bescheiden aanduiding.
Juda, Judea, Joods
In het Oude Testament komt alleen het woord Juda voor. Het is net als bij Israël, niet alleen de naam van een mens, maar ook de naam van een stam, de naam van volk, van een natie en van een gebied. In het Nieuwe Testamant is het vooral de naam van een volk, die de Joodse godsdienst serieus neemt.
Woord | Soort woord | Strong | Opmerkingen: | |
1 | יְהוּדָה Yĕhuwdah | Eigennaam | H3063 | Juda Komt 818 keer voor in 754 verzen KJV: Judah (808x), Bethlehemjudah (with H1035) (10x). |
Juda is één van de zonen van aartsvader Jacob. Er is ook een stam van Juda. Na de splitsing van het land en het volk Israël noemt men het zuidelijk deel Juda en het noordelijk deel met Efraïm.
Hosea 12:3-7. De HEERE heeft een rechtszaak met Juda. Hij zal Jakob vergelden naar zijn wegen, Hij zal zijn daden op hem doen terugkeren. In de moederschoot pakte hij zijn broer bij de hielen; in zijn kracht streed hij met God. Hij streed met de Engel en overwon; wenend vroeg hij Hem om genade. In Bethel vond Hij hem, en daar sprak Hij met ons, namelijk de HEERE, de God van de legermachten, HEERE is Zijn gedenknaam. En u, bekeer u tot uw God, houd u aan goedertierenheid en recht, zie voortdurend uit naar uw God.
Efraïm
Efraïm is een van de stammen van het volk Israël. Het is echter zo’n dominante stam, dat ook hele volk Israël er mee wordt bedoeld.
Woord | Soort woord | Strong | Opmerkingen: | |
1 | אֶפְרַיִם ‘Ephrayim | Eigennaam | H669 | Efraïm Komt 180 keer voor in 164 verzen KJV: Ephraim (176x), Ephraimite (4x). |
De naam Efraïm wordt gebruikt voor de tweede zoon van Jozef, die een zoon van Jacob is.
Genesis 41:52. Het tweede kind noemde hij Efraïm, ‘want,’ zei hij, ‘God heeft mij vruchtbaar gemaakt in dit land, waar ik zoveel te verduren heb gehad.’
Opmerking: Dit is dus de betekenis van de naam Efraïm ‘vruchtbaar gemaakt’.
De nakomelingen van Efraïm werden de stam Efraïm. De naam Efraïm gebruikt de Bijbel ook om de groep van de tien stammen van Israël mee aan te duiden. Dat doet vooral de profeet Hosea namelijk 37 keer.
Zoals in deze tekst.
Hosea 4:15-17. Als jij zo trouweloos bent, Israël, maak dan Juda tenminste niet medeschuldig. … Israël verzet zich als een onwillige koe. Zou de HEER het dan willen weiden, als een lam in het vrije veld? Het volk van Efraïm heeft zich vergooid aan afgodsbeelden – laat het maar!
In het Nieuwe Testament komt Efraïm alleen maar voor als de naam van een stad namelijk in Johannes 11:54, Strong G2187. Deze naam van de stad komt in het Oude Testament voor als Strong H6085. Er is ook een berg Efraïm.
Kinderen van Israël
De uitdrukking kinderen of zonen van Israël, ‘ben’ Strong H1121 en ‘Israël’ Strong H3478 komt 596 keer voor in de Bijbel. Voor het eerst in Genesis 32:32 hierboven. In de HSV daar vertaalt met ‘de Israëlitieten’. Met die uitdrukking is bedoeld het volk Israël met daar dan toch enigszins inbegrepen het voorgeslacht. Net zoals de Jacob of Israël daar de eerste van was, de aartsvader van het hele volk. Dat is met geen enkel ander volk het geval, tenminste ik zou het niet weten. Er was geen vader Nederland of Holland, ook niet België of Duitsland.
Het woord Israëliet, iemand van het volk Israël, heb ik niet in het Oude Testament kunnen vinden. Wel de kinderen van Israël en het huis van Israël. In het Nieuwe Testament is wel het woord Israëliet te vinden.
Het land Israël
Het land Israël is een bekende uitdrukking. Komt het ook veel voor in de Bijbel?
Woord | Soort woord | Strong | Opmerkingen: | |
1 | אֶרֶץ ‘ereṣ | Zelfstandig naamwoord vrouwelijk | H776 | Aarde, land, grond. Komt 2505 keer voor in 2190 verzen KJV: land (1,543x), earth (712x), country (140x), ground (98x), world (4x), way (3x), common (1x), field (1x), nations (1x), wilderness (with H4057) (1x). |
2 | γῆ gē | Zelfstandig naamwoord vrouwelijk | G1093 | Land Komt 252 keer voor in 226 verzen. KJV: earth (188x), land (42x), ground (18x), country (2x), world (1x), earthly (with G1537) (with G3588) (1x). |
Land Israël.
De uitdrukking ‘land Israël’, de combinatie van de Strongnummers H776 en H3478 komt in vijftien verzen van het Oude Testament voor. In het Nieuwe Testament komt de combinatie land Israël, Strongs G1093 en G2474 twee keer voor.
Gezien de grote aantallen dat zowel de woorden voor land als voor Israël voorkomt is dat weinig.
Van die vijftien keer komt het vier keer in het boek Ezechiël voor zoals deze twee teksten.
Ezechiël 12:19. U moet tegen de bevolking van het land zeggen: Zo zegt de Heere HEERE over de inwoners van Jeruzalem in het land van Israël: Hun brood zullen zij vol bezorgdheid eten en met ontzetting zullen zij hun water drinken, omdat hun land een wildernis zal orden, ontdaan van al wat het bevat, vanwege het geweld van allen die het bewonen. De bewoonde steden zullen verwoest worden en het land zal een woestenij worden. Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben.
Ezechiël 40:2. In een goddelijk visioen bracht Hij mij naar het land van Israël en zette Hij me neer op een heel hoge berg. Aan de zuidkant was iets gebouwd dat op een stad leek.
Matteüs 2:20-21. … en zegt: Sta op, neem het Kind en Zijn moeder met u mee, en ga naar het land Israël, want zij die het Kind naar het leven stonden, zijn gestorven. Hij stond dan op, nam het Kind en Zijn moeder met zich mee, en kwam in het land Israël. [HSV]
Wat kunnen we leren van deze verzen.
Het land Israël bestaat ook als de politieke situatie anders is zoals in de tijd van Jezus. Volgens de wetten van de overheid had je toen Judea en Galilea en het gebied van de Samaritanen.
De profeet Ezechiël geeft aan dat het land een woestenij zal worden. En dat werd het ook.
Land Kanaän.
Het land Kanaän, de combinatie van de eretz Strong H776 en Kanaän Strong H3667 komt 68 keer voor.
Dikwijls wordt het land Kanaän genoemd. Zo gaat en verblijft Abraham in het land Kanaän. Etc. Onderstaande zijn alle verzen, die aangeven dat het volk Israël het land Kanaän zal beërven.
Genesis 17:8. Heel Kanaän, het land waar je nu als vreemdeling woont, zal Ik jou en je nakomelingen voor altijd in bezit geven, en Ik zal hun God zijn.’
Exodus 6:2-4. God zei tegen Mozes: ‘Ik ben de HEER. Ik ben aan Abraham, Isaak en Jakob verschenen als God, de Ontzagwekkende, maar mijn naam HEER heb Ik niet aan hen bekendgemaakt. Ik heb met hen mijn verbond gesloten en Kanaän aan hen beloofd, het land waarin zij als vreemdeling hebben gewoond.
