In de oude kerk van Beekbergen heeft men in 2013 een gebrandschilderd raam in het koor laten plaatsen. Het beeld laat het licht schijnen vanaf het kruis via een Bijbel naar de gemeente toe. Er staat bij: “Ik ben het licht van de wereld”. Johannes 8:12.
Mijn gebed is dat deze studie jou gaat helpen om Jezus na te volgen. Ook in zijn genezingen.
Hieronder staan de teksten van de genezingen zoals beschreven in de evangelie boeken van de Bijbel. Ze zijn gegroepeerd per genezing en er is wat uitleg bijgeschreven.
Alle teksten zijn uit de NBV vertaling tenzij anders is vermeld.
Jezus en genezing, hoort dat bij elkaar?
Waarom kwam Jezus op aarde? Hieronder de vijf plekken in de Bijbel waar op die vraag de antwoorden staan.
Antwoorden aan Jozef bij de aankondiging Jezus
De eerste keer dat wordt geopenbaard wat het doel is van Jezus komst zijn de woorden van een engel een Jozef. Jozef overwoog in het geheim zijn verloofde te verlaten toen hij hoorde dat ze zwanger was en dan gebeurt dit.
Matteüs 1:20-23. Toen hij dit overwoog, verscheen hem in een droom een engel van de Heer. De engel zei: ‘Jozef, zoon van David, wees niet bang je vrouw Maria bij je te nemen, want het kind dat ze draagt is verwekt door de heilige Geest. Ze zal een zoon baren. Geef hem de naam Jezus, want hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden.’ Dit alles is gebeurd opdat in vervulling zou gaan wat bij monde van de profeet door de Heer is gezegd: ‘De maagd zal zwanger zijn en een zoon baren, en men zal hem de naam Immanuel geven,’ wat in onze taal betekent ‘God met ons’.
De engel spreekt Jozef in de droom aan met ‘zoon van David’. Daarmee betrekt de engel Jozef bij Jezus, ook de zoon van David.
En de geruststelling: ‘Wees niet bang want het is van de heilige Geest’. Dat zou sommigen van ons bang maken. Voor Jozef lijkt dat niet te gelden, het was eerder: “Oh, het werk van de heilige Geest? Dan is het goed”.
‘Geef Hem de naam Jezus’ zegt de engel. In de naam zit gelijk ook de missie van de nog te baren zoon van Maria. In de naam van Jezus, in de taal van die dagen waarschijnlijk uit te spreken als Jeshua, zit het woord jeshe dat heil betekent. Jeshua betekent Jahweh redt of Jahweh brengt heil. Deze zoon noemt men elders ook wel zaligmaker en vredevorst.
De inhoud van de missie van Jezus is: ‘hij zal Zijn volk bevrijden van hun zonden’.
Wat hier met ‘bevrijden’ is vertaald is het Griekse woord ‘sosei’, dat je ook kunt vertalen met ‘zalig maken’ zoals in de HSV en SV vertaling of met ‘redden’, zie de NBG vertaling. Je zou ook kunnen vertalen met genezen.
Waarvan redden? ‘Van hun, in het Grieks hamartion’, zonden. Dat is wel een breder dan ons begrip van zonden. Je kunt er naast geestelijke ook psychische of lichamelijke problemen onder verstaan.
‘Hij komt om ons te genezen van onze kwalen’, zou ook een goede vertaling zijn.
De naam Immanuel komt van de profeet Jesaja, een veel gelezen profeet in die dagen. In hoofdstukken 7 en 8 wordt over Immanuël geschreven. Jesaja 7:14. Daarom zal de Heer zelf u een teken geven: de jonge vrouw is zwanger, zij zal spoedig een zoon baren en hem Immanuel noemen.
In deze hoofdstukken 7 en 8 staan mooie beloften maar ook nood en ellende. Ik kan me voorstellen dat het Jozef zekerheid gaf over zijn bijzondere zoon, maar dat hij ook vragen had over zijn toekomst.
Antwoorden bij het onderwijs in de synagoge van Nazareth
De volgende plaats in het Nieuwe Testament waar de missie van Jezus naar voren komt is tijdens het onderwijs van Jezus in de synagoge van Nazareth.
Lukas 4:18-21. ‘De Geest van de Heer rust op mij, want hij heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, om een genadejaar van de Heer uit te roepen.’ Hij rolde de boekrol op, gaf hem terug aan de dienaar en ging weer zitten; de ogen van alle aanwezigen in de synagoge waren op hem gericht. Hij zei tegen hen: ‘Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan.’
Dit is Jezus brede missie. Van jubeljaar of genadejaar met vereffening tussen arm en rijk, tot vrijlating van gevangenen. Van inzicht, blinden het gezicht tot innerlijke genezing, armen het goede nieuws.
n werk Jezus = zaligmaker (SV en HSV), vredevorst (Jesaja 9:5)
Een vers verder krijgt zijn onderwijs in de synagoge een vervolg.
