Op die bijzondere Pinksterdag, die wij in Nederland elk jaar vieren, begon er een nieuw soort gemeente van God. En dat begon met een overvloedige uitstorting van de Heilige Geest.
Die uitstorting van de Heilige Geest had een enorme impact op de mensen, die toen daar, bij de tempel in het oude Jeruzalem aanwezig waren.
Blijkbaar stonden ze er allemaal voor open. Alle eventuele weerstand, die ze hadden, verdween door de kracht van de Geest als sneeuw voor de zon.
Door die uitstorting van de Heilige Geest werd het leven van deze mensen veel meer op God gericht en, en dat is bijzonder, daardoor ook meer op andere mensen gericht.
Waarschijnlijk werkt het zo. God is gericht op het welzijn van alle mensen. Als er meer van God in ons is, dan gaat dat van God in ons werken en krijgen we meer compassie voor anderen.
Die compassie van met de Geest vervulde gelovigen voor anderen zorgde ervoor dat ze een goede naam kregen. Er werd zelfs gezegd ‘ze stonden in de gunst bij het gehele volk’.
Vanuit Jeruzalem kreeg deze beweging ook invloed in de omgeving van Jeruzalem. En vandaar ging de invloed nog verder. En nog verder. En enkele tientallen jaren later waren er in het hele Romeinse Rijk op veel plaatsen kleine groepjes van deze met Geest vervulde gelovigen.
Ook buiten het Romeinse Rijk kwamen de boodschappers van het evangelie. Zo weten we van het Perzische rijk en van India. Een groot deel van de wereld werd in die jaren bereikt met het evangelie.
Hoe kwam het evangelie in Nederland?
Er is een verhaal van ene Egistus, die in het jaar 60 in ‘Nederland’ zou hebben geëvangeliseerd. Hij zou één van de 72 door Jezus uitgezonden discipelen zijn geweest. Maar hij is niet in de officiële geschiedenis boeken terecht gekomen omdat men behalve het verhaal, verder geen bewijs heeft gevonden van zijn bestaan en zijn werk. [Bron: Hoe God verscheen in Friesland van Dirk Otten, bladzijde 45 onderaan].
Ik schreef hierboven hoe het evangelie in Nederland kwam, maar het is goed om te beseffen dat tot de 16de eeuw er niet zoiets was als ‘Nederland’. Er leefden in wat nu Nederland is verschillende volkjes en die verplaatsten zich regelmatig.
Ook het landschap was ingrijpend anders. In de eerste eeuwen van onze jaartelling was er een groot gebied van het huidige Zeeland, Friesland en Groningen dat bij eb droog stond en bij vloed onder water liep. En wat nu het IJsselmeer is was veel kleiner. Er was veel moeras. Hier en daar was het gebied geschikt voor bewoning. De invloed van de zee, de grootte van de meren en de moerassen, dat veranderden nogal door de tijd.
Rond de vierde en vijfde eeuw van onze jaartelling woonden er drie volken in ‘Nederland’. De Franken onder de grote rivieren. De Friezen in het Westen en Noorden. En de Saksen in het Oosten van ons land.
De Frankische koning Clovis ging in het jaar 498/499 over naar het christelijk geloof en daarmee werd zijn rijk een christelijk rijk. De adel zou hem vanzelfsprekend gaan volgen en de andere klassen, de vrije mensen, de horigen en de slaven zouden dat op de langere termijn ook wel doen. De kerk was aanwezig met kerkgebouwen, priesters en bisschoppen. De kerk zoals die toen was lijkt het meest, qua uiterlijkheden, op wat nu de Rooms Katholieke kerk is.
In de kerk waren mensen, die gegrepen werden door de woorden van God. Ze maakten van hun geloof hun levenswerk. Ze besteedden veel tijd aan zingen, lezen , bidden en meedoen aan de missen. Ze leefden celibatair, ze trouwden dus niet en ze kregen dus ook geen kinderen. Ze leefden alleen voor God. Deze mensen bekwaamden zich en vatten moed om het geloof verder uit te dragen.
Zo ging men vanuit het christelijke rijk van de Franken naar de streken waar de Friezen woonden. De eerste van wie daar verslaggeving van is, is Eligius. Hij was een bijzonder mooi mens met een enorme staat van dienst aan het hof van het Frankische rijk, zie Wikipedia, maar dus niet te beroerd om naar die Friezen te gaan om daar te evangeliseren.
Eligius was tussen 630 en 650 actief in het gebied ten noorden van de monding van de Schelde. In Zeeland zeg maar. Dat gebied was toen onder invloed van de Frankische koning. Toen het gebied weer onder invloed van de Friezen kwam werd het werk stopgezet.
Het is goed om te weten dat er een periode was dat groepen van Friezen en Saksen overstoken naar Engeland waar ze in contact kwamen met christenen. De christelijke kerk in Engeland had haar wortels in Ierland, waar de kerk meer in vuur en vlam was voor het evangelie dan in de voormalige Romeinse gebieden. Ook Eligius was geïnspireerd door christenen uit Ierland.
Van de Friese koning Aldgisl weten we dat hij in 678 een halfjaar de adellijke bisschop Wilfried van York uit het bevriende Engeland met een heel gezelschap liet evangeliseren in Noord West Friesland. Er zouden duizenden Friezen zich hebben bekeerd volgens een geschiedschrijver van die tijd.