Leviticus 14:34-35. De HEER zei tegen Mozes en Aäron: ‘Wanneer jullie eenmaal in Kanaän zijn, het land dat Ik jullie in bezit zal geven, en Ik daar een huis laat aantasten door een schimmel die onreinheid veroorzaakt, moet de eigenaar bij de priester melden dat zijn huis is aangetast
Leviticus 25:38. Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit het land Egypte geleid heeft om u het land Kanaän te geven om u tot een God te zijn. [HSV]
Opmerking: in deze en onderstaande verzen vertaalt de NBV21 steeds met Kanaän en niet met het land Kanaän wat in de Hebreeuwse tekst wel er zo staat.
Numeri 34:1-2. De HEERE sprak tot Mozes: Gebied de Israëlieten en zeg tegen hen: Wanneer u het land Kanaän binnenkomt, zal dit het land zijn dat u als erfelijk bezit toevalt, het land Kanaän wat zijn grenzen betreft (en dan komt enkele verzen lang een beschrijving van de grenzen. [HSV]
Numeri 34:13-14. En Mozes gebood de Israëlieten: Dit is het land dat u door het lot in erfbezit moet nemen, dat de HEERE geboden heeft aan de negen en een halve stam te geven. Want de stam van de nakomelingen van de Rubenieten, naar hun families, en de stam van de nakomelingen van de Gadieten, naar hun families, hebben hun erfelijk bezit al ontvangen; ook de halve stam Manasse heeft zijn erfelijk bezit ontvangen. [HSV]
Opmerking: het land dat in bezit kwam van het volk was dat ten Westen van de Jordaan. Het andere deel was niet het land Kanaän.
Numeri 34:29.Dit zijn zij aan wie de HEERE geboden heeft het erfbezit aan de Israëlieten in het land Kanaän toe te wijzen. [HSV]
Deuteronomium 32:49. Beklim het Abarimgebergte, dat is de berg Nebo, die in het land van Moab ligt en die zich tegenover Jericho bevindt, en zie het land Kanaän, dat Ik aan de Israëlieten in bezit geef. [HSV]
Jozua 14:1. Dit is wat de Israëlieten als erfbezit hebben ontvangen in het land Kanaän, wat de priester Eleazar en Jozua, de zoon van Nun, en de familiehoofden van de stammen van de Israëlieten, hun als erfbezit toegewezen hebben. [HSV]
Deze tekst is een onderdeel van een Psalm van David.
1 Kronieken 16:18. Voor Jakob heeft Hij het vastgesteld als een verordening, voor Israël tot een eeuwig verbond, door te zeggen: Ik zal u het land Kanaän geven, het gebied dat uw erfelijk bezit is. [HSV]
Opmerking: dezelfde tekst staat in Psalm 105:10-11.
De combinatie land en Kanaän komt eenmaal in het Nieuwe Testament voor. Dit is wat de apostel Paulus zegt.
Handelingen 13:19. En nadat Hij in het land Kanaän zeven volken uitgeroeid had, verdeelde Hij hun land onder hen door het lot.
Wat kunnen we van deze teksten leren?
Al aan Abraham maakt God duidelijk. Ik ga jouw nageslacht het land Kanaän geven. En ik zal hun God zijn. Genesis 17:8. In Exodus zegt God dan al dat Hij dat hen heeft beloofd. Exodus 6:2-4.
God herhaalt wat Hij heeft gezegd. Leviticus 25:38.
Numeri 34 beschrijft de grenzen van het land.
Daarna krijgen de families allemaal een stuk land van het land Kanaän. Numeri 34:29. Handelingen 13:19.
In het Oude Testament wordt het land als erfelijk bezit aangegeven. 1 Kronieken 16:18 en Psalm 105:10-11.
Het huis Israel en huis van Jacob
De uitdrukking ‘huis van Israël’ staat in 146 verzen en de uitdrukking ‘huis van Jacob’ staat in 22 verzen.
Het huis van Israël יִשְׂרָאֵל בֵֽית־, bajit Yisra’el, Strong H1004 en Strong H3478, komt vooral in het boek Ezechiël voor, 78 keer, en in het boek Jeremia,18 keer.
De eerste tekst met deze uitdrukking staat in het boek Exodus. Het is een mededeling hoe het huis van Israël het manna in de woestijn noemde.
Hier de eerste vier teksten dat een van beide uitdrukkingen voorkomen.
Genesis 46:27. De zonen van Jozef, die bij hem in Egypte geboren waren: twee zielen. Het totale aantal zielen die tot het huis van Jakob behoorden en die naar Egypte kwamen, was zeventig. [HSV]
Exodus 16:31. Het huis van Israël gaf het de naam manna. Het was wit als korianderzaad, en de smaak ervan was als van een honingkoek. [HSV]
Opmerking: de NBV21 vertaalt met ‘het volk Israël’.
Exodus 19:3-5. Toen klom Mozes omhoog, naar God. De HEERE riep tot hem vanaf de berg: Zo moet u tegen het huis van Jakob zeggen en de Israëlieten verkondigen: U hebt zelf gezien wat Ik met de Egyptenaren gedaan heb en hoe Ik u op arendsvleugels gedragen en u bij Mij gebracht heb. Nu dan, als u nauwgezet Mijn stem gehoorzaamt en Mijn verbond in acht neemt, dan zult u uit alle volken Mijn persoonlijk eigendom zijn, want heel de aarde is van Mij. [HSV]
Exodus 40:38. Want de wolk van de HEERE was overdag op de tabernakel, en ’s nachts was er een vuur in, voor de ogen van heel het huis van Israël tijdens al hun tochten. [HSV]
Wij kennen de uitdrukking ‘huis’ vooral van adellijke families: het huis Hohenzollern of het huis van Nassau. Het geeft de verbinding aan met het voorgeslacht van de families. Adellijke families hebben dat heel sterk, je bent als individu onderdeel van een lange ketting. Je hebt de taak om de belangen van de familie zo goed mogelijk te verbeteren voor het volgende geslacht. Die gedachte leefde ook in het volk Israël.
Een huis heeft ook de betekenis van veiligheid. In een huis ben je veilig als het goed is. De tweede letter van het Hebreeuwse alfabet heet beth, huis. Het is de letter waarmee de Bijbel begint in Genesis 1:1.
Bij het huis van Israël ben je veilig.
Israël mijn eersteling, eerstgeboren Zoon
Het begrip eersteling is een belangrijk geestelijk principe. Het is een eerste van iets. Van een oogst bijvoorbeeld of bij een vrouw die kinderen krijgt. Zie ook de studie Eerstelingen en Pinksteren.
Het principe is dat de eersteling moet worden geofferd. Geofferd aan God om het gewone waaronder het kwade met het goede van God te verzoenen. Zo kunnen we weer met elkaar omgaan.
Het offeren is bestemmen voor God. Hij heeft er recht op, maar men kon ook ‘lossen’ , iets anders ervoor in de plaats leveren. De eerstgeborenen van een vrouw kon met lossen met het offer van een dier.
Deze eerste ‘vruchten’ worden aan de Heer toegewijd en mogen voor een deel voor een feestmaal in dankbaarheid aan de Heer worden genuttigd.
Van de 117 keer dat het Hebreeuwse woord בְּכוֹר, bĕkow, eersteling, Strong H1060, voorkomt gaat het tweemaal over het volk Israël.
Exodus 4:22. En dan moet jij tegen de farao zeggen: “Dit zegt de HEER: Israël is mijn zoon, mijn eerstgeboren zoon.
Jeremia 31:9b. Want ik ben voor Israël een vader, en Efraïm is mijn eerstgeboren zoon.