Lukas 4:23-27. En hij zei tegen hen: ‘Ongetwijfeld zullen jullie me dit gezegde voorhouden: Geneesheer, genees uzelf. Doe alles waarvan wij gehoord hebben dat het in Kafarnaüm gebeurd is, ook hier in uw vaderstad.’ Hij vervolgde: ‘Luister, ik zeg jullie dat geen enkele profeet welkom is in zijn vaderstad. Maar ik zeg het jullie zoals het is: in de tijd van Elia, toen de hemel drie jaar en zes maanden lang gesloten bleef en er in het land een grote hongersnood uitbrak, waren er veel weduwen in Israël. Toch werd Elia niet naar een van hen gezonden, maar naar een weduwe in Sarepta bij Sidon. En in de tijd van de profeet Elisa waren er veel mensen in Israël die leden aan huidvraat. Toch werd niemand van hen gereinigd, maar wel de Syriër Naäman.’
Jezus was welkom om iets te mogen zeggen. Dat is nog iets anders dan openstaan voor Jezus. Dat stonden ze niet in Nazareth. Als je niet openstaat voor Jezus, dan gebeuren er ook geen wonderen. Dat overkomt de christelijke wereld in Nederland ook dikwijls, en zij zeggen dan ook: ‘Waarom gebeurt er bij ons zo weinig’.
Zo kwam het dat Elia bij een weduwe in Sidon moest verblijven, en niet in Israël, en een Syriër werd genezen van huidvraat en niet iemand uit het volk Israël.
Antwoorden op de vraag van Johannes de Doper
De derde keer dat Jezus vertelt waarom hij de dingen doet zoals hij ze doet is het antwoord op een vraag van Johannes de Doper. Die stelt de vraag: bent U het of verwachten we een ander?
Daarop antwoordt Jezus.
Matteüs 11:4-6. Jezus antwoordde: ‘Zeg tegen Johannes wat jullie horen en zien: blinden kunnen weer zien en verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt. Gelukkig is degene die aan mij geen aanstoot neemt.’
Lukas geeft nog aan waarom Jezus dit antwoord gaf. Het sloot namelijk aan bij de dingen, die hij aan het doen was. Vervolgens geeft Lukas exact dezelfde tekst.
Lucas 4:21-23. ‘Hij genas toen juist veel mensen van ziekten en allerlei aandoeningen en van boze geesten en hij gaf tal van blinden het gezichtsvermogen terug. Hij antwoordde: ‘Zeg tegen Johannes wat jullie gezien en gehoord hebben: blinden kunnen weer zien, verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt, aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt. Gelukkig is degene die aan mij geen aanstoot neemt.’
Neem geen aanstoot aan Jezus? Je zou denken dat iedereen blij is als mensen worden genezen? Helaas, dat is niet zo. Dat hebben wij ook gemerkt. Er zijn mensen die zich aan genezingen ergeren. Waarom zou dat zijn? Omdat ze het anderen niet gunnen? Geen liefde voor de ander? Omdat het niet in hun beeld van God past? Past niet bij hun overtuigingen over genezing?
Antwoord in het bericht aan die vos Herodus
Jezus zegt nog weer iets over zijn missie als de Farizeeën Jezus adviseren te vertrekken omdat Herodus zoekt Jezus te doden. Jezus geeft Herodus dit bericht:
Lucas 13:32. ‘Zeg tegen die vos: “Let op, ik drijf demonen uit en vandaag en morgen genees ik mensen, en op de derde dag bereik ik de voltooiing.”
Opvallend is dat Jezus krachtige taal gebruikt. Strijdtaal. Koning tegenover koning. Uitwerpen demonen, G1544 en G1140. Volbreng ik genezing. G2392 en .. . Op de derde dag bereik ik mijn doel.
Zoals Petrus het op het Pinksterfeest samenvat
Op die bijzondere shavoeot, het Pinksterfeest geeft Petrus de hoofdlijnen van het leven en werk van Jezus aan en tenslotte zijn missie.
Handelingen 10:34-38. Daarop nam Petrus het woord en zei: ‘Nu begrijp ik pas goed dat God geen onderscheid maakt tussen mensen, maar dat hij zich het lot aantrekt van iedereen, uit welk volk dan ook, die ontzag voor hem heeft en rechtvaardig handelt. God heeft aan de Israëlieten bekendgemaakt dat hij door Jezus Christus het goede nieuws van de vrede is komen brengen. Deze Jezus is de Heer van alle mensen. U weet wat er in heel het Joodse land is gebeurd, hoe het begon in Galilea, hoe God, na de doop waartoe Johannes opriep, Jezus uit Nazaret met de heilige Geest heeft gezalfd en met kracht heeft bekleed. Hij trok als weldoener door het land en genas iedereen die in de macht van de duivel was, want God stond hem bij.
Petrus zegt van God dat hij zich het lot aantrekt van iedereen, uit welk volk dan ook. Tenminste indien dat volk ontzag heeft voor God en rechtvaardig handelt. Is dat in Nederland?