In het jaar 680 ging monnik Wigbert met een heel gezelschap vanuit Ierland naar Friesland. Hij wilde een ‘peregrinus pro Christo’ zijn. Iemand die van ‘het op pad zijn voor Christus’ zijn levenswerk maakte. Wigbert had weinig succes. Geschiedschrijvers denken dat het uitblijven van succes de volgende twee redenen had.
Bij de Germanen had de adel de leiding, anderen volgden. En de adel had contact met de adel van andere volken. Wigbert was niet van adel.
En de tweede reden was dat de Germaanse godsdienst tot in alle haarvaten van de levens van mensen was opgenomen. Hun hele leven had te maken met de godsdienst. Het was dan ook een levensgrote overgang om christen te worden.
Daarna kwam Wulfram. Hij had in het jaar 689 bijna de Friese koning Radboud zover gekregen dat hij zich zou bekeren. Toen hij al met één voet in het doopvont stond, wilde Wulfram nog een vraag stellen: ‘Zou door zijn doop zijn voorouders ook recht krijgen op een plaats in de hemel van de christenen’. Wulfram moest daarover eerlijk zijn, hij maakte de koning duidelijk dat dat niet het geval zou zijn. Daarop zei Radboud dat hij dan liever in het hiernamaals bij zijn eigen vorstelijke voorouders wil zijn en hij liet zich toch niet dopen.
Vervolgens landde Willibrord in het jaar 690 vanuit Engeland bij de monding van de Schelde. Niet dus bij Katwijk zoals wel eens wordt beweerd. Willibrord werkte vanuit het land van de Franken onder de Friezen. Het werd door de paus benoemd tot de aartsbisschop van de Friezen.
Daarna kwam de Angelsaks Winfried, die van de paus de naam Bonifatius had gekregen naar Friesland. Hij was een man, die soms stevig optrad richting de Franken, waar in de kerk allerlei misstanden waren. Bonifatius was meer de man van de paus in Rome. Het conflict kan hem wel eens de geestelijke bescherming hebben gekost. Hij werd op latere leeftijd, in 754, met vijftig metgezellen bij Dokkum vermoord.
Bonifatius had Gregorius al als zijn opvolger aangewezen. De standplaats van Gregorius werd Utrecht. Hij deed een soort functie als bisschop maar vanwege de weerzin bij de Franken over Bonifatius werd hij niet benoemd als bisschop van Utrecht.
Gregorius stak veel energie in de abdijschool in Utrecht, hij zorgde voor goed opgeleide krachten voor de kerk. Op de foto een standbeeld van Gregorius op de Gregoriusschool Kromme Nieuwe Gracht 34 in Utrecht.
Na de dood van Gregorius in 775 werd Alberik als eerste bisschop van Utrecht gewijd.
Zo werd West en Noord Nederland, Friesland dus, langzamerhand steeds meer christelijk. Oost Nederland volgde later. En Zuid Nederland was al langer christelijk.
Degenen, die de Germaanse godsdienst volgden, werden steeds minder in aantal. Hoewel ook vandaag de dag er nog steeds mensen zijn op de Veluwe en in Drenthe bijvoorbeeld, die de riten van die godsdienst nog steeds uitvoeren.
Wat was eigenlijk die Germaanse godsdienst? Er is daarover geen eigen schriftelijke vastlegging. We weten wel van anderen dat er goden waren en godenbeelden, ook tempels. Er waren rituelen bij huwelijk en de dood. Er waren gewijde bronnen en heilige bomen. Er was waarzeggerij zoals de toekomst lezen uit de hersenen van een dier, tovenarij, amuletten en toverspreuken. En dieren offers. Processies waarbij godenbeelden over de velden werden gedragen. Eigenlijk wat je wereldwijd bij de godsdiensten van de volken vindt.
Voor het christelijke geloof was de Bijbel belangrijk. Vandaar ook die aandacht voor scholing van Gregorius. Verder was het tonen en eer geven aan relikwieën belangrijk, men droeg mooi gewaden, en men bouwde kleinere en grotere kerken. Er kwamen kloosters voor monniken en nonnen en abdijen voor christelijke leken. Men besteedde veel tijd aan de godsdienst. Een of meer bijeenkomsten per dag. En bidden aan de hand van fraaie gebedenboeken.
Er zijn veel bijzondere gebeurtenissen opgeschreven. Het lijkt mij dat de verhalen over deze gebeurtenissen door de tijd steeds groter en buitenissiger geworden zijn. Neemt niet weg dat er veel echt gebeurt zal zijn. Bijzondere genezingen, bevrijdingen, plotselinge verplaatsingen en verschijningen van engelen, van de Heer zelf en gestorven heiligen. Eigenlijk wat je ook al in het boek Handelingen uit de Bijbel tegenkomt en wat we horen van elders in de wereld.
De omslag van de Germaanse godsdienst naar het christelijk geloof is een enorme verschuiving en dat is denk ik toch vooral doordat de christelijke werkers in alle gebrek hun werk deden, maar wel vast overtuigd en goed onderlegd waren en dat de hemel het ondersteunde met wonderen en tekenen.