Als het volk Israël en Efraïm een eersteling is dan kan dat meer dingen betekenen. Ze moeten worden apart gezet als een offer aan God. Ze zijn een eerste van nog een hele oogst. En ze mogen met dankbaarheid van hen worden genoten.
De Joodse mensen hebben wel vaker het idee dat ze een offer zijn voor de volken. Hoeveel moeiten, vervolgingen, moorden etc. hebben ze al niet meegemaakt?
Israël is de eerste opbrengst onder de volken, de andere volken zullen volgen.
Israël is aan de Heer toegewijd en mag na erkenning van dit feit als onderdeel van het feestmaal worden gezien.
Verstrooien en verzamelen
Het volk Israël heeft meer keren het proces van verdrijven, verstrooien en weer samenkomen in de geschiedenis meegemaakt.
Voor dat proces van uit elkaar gaan en weer bij elkaar komen worden wel een tiental verschillende woorden en diverse beelden gebruikt. Hieronder staan enkele veel voorkomende woorden.
Woord | Soort woord | Strong | Opmerkingen: | |
1 | נָדַח nāḏaḥ | Werkwoord | H5080 | Verdrijven Komt 52 keer voor in 51 verzen. KJV: drive (18x), drive out (6x), …away (6x), outcasts (5x), cast out (3x), banished (2x), bring (1x), go astray (1x), chased (1x), compelled (1x), down (1x), expelled (1x), miscellaneous (6x). |
2 | פּוּץ pûṣ | Werkwoord | H6327 | Verstrooien Komt 68 keer voor in 66 verzen. KJV: scatter (48x), scatter abroad (6x), disperse (3x), spread abroad (2x), cast abroad (2x), drive (1x), break to pieces (1x), shake to pieces (1x), dash to pieces (1x), retired (1x). |
3 | זָרָה zārâ | Werkwoord | H2219 | Verstrooien Komt 39 keer voor in 38 verzen. KJV: scatter (19x), disperse (8x), fan (4x), spread (2x), winnowed (2x), cast away (1x), scatter away (1x), compass (1x), strawed (1x). |
4 | שְׁבוּת šᵊḇûṯ | Zelfstandig naamwoord vrouwelijk | H7622 | Gevangenschap Komt 41 keer in 26 verzen voor KJV: captivity (31x), captives (1x), variant (11x), Strong’s synonym (1x). |
5 | שׁוּב šûḇ | Werkwoord | H7725 | Bekeren, terugkeren. Komt 1073 keer voor in 952 verzen. KJV: return (391x), …again (248x), turn (123x), …back (65x), …away (56x), restore (39x), bring (34x), render (19x), answer (18x), recompense (8x), recover (6x), deliver (5x), put (5x), withdraw (5x), requite (4x), miscellaneous (40x). |
6 | קָבַץ qāḇaṣ | Werkwoord | H6908 | Verzamelen Komt 127 keer voor in 121 verzen. KJV: gather (70x), gather together (42x), assemble (6x), gather up (3x), heap (1x), gather out (1x), resort (1x), surely (1x), miscellaneous (2x). |
De Hebreeuwse woorden hierboven worden in allerlei verbanden gebruikt. Geen enkel woord is uniek voor het proces wat met het volk plaatsvindt.
In diverse teksten wordt het proces geschetst voor als het volk zich niet aan de afspraken zal houden. Hier een drietal voorbeelden.
Dit is één van de vele vervloekingen, die voor het volk gelden als ze Gods geboden niet in acht nemen.
Leviticus 26:33-34. En jullie zal Ik onder vreemde volken verstrooien; je zult moeten vluchten voor het getrokken zwaard. Je land zal een woestenij zijn en je steden zullen in puin liggen. Zo wordt het land, doordat het braak ligt terwijl jullie naar het land van je vijanden verdreven zijn, schadeloosgesteld voor de rust die het heeft moeten ontberen. Dan zal het rusten ter vergoeding van de sabbatsjaren.
Opmerking: hier staat het woord zara.
Dot zegt Mozes op gegeven moment.
Deuteronomium 4:26-7. ik roep vandaag de hemel en de aarde op als getuigen tegen u, dat u dan spoedig zult worden verdreven uit het land aan de overkant van de Jordaan, dat u in bezit zult nemen. Daar zal u dan geen lang leven beschoren zijn, integendeel, u zult worden weggevaagd. De HEER zal u uiteenjagen en u wegvoeren naar vreemde volken, waar maar een klein aantal van u zal overblijven. Daar zult u dan andere goden vereren, goden van hout en van steen, door mensen gemaakt, goden die niet kunnen horen en zien, niet eten en niet ruiken. Maar ten slotte zult u de HEER, uw God, weer zoeken, en Hem ook vinden, als u Hem met hart en ziel zoekt. Wanneer dit alles u overkomt zult u in uw nood uiteindelijk terugkeren naar de HEER, uw God, en naar Hem luisteren. Want de HEER, uw God, is een liefdevolle God. Hij zal u niet verlaten en u niet in het verderf storten. Wat Hij uw voorouders onder ede heeft beloofd, vergeet Hij niet.
Opmerking: in vers 26 staat het woord shamad, dat met weggevaagd is vertaalt, in vers 27 staat het woord puts dat met uiteenjagen is vertaalt, en weggevaagd is vertaald en in vers 30 staat het woord sub dat met terugkeren is vertaald.
Deuteronomium 28:64. De HEERE zal u verspreiden onder al de volken, van het ene einde van de aarde tot aan het andere einde van de aarde. Daar zult u andere goden dienen, die u noch uw vaderen gekend hebben, hout en steen. [HSV]
Opmerking: hier staat het woord puts dat met verspreiden is vertaald.
En hier staat het hele proces van uiteen gaan en weer bijeen komen.
Deuteronomium 30:1-5. Het zal gebeuren, wanneer al deze dingen, de zegen en de vervloeking die ik u voorgehouden heb, over u komen, dat u het weer ter harte zult nemen onder alle volken waarheen de HEERE, uw God, u verdreven heeft. En u zult zich bekeren tot de HEERE, uw God, en Zijn stem gehoorzaam zijn, u en uw kinderen, met heel uw hart en met heel uw ziel, overeenkomstig alles wat ik u heden gebied. Dan zal de HEERE, uw God, een omkeer brengen in uw gevangenschap en Zich over u ontfermen. Hij zal u weer bijeenbrengen uit al de volken waarheen de HEERE, uw God, u verspreid had. Al bevonden uw verdrevenen zich aan het einde van de hemel, toch zal de HEERE, uw God, u vandaar bijeenbrengen en u vandaar weghalen. En de HEERE, uw God, zal u naar het land brengen dat uw vaderen in bezit hadden, en u zult het weer in bezit nemen; en Hij zal u goeddoen en u talrijker maken dan uw vaderen. [HSV]
Opmerking: deze tekst gebruikt verdrijven, bekeren/omkeren, gevangenschap, verzamelen/bijeenbrengen, weghalen/terug verstrooien, verzamelen/brengen.
Bekeren en terugkeren
Bekeren en terugkeren is de sleutel tot overwinnen van de moeilijkheden en ook om weer terug te keren naar het land wat het volk Israël is beloofd.
In de tijd van de Richteren en de Koningen keert het volk Israël zich regelmatig af van God. Dan gaat het met het volk niet goed. Maar als het volk zich dan bekeert dan komt er uitredding en herstel.
Van dit proces is een eindeloze rij voorbeelden, zoals deze.
Ook een enkele keer gaat het om de terugkeer van Israël naar hun God omdat ze op de weg zijn gegaan van andere goden. Zoals in deze tekst.