Jezus kwam om het goede nieuws van de vrede te brengen.
Jezus is de Heer van alle mensen.
Jezus werd met de heilige Geest gezalfd en met kracht heeft bekleed.
Dertig genezingen zijn beschreven.
Jezus heeft veel mensen genezen. De Bijbel spreekt van massa’s en van menigten mensen, die werden genezen. Bij dertig van die genezingen worden details gegeven, de ene keer wat meer dan de andere keer. Die details laten zien dat de aandoeningen, de situaties en de aanpak van Jezus steeds weer anders was.
Door je erin te verdiepen ga je meer begrijpen van genezen. In ieder geval dat er veel soorten aandoeningen zijn en dat je er in allerlei situaties mee te maken kan krijgen en dat het ook steeds weer anders is wat je als christen zou kunnen doen.
Het overzicht van die dertig
Hier het overzicht van alle genezingen van Jezus, waarvan het genezingsproces is beschreven. Het gaat om in totaal vijftig perikopen. Ik heb geprobeerd een chronologische volgorde aan te houden.
De apostel Johannes schrijft maar over vijf genezingen, waarvan er vier zijn, die niet door de anderen worden beschreven. Hij schrijft dat de genezing van de zoon van de hoveling het tweede wonder was na het wonder in Kana toen water in wijn veranderde. Dat geeft goede informatie voor een volgorde. Maar ik kwam er toch niet uit. Daarom heb ik de wonderen van Johannes maar een beetje achteraan geplaatst.
Verder is het zo dat Matteüs een iets andere volgorde van de genezingen aanhoudt, dan Marcus en Lukas. Omdat Markus en Lukas met zijn tweeën zijn, heb ik de volgorde van Marcus en Lukas aangehouden. En omdat Lukas meer wonderen beschrijft is Lukas als leidend voor de volgorde geworden.
Ik ken twee andere lijstjes uit boeken. Het lijstje van John Wimber en Kevin Springer in het boek “een kracht om te genezen”, zie bladzijde 201. En een lijst van Wilkin van der Kamp in “Geboren om vrij te zijn”.
Genezing | Matteüs | Marcus | Lucas | Johannes |
1. Man met onreine geest | 1:23-25 | 4:33-37 | ||
2. Schoonmoeder van Petrus | 8:14-15 | 1:30-31 | 4:38-39 | |
3. Demonen eruit in Galilea | 8:16-17 | 1:39 | 4:40-42 | |
4. Melaatse, die het rondvertelt | 8:2-4 | 1:40-42 | 5:12-13 | |
5. Verlamde door het dak | 9:2-7 | 2:3-5 | 5:17-25 | |
6. Man met verdorde hand | 12:9-13 | 3:1-5 | 6:6-10 | |
7. Knecht van centurion | 8:5-13 | 7:2-10 | ||
8. Zoon weduwe in Naïn | 7:11-15 | |||
9. Maria van Magdala e.a | 8:2 | |||
10. Geraseense bezetene | 8:28-32 | 5:1-13 | 8:26-33 | |
11. Dochter van Jaïrus | 9:18-19; 23-25 | 5:22-24 35-43 | 8:41-42; 49-56 | |
12. Vrouw met vloeiingen | 9:20-22 | 5:25-34 | 8:43-48 | |
13. Twee blinden | 9:27-30 | |||
14. Stomme bezetene | 9:32-33 | |||
15. Enkele zieken in Nazareth | 13:57-58 | 6:5-6 | ||
16. Dochter van Syrofenicische | 15:22-28 | 7:24-30 | ||
17. Doofstomme man “Effata” | 7:32-35 | |||
18. Blinde man in Bethsaïda | 8:22-26 | |||
19. Kind met boze geest | 17:14-21 | 9:14-29 | 9:38-43 | |
20. Stomme bezetene | 12:22-29 | 11:14 | ||
21. De vrouw, die krom was | 13:10:13 | |||
22. De waterzuchtige | 14:1-4 | |||
23. Zoon hoveling Kafarnaüm | 4:46-53 | |||
24. De tien melaatsen | 17:11-19 | |||
25. Blinde Bartimeüs | 20:30-34 | 10:46-52 | 18:35-43 | |
26. Invalide man Bethesda | 5:2-9 | |||
27. De blind geborene | 9:1-41 | |||
28. De opwekking van Lazarus | 11:1-45 | |||
29. Oor van knecht Malchus | 22:49-51 | 18:10-11 | ||
30. Opstanding van de doden | 27: 50-54 |
Jezus begon zijn werk voor genezingen in het Noorden en ging daarna naar het Zuiden naar het gebied rond Jeruzalem. In de streek in het Noorden was de weerstand tegen genezingen anders dan die in het Zuiden.
De genezingen in het Noorden
Nog ter inleiding voordat al die genezingen aan de orde komen. In het begin gebeurden de genezingen vooral in het Noorden, in het deel waar veel joden woonden, in Galilea, maar ook weinig joden woonden in Syrië, en Syro Fenicië, het huidige Libanon en in het gebied aan de andere kant van de Jordaan.