1 Koningen 8:33. Wanneer uw volk Israël door de vijand is verslagen omdat het tegen U gezondigd heeft, en wanneer zij dan naar U terugkeren, uw naam prijzen en tot U in deze tempel bidden en smeken.
Jesaja 43: 1-3. Welnu, dit zegt de HEER, die jou schiep, Jakob, die jou vormde, Israël: Wees niet bang, want Ik zal je vrijkopen, Ik heb je bij je naam geroepen, je bent van Mij! Moet je door het water gaan – Ik ben bij je; of door rivieren – je wordt niet meegesleurd. Moet je door het vuur gaan – het zal je niet verteren, de vlammen zullen je niet verschroeien.
Het is ook drie keer dat het volk Israël naar een ander land moet gaan. In de tijd van Jacob en Jozef naar Egypte. Ronde 1. De ballingschap van de tien stammen naar Assyrië en de twee stammen naar Babel in de tijd van de koningen. Ronde 2. En na de kruisiging van Jezus en de opstand van het volk Israël tegen de Romeinen. Ronde 3
Ronde 1: 400 jaar Egypte
Een enkele keer gaat het in de Bijbel om de terugkeer van het volk Israël weer naar hun eigen land, zoals in deze tekst.
Genesis 48:21. Daarna zei Israël tegen Jozef: ‘Ik zal nu spoedig sterven. Maar God zal jullie terzijde staan en jullie laten terugkeren naar het land van je voorouders.
Ronde 2: ballingschap in Assyrië en Babel
Hoe het volk na de eerste verstrooiing weer bijeenkwam
In het boek Nehemia wordt teruggegrepen naar dit deel.
Nehemia 1:4-9. Toen ik deze woorden hoorde, ging ik huilend op de grond zitten. Ik rouwde dagenlang, ik vastte en richtte een gebed tot de God van de hemel. Ik bad: ‘Ach HEER, God van de hemel, machtige en ontzagwekkende God, U die uw beloften nakomt en trouw bent aan ieder die U liefheeft en doet wat U gebiedt, luister aandachtig en wees opmerkzaam op het gebed van uw dienaar, die dag en nacht tot U bidt ten behoeve van uw dienaren, de Israëlieten. Ik belijd de zonden die wij, Israëlieten, tegenover U hebben begaan, ook ik en mijn familie. Wij hebben ons tegenover U ernstig misdragen: wij hebben ons niet gehouden aan de geboden, voorschriften en rechtsregels die U aan uw dienaar Mozes hebt gegeven. Denk toch aan wat U Mozes hebt voorgehouden: “Als jullie ontrouw zijn, zal Ik je onder alle volken verstrooien, maar als jullie naar Mij terugkeren, en je houden aan mijn geboden en die naleven, zal Ik jullie, ook al zouden jullie verbannen zijn naar het eind van de hemel, terughalen en bijeenbrengen op de plaats die Ik heb uitgekozen om er mijn naam te laten wonen.”
Ezra.
Daniël.
Reeds voordat ronde 2 aan de orde was zijn er al profetieën, die lijken te duiden op een algemeen principe. Bij ronde 2 ging men naar het huidige Irak en Iran, maar bij ronde 3 ging men over de hele wereld.
Jesaja 11:12. Hij zal een banier omhoog heffen onder de heidenvolken en Hij zal de verdrevenen van Israël verzamelen en hen die vanuit Juda overal verspreid zijn, bijeenbrengen van de vier hoeken van de aarde. [HSV]
Jeremia 23:4-6. Want Ik, de HEER, ben je God, de Heilige van Israël, je redder. Voor jou geef Ik Egypte als losgeld, Nubië en Seba ruil Ik in tegen jou. Jij bent zo kostbaar in mijn ogen, zo waardevol, en Ik houd zo veel van je dat Ik de mensheid geef in ruil voor jou, ja alle volken om jou te behouden. Wees niet bang, want Ik ben bij je. Ik haal je nakomelingen uit het oosten terug, uit het westen breng Ik jullie bijeen. Tegen het noorden zeg Ik: Geef hier! Het zuiden gebied Ik: Laat los! Breng mijn zonen terug van verre, mijn dochters van de einden der aarde.
Jeremia 23:7-8. Daarom zie, er komen dagen, spreekt de Heere, dat men niet meer zal zeggen: Zo waar de Heere leeft, Die de Israëlieten geleid heeft uit het land Egypte, maar: Zo waar de Heere leeft, Die het nageslacht van het huis van Israël geleid heeft en Die het gebracht heeft uit het land in het noorden en uit al de landen waarheen Ik hen verdreven had: zij zullen wonen in hun eigen land. [HSV]
Jeremia 31:7-8. Want zo zegt de Heere: Zing vrolijk over Jakob, met blijdschap! Juich om het hoofd van de heidenvolken! Laat het horen, prijs Hem en zeg: Verlos Uw volk, Heere, het overblijfsel van Israël. Zie, Ik doe hen komen uit het land van het noorden, Ik zal hen bijeenbrengen van de uithoeken van de aarde; onder hen zijn blinden en verlamden, zwangeren en barenden met elkaar: met een grote menigte zullen zij hierheen terugkomen. [HSV]
Jeremia 32:37-38,41. Zie, Ik ga hen bijeenbrengen uit al de landen waarheen Ik hen in Mijn toorn, in Mijn grimmigheid en in grote verbolgenheid verdreven zal hebben, en Ik zal hen terugbrengen naar deze plaats en hen onbezorgd doen wonen. Zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ík zal hun tot een God zijn. [HSV]
Ezechiël 37:11-14. Toen zei Hij tegen mij: Mensenkind, deze beenderen zijn heel het huis van Israël. Zie, ze zeggen: Onze beenderen zijn verdord en onze hoop is vergaan, wij zijn afgesneden! Profeteer daarom, en zeg tegen hen: Zo zegt de Heere Heere: Zie, Ik zal uw graven openen en Ik zal u uit uw graven doen oprijzen, Mijn volk, en Ik zal u brengen in het land van Israël. Dan zult u weten dat Ik de Heere ben, als Ik uw graven open en als Ik u uit uw graven doe oprijzen, Mijn volk. Ik zal Mijn Geest in u geven, u zult tot leven komen en Ik zal u in uw land zetten. Dan zult u weten dat Ík, de Heere, dit gesproken en gedaan heb, spreekt de Heere. [HSV]
Zacharia 8:7-8. Zo zegt de Heere van de legermachten: Zie, Ik ga Mijn volk verlossen (H3467) uit het land waar de zon opkomt en uit het land waar de zon ondergaat. Ik zal hen hierheen brengen (H935), zij zullen midden in Jeruzalem wonen. Zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ík zal hun tot een God zijn, in waarheid en in gerechtigheid. [HSV]
Zacharia 10:8-10. Ik zal hen naar Mij toe fluiten en hen bijeenbrengen (H6908), omdat Ik hen verlost heb, zodat zij talrijk worden, zo talrijk als zij waren. Ik zal hen onder de volken uitzaaien en zij zullen in verre streken aan Mij denken, zij zullen leven met hun kinderen, en terugkeren (H7725). Ik zal hen terugbrengen (h7725) uit het land Egypte, en Ik zal hen uit Assyrië bijeenbrengen (H6908). Ik zal hen in het land van Gilead en van de Libanon brengen (H935), maar dat zal voor hen niet toereikend zijn.[HSV]
Opmerking: ik zal hen naar Mij toefluiten is hier nieuw.
Opmerking: verlossen is H6299.
Opmerking: uitzaaien is H2232.
Er staan in de Bijbel geweldig mooie plaatjes over de toekomst van het Joodse volk. <<nog verder uitwerken>>
Wat we nu zien is dat van die heel oude profetieën dat voor het volk Israël een groot gebied van de Eufraat tot de grote rivier, ik denk de Nijl bestemd is. Daar is inmiddels een deel van beschikbaar gekomen.
Amos 9:14-15. Ik zal een omkeer brengen (H7725) in de gevangenschap (H7622) van Mijn volk Israël. Zij zullen de verwoeste steden herbouwen en bewonen, zij zullen wijngaarden planten en de wijn ervan drinken, zij zullen tuinen aanleggen en de vrucht ervan eten. Ik zal hen in hun land planten, en zij zullen nooit meer weggerukt (H5428) worden uit hun land, dat Ik aan hen gegeven heb, zegt de Heere, uw God. [HSV]
Wat kunnen we leren van deze teksten?
Er is een algemene aankondiging vooraf geweest, waarbij middels een profetie werd aangegeven als jullie dit doen, dan gebeurt dat. Ook werd vooraf aangegeven dat als het volk tot bezinning zou komen, dat dan God weer het volk zou bijeenbrengen.
Een rest, een overblijfsel
Als het gaat om het terugkeren, zal slechts een rest dat doen. Een rest, een overblijfsel is een bekend begrip in de Bijbel. Het zal Gods hart pijn doen dat er zo weinig overblijven.
Woord | Soort woord | Strong | Opmerkingen: | |
1 | שָׁאַר šā’ar | Werkwoord | H7604 | Overblijven Komt 133 keer voor in 123 verzen. KJV: leave (75x), remain (46x), remnant (4x), let (3x), rest (2x), miscellaneous (3x). |
2 | שְׁאָר šᵊ’ār | Zelfstandig naamwoord mannelijk | H7605 | Restant Komt 26 keer voor in 25 verzen. KJV: remnant (11x), rest (10x), residue (4x), other (1x). |
3 | שְׁאֵרִית šᵊ’ērîṯ | Zelfstandig naamwoord vrouwelijk | H7611 | Restant Komt 66 keer voor in 66 verzen. KJV: remnant (44x), residue (13x), rest (3x), remainder (2x), escaped (1x), miscellaneous (3x). |
4 | שָׂרִיד śārîḏ | Zelfstandig naamwoord mannelijk | H8300 | Rest, overblijfsel Komt 29 keer in 28 verzen voor KJV: remain (12x), remaining (9x), left (3x), remnant (2x), alive (1x), rest (1x). |
Jesaja 1:9. Had de HEER van de hemelse machten ons niet een laatste rest gelaten, het zou ons zijn vergaan als Sodom en Gomorra.
Jesaja 10:20-23. Op die dag zullen de overgebleven Israëlieten niet langer vertrouwen stellen in hem door wie ze werden geslagen. Het deel van Jakobs volk dat ontkomen is, zal weer oprecht vertrouwen op de HEER, de Heilige van Israël. Een rest zal terugkeren naar de sterke God, de rest die van Jakob is overgebleven. Want, Israël, al bestond je volk uit zo veel mensen als er zand is bij de zee, slechts een rest zal terugkeren. Je vernietiging staat vast en de gerechtigheid zal overvloedig zijn. Want God, de HEER van de hemelse machten, heeft tot vernietiging van het hele land besloten.
Opmerking: in deze tekst gaat het om de terugkeer naar God van een rest van het volk.
Jesaja 17: 4 en 6. Op die dag gaat Jakobs luister teloor, het vet van zijn lichaam slinkt weg slechts een laatste rest blijft er over, zoals bij het schudden aan een olijfboom: twee, drie rijpe vruchten boven in de top, vier, vijf nog aan de takken van de boom – spreekt de HEER , de God van Israël.
Opmerking: hier het werkwoord overblijven
Nieuwe Testament
In het Nieuwe Testament bestaat het volk Israël grotendeels uit mensen van de stam van Juda, maar het Israël als begrip is nog springlevend.
Dit zijn de gegevens van het Nieuwe Testament over de woorden Israël en Jacob.
Woord | Soort woord | Strong | Opmerkingen: | |
1 | Ἰσραήλ Israēl | Eigennaam | G2474 SB0262 | Israël Komt 70 keer voor in 68 verzen KJV: Israel (70x) |
2 | Ἰσραηλίτης Israēlitēs | Zelfstandig naamwoord mannelijk | G2475 SB0263 | Israëliet. Komt 9 keer voor in 9 verzen KJV: Israel (5x), Israelite (4x). |
3 | Ἰακώβ iakōb | Eigennaam | G2384 | Jacob Komt 27 keer voor in 25 verzen. KJV: Jacob (27x) |
Het woord Israël komt in 68 verzen voor. Selectie van teksten: verzen uit het eerste evangelie, die van Matteüs, en van alle brieven.
Israël in het evangelie van Matteüs
Het evangelie van Matteüs
Matteüs 2:6. “En jij, Betlehem in het land van Juda, bent zeker niet de minste onder de leiders van Juda, want uit jou komt een leider voort die mijn volk Israël zal hoeden.”’
Opmerking: Jezus zal het volk Israël hoeden.
Matteüs 2:20-21. … die zei: ‘Maak je gereed en ga met het kind en zijn moeder naar het land Israël. Want zij die het kind om het leven wilden brengen, zijn gestorven.’ Jozef maakte zich gereed en ging met het kind en zijn moeder naar Israël.
Matteüs 8:10. Toen Jezus dit hoorde, verbaasde Hij zich en Hij zei tegen degenen die Hem volgden: ‘Ik verzeker jullie: bij niemand in Israël heb Ik zo’n groot geloof gevonden.
Matteüs 9:33. Nadat de demon was uitgedreven, begon de stomme te spreken. De mensenmassa stond versteld en zei: ‘Zoiets is in Israël nog nooit vertoond!’
Matteüs 10:6. Ga liever op zoek naar de verloren schapen van het volk van Israël en verkondig hun dat het koninkrijk van de hemel nabij is.
Opmerking: dit is de opdracht die Jezus aan zijn discipelen gaf. Ze waren verloren omdat ze niet goed begrepen wat belangrijk in het leven is.
Matteüs 10:23. Wanneer ze jullie vervolgen in de ene stad, vlucht dan naar de volgende. Ik verzeker jullie: voor je in elke stad van Israël bent geweest, is de Mensenzoon gekomen.
Opmerking: uit de context blijkt dat het gaat om de tijd in de toekomst als Jezus al is opgestaan uit de doden.
Opmerking: mij lijkt de toepassing dat we het koninkrijk van God in iedere stad van de Joden laten zien. dat dan Jezus er ook bij is. <<>>
Dit zei Jezus toen hulp werd gevraagd door een vrouw uit Sidon.
Matteüs 15:24. Hij antwoordde: ‘Ik ben alleen gezonden naar de verloren schapen van het volk van Israël.’
Opmerking: Jezus bevrijd aar dochter. Bewogenheid voor iedereen is belangrijker dan een roeping.
Matteüs 15:31. De mensen zagen vol verwondering hoe doofstommen gingen spreken, kreupelen beter werden, verlamden gingen lopen en blinden konden zien, en ze loofden de God van Israël.
Matteüs 19:28. Jezus zei tegen hen: ‘Ik verzeker jullie: wanneer de tijd aanbreekt dat alles vernieuwd wordt, wanneer de Mensenzoon in majesteit zetelt op zijn troon, zullen ook jullie die Mij gevolgd zijn plaatsnemen op twaalf tronen en rechtspreken over de twaalf stammen van Israël.