In het begin lag de kern van Jezus bediening in Galilea. De naam Galilea, haGalil is een verkorting van galil ha-gojiem, “district van de volken”. In dat district hadden zich ook diverse Joodse gemeenschappen gevestigd om daar serieus volgens hun godsdienst te leven.
Jezus begint dus vanuit die serieuze Joodse gemeenschap in het gebied van de volken en dus niet vanuit het godsdienstige Judea met als centrum Jeruzalem.
Galilea is een uitgestrekte landstreek in het noorden van Israël, zie het kaartje.
1. Man met onreine geest
Op een dag was er een eerste genezing. De eerste, die volgens Marcus en Lukas werd genezen was een door een demon bezeten man. Hij viel Jezus lastig tijdens zijn onderwijs in de synagoge van Nazareth door hard te gaan schreeuwen.
Het was trouwens niet zomaar een toevallige dag dat Jezus ging genezen. Het was enkele dagen nadat Jezus zijn eerste volgelingen had geroepen. Hij was vanaf nu niet meer alleen, maar samen. Dat is ook wat wij merken. Genezen is teamwerk. We doen het samen als christelijke gemeenschap.
Marcus 1:21-25. Ze gingen op weg naar Kafarnaüm, en op de eerstvolgende sabbat ging Jezus naar de synagoge en onderwees er de mensen. Ze waren diep onder de indruk van zijn onderricht, want hij sprak hen toe als iemand met gezag, niet zoals de schriftgeleerden. Er was in de synagoge ook een man die bezeten was door een onreine geest, en hij schreeuwde: ‘Wat hebben wij met jou te maken, Jezus van Nazaret? Ben je gekomen om ons te vernietigen? Ik weet wel wie je bent, de heilige van God.’ Jezus sprak hem streng toe en zei: ‘Zwijg en ga uit hem weg!’ De onreine geest deed de man stuiptrekken en verliet hem met een luide schreeuw. Iedereen was zo verbijsterd dat ze tegen elkaar zeiden: ‘Wat is dit allemaal? Een nieuwe leer met groot gezag! Zelfs als hij onreine geesten een bevel geeft, wordt hij gehoorzaamd.’ Het nieuws over Jezus verspreidde zich algauw overal in Galilea.
Lukas 4:31-37. Hij ging naar Kafarnaüm, een stad in Galilea, waar hij de inwoners steeds op sabbat onderwees. Ze waren diep onder de indruk van zijn onderricht, want hij sprak met gezag. Er was in de synagoge iemand die bezeten was door een geest, een onreine demon, en deze schreeuwde luidkeels: ‘Aaah! Wat hebben wij met jou te maken, Jezus van Nazaret? Ben je gekomen om ons te vernietigen? Ik weet wel wie je bent, de heilige van God.’ Maar Jezus sprak hem streng toe en zei: ‘Zwijg en ga uit hem weg!’ De demon smeet de man op de grond en ging uit hem weg zonder hem te verwonden. Allen waren verbijsterd. Ze bespraken het voorval met elkaar en zeiden: ‘Wat zijn dat voor dingen die hij zegt? Hoe komt het dat hij het gezag en de macht heeft om onreine geesten zijn bevelen te geven zodat zij de mensen verlaten?’ Het nieuws over hem verspreidde zich overal in de streek.
De eerste genezing in het evangelie van Marcus en Lukas is een bevrijding. De genezing gebeurt na geruime tijd van onderwijs. In het evangelie van Matteüs wordt zelfs het onderwijs van de Bergrede in zijn geheel geplaatst voor de eerste genezingen. Die eerste genezing in Matteüs is in de lijst hierboven als de vierde genezing opgenomen.
De genezing gebeurde in de synagoge. In het dorp dat in het Hebreeuws Kfar Naüm heet, dorp Naüm. De fundamenten van deze synagoge zijn nog steeds te bewonderen in deze plaats aan het meer van Galilea.
Kfar Naüm was de woonplaats van Simon, later Petrus genoemden van Andreas zijn broer en van de broers Johannes en Jacobus. Ze waren alle vier vissers. Drie van hen waren onder de twaalf discipelen de vertrouwelingen van Jezus. Naast hun band met Jezus hadden ze ook een band met elkaar. Zelfde familie, zelfde beroep en zelfde plaats van afkomst.
Jezus gaf niet alleen zijn onderwijs met gezag. Zijn gezag betrof ook de geestelijke wereld. Of beter gezegd: je hebt gezag of je hebt het niet. Als je gezag hebt, kun je onderwijs geven in de kracht van de Geest, maar ook met geesten omgaan in de kracht van de Geest.
De onreine geest van de man ging door zijn geschreeuw de confrontatie met Jezus aan. Was dat bewust of werd de geest van de man geprikkeld door de aanwezigheid van de Heilige Geest in Jezus? Ik denk dat laatste. Het is voor zo’n onreine geest of het mes op zijn keel wordt gezet. Een vrees voor ‘vernietiging’.