Matteüs 27:9. Zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeet Jeremia: ‘En ze verzamelden de dertig zilverstukken, het bedrag waarop Hij geschat was en dat ze hadden bepaald met de kinderen van Israël,
Matteüs 27:42. ‘Anderen heeft Hij gered, maar zichzelf redden kan Hij niet. Hij is toch koning van Israël? Laat Hij dan nu van het kruis afkomen, dan zullen we in Hem geloven.
Wat kunnen we van deze teksten leren?
In de tijd van Jezus was er op de landkaart geen Israël te zien. In Judea woonden veel Joodse mensen, maar het werd geregeerd door de Romeinen. In het Noorden woonden veel joden maar dat werd Galilea genoemd. Toch bestond er volgens het spraakgebruik van Jezus een volk Israël en een land Israël. Matteüs 2:6, 10:6 en 15:24 (volk) en 20-21 (land). En zelfs over de steden van Israël. Matteüs 10:23.
Het volk van Israël kent trouwens verloren schapen. Matteüs 10:6 en 15:24.
Israël in de brieven
Brief aan de gemeente van Rome
De brief aan de Romeinen is geschreven in een tijd dat een groot deel van de gemeente al uit gelovigen uit de volken bestond. Paulus belicht daarom ook het belang van Israël om te voorkomen dat het onder zou sneeuwen.
In deze paragraaf zijn ook aanvullende teksten opgenomen om de teksten over Israël beter te begrijpen.
Romeinen 9:6-8. Gods belofte is niet komen te vervallen. Want niet alle Israëlieten behoren werkelijk tot Israël, niet alle nakomelingen van Abraham zijn ook werkelijk zijn kinderen; er staat immers geschreven: ‘Alleen de nakomelingen van Isaak zullen gelden als jouw nageslacht.’
Dat wil zeggen: ze zijn niet door hun natuurlijke afstamming kinderen van God, maar gelden als nageslacht van Abraham op grond van Gods belofte.
Opmerking: er is een Israël waar je door geboorte bij hoort en een werkelijk Israël. Daar hoor je bij op grond van de belofte.
Romeinen 9:27. En Jesaja roept over Israël uit: ‘Al telde het volk van Israël zo veel mensen als er zand is bij de zee, slechts een rest zal worden gered.
Romeinen 9:31. Maar Israël, dat naar rechtvaardigheid streefde door de wet te volgen, heeft dat niet bereikt.
Romeinen 10:1-2 Broeders, de oprechte wens van mijn hart en mijn gebed tot God voor Israël is gericht op hun zaligheid. Want ik getuig van hen dat zij ijver voor God hebben, maar niet met het juiste inzicht. [HSV]
Romeinen 10:19-21. Maar dan vraag ik weer: heeft Israël de boodschap niet begrepen? Welnu, allereerst zegt Mozes: ‘Ik zal jullie afgunstig maken op een volk dat geen volk is, Ik terg jullie met een volk zonder verstand.’ En Jesaja zegt zelfs: ‘Ik heb me laten vinden door wie Mij niet zochten, Ik heb me bekendgemaakt aan wie niet naar Mij hebben gevraagd.’ Maar over Israël zegt hij: ‘Heel de dag sta Ik met uitgestoken handen tegenover een ongehoorzaam en opstandig volk.’
Romeinen 11
In de brief aan de gemeente van Rome gaat een heel hoofdstuk over het onderwerp Israël.
Romeinen 11:1-2. Dan is nu mijn vraag: heeft God zijn volk soms verstoten? Beslist niet. Ik ben immers zelf een Israëliet, een nakomeling van Abraham, afkomstig uit de stam Benjamin. God heeft zijn volk, dat Hij al van tevoren uitgekozen heeft, niet verstoten. Of weet u niet wat de Schrift over Elia zegt, hoe hij Israël bij God aanklaagt? [HSV}
Opmerking: het kan er uiterlijk slecht uitzien maar God staat borg voor zijn volk
Romeinen 11:7-8. Wat betekent dit alles? Wat Israël heeft nagestreefd, heeft het niet bereikt; alleen zij die zijn uitgekozen hebben het bereikt. De overigen werden onbuigzaam, zoals ook geschreven staat: ‘God heeft hun geest verdoofd, hun ogen blind gemaakt en hun oren doof, tot op de dag van vandaag.’
Romeinen 11.:11. … door hun overtreding konden de heidenen (beter: de volken) worden gered en daarop moesten zij afgunstig worden.
Opmerking: de mensen van het volk Israël moesten afgunstig worden. Is dat al zo? Nauwelijks denk ik. De kerk is wel groot geworden maar niet meer zo herkenbaar aan zijn Joodse wortels.
Romeinen 11:13b-14. Zeker, ik ben een apostel voor de heidenen (beter: de volken), maar ik schat mijn taak juist dáárom zo hoog omdat ik hoop afgunst bij mijn volksgenoten op te wekken en een deel van hen te redden.
Opmerking: het afgunstig maken komt in drie teksten voor namelijk in Romeinen 10:19, 11:11 en 14. Hoe zou dat kunnen gebeuren?
Romeinen 11:17-18. En als nu sommige takken van de edele olijfboom zijn afgebroken en u, loten van een wilde olijfboom, tussen de overgebleven takken bent geënt en mag delen in de vruchtbaarheid van de wortel, dan moet u zich niet boven de takken verheffen. Als u dat doet, moet u goed bedenken dat niet u de wortel draagt, maar de wortel u.
Opmerking: het delen van de gelovigen uit de volken en van Israël staat in de diverse vertalingen anders verwoord. Dat lijkt te komen omdat het Griekse woord ‘en’ niet in alle handschriften staat.
De NBV en de NBG betrekken ‘de vruchtbaarheid’ en ‘het saprijke’ op de wortel.
De SV en HSV spreken van ‘de vettigheid’ van de olijfboom. SV. .. en des wortels en der vettigheid des olijfbooms mede deelachtig zijt geworden.
HSV: .. mede deel hebt gekregen aan de wortel en de vettigheid van de olijfboom. Evenals de Complete Jewish Bible: ..have become equal sharers in the rich root of the olive tree.
Romeinen 11:19-20. Maar nu zult u tegenwerpen: ‘Die takken zijn toch afgebroken zodat ik geënt kon worden?’ Zeker, ze zijn afgebroken vanwege hun ongeloof en u dankt uw plaats aan uw geloof.
Opmerking: het draait om al dan niet geloof in Jezus in wat hij deed en zei.
Romeinen 11:21b-22. .. als hij de oorspronkelijke takken al niet heeft gespaard, zou hij u dan wel sparen? Houd daarom voor ogen dat God niet alleen goed is, maar ook streng. Hij is streng voor wie gevallen zijn, maar goed voor u – als u tenminste trouw blijft aan zijn goedheid, want anders wordt ook u afgekapt.
Opmerking 1: hier staat in de vertaling dat God streng is. Dat is niet zo’n goede vertaling. Er staat het Griekse woord ἀποτομία, apotomia, Strong G663 dat ‘scherp’ betekent. Je kunt niet marchanderen met God, een rad voor ogen draaien, wees eerlijk en oprecht.
Opmerking 2: trouw aan zijn goedheid blijven, dat is ook dat goede als zijn volgeling zelf ook doen.
Romeinen 11:23-26. En als de Israëlieten niet volharden in hun ongeloof, zullen ook zij worden geënt, want God is bij machte hen opnieuw te enten. Immers, als u die van nature een tak van de wilde olijfboom bent, tegen de natuur in op de edele olijfboom bent geënt, hoeveel eerder zullen dan zij die er van nature bij horen, op die boom worden geënt! Slechts een deel van Israël werd onbuigzaam, en dat alleen tot het moment dat alle heidenen (beter volken) zijn toegetreden. Dan zal heel Israël worden gered.
Opmerking: Paulus heeft zijn beeld van de profeet Jeremia.
Jeremia 11:16. Een groene olijf, schoon van prachtige vrucht, heeft de HERE u genoemd; onder geluid van groot gedruis heeft een vuur zijn loof aangestoken en zijn takken verbrand.
<<>>De edele olijfboom staat voor Israël zoals de HEER dat bedacht heeft zoals Hij zich dat voor ogen had: gehoorzaam aan Gods geboden en luisterend naar de profeten. De edele olijfboom is het gelovige Israël. De sappen staan voor de Heilige Geest. Jeremia 11:16b geeft het oordeel over het volk Israël in de tijd van Jeremia: zijn loof aangestoken en de takken verbrand.
Hoe komt de olijf aan zijn kracht? Isaï en zijn kleizoon David zijn onderdeel van de wortel waaruit de telg Jezus is ontsproten. Zie ook de studie over Jezus, waarbij het gaat over Jezus de Nazarener.
Romeinen 15:12. En verder zegt Jesaja: ‘Isaï zal een telg voortbrengen: hij die komt om over de heidenen (beter: volken) te heersen; op hem zullen zij hun hoop vestigen.’
Jezus is de telg van David.
Openbaring 5:5. Toen zei een van de oudsten tegen mij: ‘Wees niet verdrietig. Want de leeuw uit de stam Juda, de telg van David, heeft de overwinning behaald, en daarom mag hij de boekrol met de zeven zegels openen.’
Openbaringen 22:16. Ik ben de telg van David, zijn nakomeling, de stralende morgenster.’
Geworteld zijn komt meer voor in de geschriften.
Efeze 3:17. .. opdat Christus door het geloof in uw harten woning make. Geworteld en gegrond in de liefde”. [NBG]
Kolossenzen 2:7. .. geworteld en opgebouwd wordend in Hem, bevestigd wordend in het geloof, zoals u geleerd is. [NBG]
Opmerking: geworteld in de olijfboom is ook geworteld in de liefde, God is liefde, en geworteld in Jezus, de zoon van God.
Zonder zo’n wortel met zalving houdt ons geloof geen stand. Denk aan de gelijkenis van het zaad zoals dat is weergegeven in Matteüs 13, Marcus 4 en Lukas 8.
Stel dat je helemaal geen geestelijke wortels hebt, geen roots, dan ben je in korte tijd geestelijke opgedroogd. Als wilde loten geënt in die oude olijfboom Israël is voor de gelovigen uit de volken het maximaal bereikbare. En ook gelijk geweldig om mee te maken.
Wat kunnen we van deze teksten leren?
<<nog toevoegen>>
Overige brieven van Paulus en de brief aan de Hebreeën
Het gaat in totaal om negen teksten waar het woord Israël in voorkomt.
De context van deze tekst is de maaltijd van de Heer en of je het vlees kan nuttigen dat aan afgoden is gewijd..
1 Korintiërs 10:18. Kijkt u eens naar het volk van Israël. Is het niet zo dat allen die van de offers eten, deel hebben aan de altaardienst?
2 Korintiërs 3:7-8. Wanneer de dienst die de dood bracht en die met letters in steen werd gegrift, al met zo veel luister verscheen dat het volk van Israël niet naar Mozes kon kijken vanwege de stralende glans op zijn gezicht – een glans die verdween –, zal dan de dienst die de Geest brengt niet nog groter luister hebben?
2 Korintiërs 3:12-13. Nu wij zulk een verwachting hebben, treden wij met volle vrijmoedigheid op, geheel anders dan Mozes, die een bedekking voor zijn gelaat deed, opdat de kinderen Israëls geen blik zouden slaan op het einde van hetgeen moest verdwijnen.
Opmerking: wat is de uitleg van de laatste zin? <<>> [NBG]
Galaten 6:15-16. Het doet er niet toe of iemand besneden is of niet, maar alleen of iemand een nieuwe schepping is. Moge er vrede en barmhartigheid zijn voor allen die bij deze maatstaf blijven, en voor het Israël van God.
Opmerking: de maatstaf is niet anders dan het kruis van Christus. Voor Paulus niet iets om je er over te beroemen.
Efeziërs 2:11-13. Bedenk daarom dat u, die geen geboren Joden bent en onbesnedenen genoemd wordt door hen die door mensenhanden besneden zijn – bedenk dat u destijds niet verbonden was met Christus, uitgesloten was van het burgerschap van Israël en geen deel had aan de verbondssluitingen en de beloften die daarbij hoorden. U leefde zonder hoop en zonder God in deze wereld. Maar nu bent u, die eens ver weg was, in Christus Jezus dichtbij gekomen, door zijn bloed.
Filippenzen 3:5. Ik werd besneden toen ik acht dagen oud was en behoor tot het volk van Israël, tot de stam Benjamin, ik ben een geboren Hebreeër met de wetsopvatting van een farizeeër.
Hebreeën 8:8-10. Maar God berispt zijn volk met de woorden: ‘De dag zal komen – spreekt de Heer – dat Ik een nieuw verbond zal sluiten met het volk van Israël en met het volk van Juda. Niet een verbond zoals Ik dat sloot met hun voorouders toen Ik hen bij de hand nam om hen weg te leiden uit Egypte, want aan dat verbond zijn ze niet trouw gebleven. Daarom heb Ik me niet langer om hen bekommerd – spreekt de Heer. Maar dit is het verbond dat Ik in de toekomst met het volk van Israël zal sluiten – spreekt de Heer: In hun verstand zal Ik mijn wetten leggen en in hun hart zal Ik ze neerschrijven. Dan zal Ik hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn.
Opmerking: in vers 8 laat de schrijver er geen misverstand over bestaan. Zowel het tien stammenrijk, dat toen Israël heette, als het tweestammenrijk, dat toen Juda heette, hoort bij deze belofte.
Hebreeën 11:22. Door zijn geloof sprak Jozef aan het eind van zijn leven al over de uittocht van het volk van Israël en gaf hij opdracht zijn gebeente dan mee te nemen.
Wat kunnen we van deze teksten leren?
Het Israël van God, dat zijn hen die in Christus zijn zowel uit het Joodse volk als uit de andere volken. Galaten 6:15-16
Door in Christus Jezus te zijn, zijn we burger van Israël, hebben we deel aan de verbonden en de beloften. En we hebben hoop en leven met God. Efeziërs 2:11-13.
De apostel Paulus hoort tot het volk Israël. Filippenzen 3:5.
God gaat een nieuwe verbond aan met Israël aan. Hij gaat de goede dingen in ons verstand en hart leggen. Dan zullen we zijn volk zijn. Hebreeën 8:8-10.
Belangrijke momenten in de vroegere geschiedenis worden aangehaald zoals het deelhebben aan de offers, 1 Korintiërs 10, het glanzen van het gezicht van Mozes, 2 Korintiërs 3 en de uittocht. Hebreeën 11:22
Jacob
In het Oude Testament werd de naam ‘Jacob’ ook gebruikt het volk van Jacob mee aan te duiden. In het Nieuwe Testament komt de naam ‘Jacob’ ook voor. Hier echter slechts eenmaal om het volk Israël aan te geven. De andere keren gaat het om de aartsvader Jacob. Het is wat de engel Gabriël tegen Maria zegt als hij vertelt dat ze zwanger zal raken.
Lukas 1:33. Tot in eeuwigheid zal Hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.’
Landstreek Judea
Hieronder de gegevens van het Nieuwe Testament over de landstreek Judea.