Zo’n onreine geest is uit een totaal andere wereld. Zo’n geest hoort bij het rijk van de duisternis, terwijl Jezus een ‘heilige van God’ is. Hij hoort bij het Koninkrijk van het Licht. Waar je het licht aandoet, bestaat de duisternis gelijk niet meer.
Lukas noemt die onreine geest ook wel demon. Een soort god, maar dan één van de duisternis. De geest van een mens kan vervuild raken, maar het is sowieso niet goed als een god in een mens gaat wonen. Of het moet de Geest van God zijn natuurlijk.
Jezus sprak de onreine geest/demon streng toe en zei: ‘Zwijg en ga uit hem weg!’. Zo doe je dat bij een confrontatie met onreine geesten. Het effect is dat de demon ‘de man op de grond smeer’ (Lucas), ‘de man deed stuiptrekken’ (Marcus). Vervolgens staat er ‘ging de demon uit hem weg zonder hem te verwonden’ (Lukas) en ‘hem verliet met een luide schreeuw’ (Marcus).
Rein en onrein zijn belangrijke begrippen in de Bijbel. Wat rein en onrein is tref je vooral in de eerste vijf boeken van de Bijbel. Onrein is niet geschikt voedsel, schimmels op de muur, slechte hygiënische omstandigheden, waarzeggerij, afgoden vereren, dingen als seks met dieren, contact met een dood lichaam. Het is een hele rij van dingen waardoor je onrein oftewel vuil van kunt worden.
Waarom was de geest van die man in de synagoge besmet, onrein geworden? En was er zelfs een demon in hem gekomen? Dat weten we niet, maar er moet wel worden voorkomen dat het nogmaals gebeurt. Misschien gebeurde dat bij deze man vanzelf omdat hij Jezus ging volgen.
2. Genezing schoonmoeder Petrus
Direct na het bezoek van Jezus in de synagoge ging hij op bezoek bij het ouderlijk huis van Petrus waar hij zijn schoonmoeder ontmoette.
Matteüs 8:14-15. Toen Jezus het huis van Petrus was binnengegaan, zag hij diens schoonmoeder met koorts in bed liggen. Hij raakte haar hand aan en de koorts verdween. Ze stond op en begon voor hem te zorgen.
Marcus 1:29-31. Toen ze uit de synagoge kwamen, gingen ze rechtstreeks naar het huis van Simon en Andreas, samen met Jakobus en Johannes. Simons schoonmoeder lag met koorts in bed, en ze spraken met Jezus over haar. Hij ging naar haar toe, pakte haar hand vast en hielp haar overeind. Toen verliet de koorts haar, en ze begon voor hen te zorgen.
Lukas 4:38-39. Na het verlaten van de synagoge ging hij naar het huis van Simon. Simons schoonmoeder had hoge koorts, en ze vroegen Jezus om haar te helpen. Hij boog zich over haar heen en sprak de koorts bestraffend toe. Die verliet haar, en meteen stond ze op en begon voor hen te zorgen.
In Marcus en Lukas wordt nog Petrus oude naam gebruikt: Simon. Ze waren nog maar met vier leerlingen. De broers Simon en Andreas en de broers Jacobus en Johannes. De schoonmoeder van Simon was blijkbaar op bezoek, want het huis was van Simon en Andreas.
De vier mannen ‘spraken met Jezus over haar’ (Marcus) en ‘vroegen Jezus haar te helpen’ (Lukas). De verwachting van de discipelen dat Jezus bijzondere dingen kon doen was hoog. Hun vraag was algemeen: ‘helpen’. Die vraag om te helpen zullen we meer tegenkomen.
Jezus doet vijf dingen:
– ‘hij ging naar haar toe’ (Matteüs)
– ‘buigt zich over haar heen’ (Lucas)
– ‘spreekt de koorts bestraffend toe’ (Lukas)
– ‘raakt haar hand aan’ (Matteüs), ‘pakt haar bij de hand’ (Marcus)
– ‘hielp haar overeind’ (Marcus).
Jezus bestraft hier de koorts alsof het om een persoon gaat. Bij andere genezingen spreekt Jezus scheppende woorden. Het gevolg hier is dat de persoon ‘koorts’, de zieke verlaat. ‘Deze vrouw stond meteen op’. Er was geen herstel nodig. Er was geen schade overgebleven.
‘Ze begon voor hen te zorgen’. Ze kan weer uit de voeten. Tot vreugde van haarzelf en voor haar omgeving. Dat is ook wat genezing meestal te weeg brengt, je kunt weer je taak doen, verder gaan met je roeping, de blokkade wordt opgeheven.
En er is nog een bijzonder effect, dat staat bij het volgende punt.