Woord | Soort woord | Strong | Opmerkingen: | |
1 | Ἰούδα Iouda | Eigennaam | G2448 G2455 SB0254 | Juda of Judas Komt 7 keer voor in 6 verzen en 38 keer in 37 verzen voor |
2 | Ἰουδαία Ioudaia | Eigennaam | G2449 SB0249 | Landstreek Judea. Komt 44 keer voor in 44 verzen KJV: Judaea (41x), Jewry (2x). |
Ad 1. De Blue Letter Bible geeft twee verschillende woorden waar de Studiebijbel één woord hanteert. Het gaat om mensen die Juda heten. De stamvader Juda is wel de bekendste. Het land van Juda verwijst naar hem.
Ad 2. Dit is de landstreek Judea.
Matteüs 1:1-4. Toen Jezus geboren was, in Betlehem in Judea, tijdens de regering van koning Herodes, kwamen er magiërs uit het Oosten in Jeruzalem aan. Ze vroegen: ‘Waar is de koning van de Joden die onlangs geboren is? Wij hebben namelijk zijn ster zien opgaan en zijn gekomen om Hem te aanbidden.’ Koning Herodes schrok hevig toen hij dit hoorde, en heel Jeruzalem met hem. Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk samen om aan hen te vragen waar de messias geboren zou worden. ‘In Betlehem in Judea,’ zeiden ze tegen hem, ‘want zo staat het geschreven bij de profeet: “En jij, Betlehem in het land van Juda, bent zeker niet de minste onder de leiders van Juda, want uit jou komt een leider voort die mijn volk Israël zal hoeden.”’
Overwegingen
In die lange geschiedenis van het volk Israël is veel gebeurd. Talloze hoogte en dieptepunten.
Het was een ontwikkeling van een uitgebreide familie naar een heel volk, naar een groot volk en de laatste eeuwen weer naar een relatief klein volk.
Toen het nog een uitgebreide familie was, in de tijd van Jacob en Jozef vertrokken ze vanwege hongersnood naar Egypte. Na vierhonderd jaar vertrokken ze als een volk onder leiding van Mozes weer naar het beloofde land.
In het land Israël hield men zich niet aan de afspraken, die ze met God hadden gemaakt. Uiteindelijk leidde dat tot de verdrijving en verstrooiing naar Assyrië (Irak) en naar Babel (Iran).
Onder leiding van Nehemia en Ezra keerden de eerste groepen weer terug. De stroom van mensen, die terugkeerden ging blijkbaar nog tientallen jaren door.
In de tijd van Jezus leefden er al weer enkele miljoenen Joden in het land en met de grote feesten waren er honderdduizenden mensen in Jeruzalem.
Een groot deel van degenen, die niet terugkeerden verloren kennis over hun afstamming. Wellicht wordt ook nog eens duidelijk in welke volken veel afstammelingen van het oorspronkelijke volk Israël wonen.
Door de afwijzing van Jezus en de opstanden van het Joodse volk werden degenen, die in Israël woonden, verdreven en verstrooid onder de volken. De joden noemen dit de diaspora.
Ook nu waren er Joodse mensen die hun oorspronkelijke afkomst verloren, maar andere mensen traden juist toe tot het jodendom.
Sinds het begin van vorige eeuw zijn de joden weer aan het terugkeren naar Israël.
Ronde 3: 2000 jaar diaspora
Door het afwijzen van de persoon Jezus en door het in de wind slaan van de waarschuwende woorden van Jezus ging het volk Israël een nieuwe ronde in van verdrijven, verstrooien, gevangenschap, met hoop op een mogelijke terugkeer en weer bij elkaar komen.
Jezus spreekt op de Olijfberg, vlak voor zijn dood deze profetie uit.
Lukas 21:24. En zij zullen vallen door de scherpte van het zwaard en in gevangenschap weggevoerd worden onder alle heidenen. En Jeruzalem zal door de heidenen vertrapt worden, totdat de tijden van de heidenen vervuld zullen zijn.
Volk of heiden?
Als in de vertaling staat ‘heidenen’ of ‘heidenvolken’ dan staat in het Grieks het woord etnos, dat volken betekent. Je kunt beter met ‘volken’ vertalen, bij het woord ‘heidenen’ zit een negatieve klank en dat is niet met het woord etnos bedoeld.
Jezus de eersteling
In het Oude Testament wordt het volk Israël de eersteling genoemd. In het Nieuwe Testament wordt Jezus de eersteling genoemd. Hier gaat het om het Griekse woord πρωτότοκος, prōtotokos, Strong G4416, dat negen keer voorkomt. Matteüs 1:25 en Lukas 2:7 spreekt over de eerstgeboren zoon van Maria.
Jezus de eerstgeboren van talloze broeders en zusters, Romeinen 8:29, Jezus de eerstgeborene van heel de schepping, Kolossenzen 1:15, de eerstgeborene van de doden, Kolossenzen 1:18 en Openbaringen 1:5. In Hebreeën 1:6 en 11:28 gaat het over Jezus als eersteling in de wereld. Hij voorkwam destijds dat de eerstgeborenen onder het volk Israël zouden sterven. En in Hebreeën 12:23 gaat het over de eerstelingen onder de gelovigen, die in de hemelen opgeschreven zijn.
Andere bronnen
Welke andere bronnen zijn er over Israël naast de Bijbel? Een heel scala. Allerlei soorten plaatsen: vestingen bijvoorbeeld Massada, archeologische plaatsen, graven, gebouwen, bronnen, beken en rivieren, kunst, liederen en allerlei soorten boeken.
En van de moderne staat Israël natuurlijk allerlei voorlichtingsmaterieel.
Schrijver | Titel, subtitel, opmerkingen | |
1 | Het is een volk met misschien wel de langste geschiedenis. | |
2 | Bart Repko | Terug van weggeweest. Van Rome naar Jeruzalem. |
3 | Doron | Een nieuwe mens. (een duiding van de betekenis van Israël en joden in de hedendaagse tijd). |
6 | Christenen voor Israël | Een veelheid aan publicaties |
Er zijn ook allerlei bronnen, die over de diverse aspecten gaan van het volk Israël. Voor het begrip rest, zie ook excurs 6 van de Studiebijbel deel Hosea / Maleachi
Lessen
Het is indrukwekkend wat God doet om ons mensen te bereiken. Als het niet met de hele mensheid lukt, dan maar met één persoon en diens nageslacht. Die persoon, aartsvader Abraham, en diens nageslacht werd het volk Israël. De Joodse mensen in de tijd van Jezus en die we ook nu nog kennen zijn nazaten van het volk Israël.
In de tijd van Jezus was er geen staat Israël, maar volgens de woorden van Jezus wel een land en een volk Israël. Er waren zelfs steden van Israël. Of gewoon Israël als een zichtbare beeld van iets geestelijks.
Die vertegenwoordiging van het het volk Israël is er nu nog meer, nu er ook weer een staat Israël is en velen pakweg de helft van de bevolking Gods geboden van de Torah naleven.
Het onderwijs van het Nieuwe Testament over Israël geeft een paar onderwerpen aan.
Goed om te weten dat gelovigen uit de volken te vergelijken zijn met wilde loten op een edele olijfboom. Naast de edele loten. De edele olijfboom is het volk Israël zoals het is bedoeld.
Het is de bedoeling dat de gelovigen uit de volken Israël tot jaloersheid opwekken.
Het is goed om te weten dat het leed van het Joodse volk ook een losprijs is voor de gelovigen uit de volken.
Het volk Israël noemt God zijn eersteling. Waarom? Omdat De Heere God hoopt en er ook voor gaat zorgen dat de andere volken ook volken zijn en worden, die Hem zullen erkennen als hun God.