3. Demonen eruit in Galilea
’s Middags was de genezing van de schoonmoeder van Petrus en op dezelfde dag bij het vallen van de avond brengt men zieken en bezetenen bij Jezus. De inwoners van het dorp Kfar Naum, verzamelden zich bij de deur van hun huis.
Matteüs 8:16-17. Bij het vallen van de avond brachten ze vele bezetenen bij hem. Met een enkel bevel dreef hij de geesten uit, en allen die ziek waren genas hij, opdat in vervulling ging wat gezegd is door de profeet Jesaja: ‘Hij was het die onze ziekten wegnam en onze kwalen op zich heeft genomen.’
Marcus 1:32-34. ’s Avonds laat, toen de zon al was ondergegaan, brachten de mensen alle zieken en bezetenen naar hem toe; alle inwoners van de stad hadden zich bij de deur van het huis verzameld. Hij genas vele zieken van allerlei kwalen en hij dreef veel demonen uit, maar stond ze niet toe om iets te zeggen, want ze wisten wie hij was.
Lukas 4:40-41. Toen de zon was ondergegaan, brachten de mensen al hun zieken naar hem toe, aan welke kwaal ze ook leden. Hij legde hun een voor een de hand op en genas hen. Hij dreef ook veel demonen uit, die schreeuwden: ‘Jij bent de Zoon van God!’ Hij sprak hen bestraffend toe en verbood hun iets te zeggen; ze wisten immers dat hij de messias was.
In deze drie delen staat twee keer het woord ‘bezetenen’ (Matteüs en Marcus). Bezetenen zou ik zo iemand noemen in een Psychiatrische inrichting, die soms helemaal onhandelbaar wordt en dan door zes mensen moet worden aangepakt om hem in de klemmen te zetten. Totdat zo iemand weer rustig is geworden. Ik denk dat er enkele tientallen van dit soort mensen zijn in Nederland. Soms ontstaan er levensgevaarlijke situaties. In de krant lees je wel ieder jaar wel van een moord, door zo’n bezetene uitgevoerd.
Het lijkt mij dat de man van Gadera, die verder op wordt genoemd zo’n bezetene is. Hier gaat het volgens de Griekse tekst over gedemoniseerden (daimonizomenous), mensen met een geestelijke aandoening. Zoals bij ons er ook zoveel zijn een een GGZ instelling.
Verder kwamen bij Jezus zieken, die aan allerlei kwalen leden. Matteüs en Marcus maken een onderscheid in ‘bezetenen’ en ‘zieken’. Dat onderscheid zegt iets over wat de aanpak moet zijn voor genezing.
Bij mensen met geestelijke problemen dreef hij de geesten uit (pneumata) (Matteüs) of de demonen uit (Marcus en Lukas). En al de zieken (kakos echontas) genas hij (etherapeusen).
Het opvallende is dat in de tijd van Jezus er veel mensen in Israël waren met geestelijke problemen. En dat is ook nu nog in ons land. Maar dat in het Israël van het Oude Testament je er niet of nauwelijks over leest. Dat zou gekomen zijn omdat de Joodse mensen dan al eeuwenlang in occulte landen hebben geleefd en traumatische ervaringen hebben meegemaakt?
‘Hij legde hun een voor een de hand op’ (Lucas). De handen opleggen is een daad van geloof waar kracht aan kan worden verleend.
‘Welke kwaal ze ook leden’. Je kunt bij Jezus met iedere kwaal komen. Maakt niet uit welke het is. Jezus genas hen allen. Dat doet denken aan de ‘kwalen van Egypte’, waarvan God beloofde, die niet op het volk Israël te leggen, mits ze zich aan de geboden hielden. Deuteronomium 28:60.
De kwalen niet opleggen en de kwalen genezen ligt voor de God, die alles maakte, dicht bij elkaar. Wat een genade van God. Terwijl het volk op allerlei terrein de geboden niet hield, legde God geen nieuwe kwalen op hen, maar genas hen van de kwalen.
De geesten of demonen schreeuwden nog wel ‘Jij bent de zoon van God’ (Lukas). In het rijk van de duisternis hadden ze in de gaten dat Jezus de gezalfde was. Dat merkten ze in ieder geval aan zijn autoriteit.
Dat geschreeuw vestigt de aandacht op de demonen en dat is niet goed. Jezus ‘spreekt daarom de demonen bestraffend toe’ (Lukas) hij ‘stond niet toe om iets te zeggen’ (Marcus) en ‘verbood hen iets te zeggen’ (Lukas). Dat kan blijkbaar ook, iets niet toestaan van de demonen. Als je maar voldoende autoriteit hebt.
4. Melaatse, die het rondvertelt
Nadat Jezus uitgebreid onderwijs heeft gegeven en weer op pad gaat, dan gebeurt dit.
Matteüs 8:2-4. Er kwam iemand naar hem toe die aan huidvraat leed. Hij wierp zich voor hem neer en zei: ‘Heer, als u wilt, kunt u mij rein maken.’ Jezus strekte zijn hand uit, raakte hem aan en zei: ‘Ik wil het, word rein.’ En meteen was hij gereinigd van zijn huidvraat. Jezus zei tegen hem: ‘Denk erom dat u er met niemand over praat, maar ga u aan de priester laten zien en breng als getuigenis voor de mensen het offer dat Mozes heeft voorgeschreven.’
Marcus 1:40-45. Er kwam iemand naar hem toe die aan huidvraat leed; hij smeekte hem om hulp en zei, terwijl hij op zijn knieën viel: ‘Als u wilt, kunt u mij rein maken.’ Jezus kreeg medelijden, stak zijn hand uit, raakte hem aan en zei: ‘Ik wil het, word rein.’ En meteen verdween zijn huidvraat en hij was rein. Jezus stuurde hem weg met de ernstige waarschuwing: ‘Denk erom dat u tegen niemand iets zegt, maar ga u aan de priester laten zien en breng het reinigingsoffer dat Mozes heeft voorgeschreven, als getuigenis voor de mensen.’ Maar toen de man vertrokken was, ging hij overal breeduit rondvertellen wat er gebeurd was, met als gevolg dat Jezus niet langer openlijk in een stad kon verschijnen, maar op eenzame plaatsen buiten de steden moest blijven. Toch bleven de mensen van alle kanten naar hem toe komen.
Lukas 5:12-16. In een van de steden waar hij kwam, stond er plotseling een man voor hem die door huidvraat getekend was. Toen hij Jezus zag, liet hij zich languit op de grond vallen en smeekte hem om hulp met de woorden: ‘Heer, als u wilt, kunt u mij rein maken.’ Jezus stak zijn hand uit, raakte hem aan en zei: ‘Ik wil het, word rein!’ En meteen verdween zijn huidvraat. Hij beval hem er met niemand over te spreken, maar zei: ‘Ga u aan de priester laten zien en breng een offer voor uw reiniging, zoals Mozes heeft voorgeschreven, als getuigenis voor de mensen.’ Maar het nieuws over hem verspreidde zich juist verder, en grote mensenmassa’s verzamelden zich om naar hem te luisteren en zich van hun ziekten te laten genezen. Hijzelf trok zich geregeld terug op eenzame plaatsen om er te bidden.
In de NBV vertaling wordt deze aandoening huidvraat genoemd, andere vertalingen gebruiken het woord melaats. ‘Lepros’ staat er in de Griekse tekst. Het woord betekent: schilferig, schubbig of ruw. Het is de aandoening die in het Oude Testament in het Hebreeuws ‘metzorah’ wordt genoemd. Niet alleen mensen kunnen ‘metzorah’ zijn, ook stoffen als wol, linnen en leer en zelfs huizen kunnen ‘metzorah’ zijn. Iets of iemand, die ‘metzorah’ is, is onrein.
Deze ‘metzorah’ was de ziekte, die Mirjam de zus van Mozes kreeg als straf voor haar rebellie. Toen Mozes voor haar ging bidden werd ze ‘genezen. Ze moest wel zeven dagen in quarantaine blijven. Numeri 12:10-16.
Het gebod was, dat als je metzorah kreeg, je in quarantaine moest blijven totdat het weer voorbij was. In de praktijk bleven deze mensen bijna allemaal ziek, dus levenslang in quarantaine. Met het stempel van ‘onrein’.
De HEER gaf al in de tijd van Mozes de procedure aan hoe iemand, die was genezen weer in de gemeenschap kon worden opgenomen. Daar verwijst Jezus naar: ‘laat je zien en doe een offer tot getuigenis’. De procedure staat in Leviticus 14:1-32. Hier staat verder nog je haar afscheren en jezelf en je kleren wassen. Het strijken van het bloed van een ander offerdier. Zalving met olie. En tenslotte een offer aan God. Het zijn handelingen gericht op verzoening van die persoon met God. Dat deze procedure er had het volk ertoe moeten bewegen om er ook naar de staan.
Voor de volledigheid, In Leviticus 13:1-46 staat de procedure wat er moest gebeuren als het vermoeden bestond dat iemand ‘metsorah’ was geworden. De priester diende ‘metzorah’ te constateren. Als het zo was, dan verklaarde hij die persoon onrein. Die persoon ‘moet zijn kleren scheuren, zijn haar los laten hangen, baard en snor bedekken en ‘onrein, onrein’ roepen. Als onreine moest hij apart wonen en buiten het kamp verblijven (vers 45 en 46).
Aan de voorschriften van Mozes voegt Jezus toe dat het offer tot ‘een getuigenis voor de mensen’ is. Was dit openbaring van God of een al bestaande gedachte? In ieder geval hoort de genezing van een melaatse opgemerkt te worden.
Lukas vermeldt dat hij door de huidvraat getekend was. Het was dus meer dan een slecht uitziende huid. Door die ziekte sterft van alles van je lichaam af. Je kunt vingers of een hele hand verliezen, maar ook je neus en je oren bijvoorbeeld. Je bent niet meer om aan te zien na verloop van tijd. Als door het woord van Jezus de man geneest zal hij dus ook die neus en die oren of die vingers of die hele hand weer terug hebben gekregen. Het gaat dan om een scheppende genezing.
Jezus verzoekt de man om zijn genezing niet rond te vertellen. Dat volgt de man niet op. Maar wat zou de reden van dat verzoek zijn? De commotie dat Jezus een onreine had aangeraakt? De woede die dat gaf?
Het leidde inderdaad er toe dat Jezus niet meer openlijk in een stad kon verschijnen (Marcus). Maar de mensen zochten hem wel op, ‘grote mensenmassa’s verzamelden zich om naar hem te luisteren en zich van hun ziekten te laten genezen’.
5. Verlamde door het dak
Enkele dagen later gebeurde dit. Een genezing van een verlamde, die er ook mee tobde met zijn zondelast. Hier de verslagen van die gebeurtenis.
Matteüs 9:1-8. Hij stapte weer in de boot en stak over, terug naar zijn eigen stad. Daar probeerden een paar mensen een verlamde bij hem te brengen die op een draagbed lag. Bij het zien van hun geloof zei Jezus tegen de verlamde: ‘Wees gerust, uw zonden worden u vergeven.’ Daarop zeiden enkele schriftgeleerden bij zichzelf: Wat een godslasterlijke taal! Jezus doorzag hun gedachten en zei: ‘Waarom hebt u zulke boosaardige gedachten? Wat is gemakkelijker, te zeggen: “Uw zonden worden u vergeven” of: “Sta op en loop”? Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.’ Toen zei hij tegen de verlamde: ‘Sta op, pak uw bed en ga naar huis.’ En hij stond op en ging naar huis. Bij het zien hiervan werden de mensen van ontzag vervuld en ze loofden God, om de macht die hij aan mensen heeft verleend.
Marcus 2:1-12. Toen hij enkele dagen later terugkwam in Kafarnaüm, werd bekend dat hij weer thuis was. Er stroomden zo veel mensen toe dat er zelfs voor de deur geen plaats meer was, en hij verkondigde hun Gods boodschap. Er werd ook een verlamde bij hem gebracht, die door vier mensen gedragen werd. Omdat ze zich niet door de menigte konden wringen, haalden ze een stuk van het dak weg boven de plaats waar Jezus zat, en toen ze een opening hadden gemaakt, lieten ze de verlamde op zijn draagbed naar beneden zakken. Bij het zien van hun geloof zei Jezus tegen de verlamde: ‘Vriend, uw zonden worden u vergeven.’ Er zaten ook een paar schriftgeleerden tussen de mensen, en die dachten bij zichzelf: Hoe durft hij dat te zeggen? Hij slaat godslasterlijke taal uit: alleen God kan immers zonden vergeven! Jezus had meteen door wat ze dachten en dus zei hij: ‘Waarom denkt u zoiets? Wat is gemakkelijker, tegen een verlamde zeggen: “Uw zonden worden u vergeven” of: “Sta op, pak uw bed en loop”? Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.’ Toen zei hij tegen de verlamde: ‘Ik zeg u, sta op, pak uw bed en ga naar huis.’ Meteen stond hij op, pakte zijn bed en ging weg; allen die dit zagen, stonden versteld en loofden God. ‘Zoiets hebben we nog nooit gezien,’ zeiden ze.
Lukas 5:17-26. Toen hij op een dag onderricht gaf, bevonden zich onder zijn gehoor ook farizeeën en wetgeleerden die uit allerlei plaatsen in Galilea en Judea en uit Jeruzalem waren gekomen. De kracht van de Heer was werkzaam in hem, opdat hij zieken zou genezen. Er kwamen een paar mannen met een verlamde op een draagbed, die ze naar binnen wilden brengen om hem voor Jezus neer te leggen. Maar ze zagen geen kans om door de mensenmassa heen te komen, en dus gingen ze het dak op en lieten hem op het bed door een opening in het tegeldak naar beneden zakken tot vlak voor Jezus. Toen hij hun geloof zag, zei hij tegen hem: ‘Uw zonden zijn u vergeven.’ De schriftgeleerden en de farizeeën begonnen zich af te vragen: Wie is die man dat hij deze godslasterlijke taal spreekt? Wie kan zonden vergeven dan God alleen? Maar Jezus begreep wat ze dachten en zei tegen hen: ‘Vanwaar toch al die bedenkingen? Wat is gemakkelijker, te zeggen: “Uw zonden zijn u vergeven” of: “Sta op en loop”? Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.’ En hij zei tegen de verlamde: ‘Ik zeg u, sta op, pak uw bed en ga naar huis.’ En onmiddellijk stond hij voor de ogen van alle aanwezigen op, pakte het bed waarop hij altijd had gelegen en vertrok naar huis, terwijl hij God loofde. Allen stonden versteld en ze loofden God, en zeiden, vervuld van ontzag: ‘Vandaag hebben we iets ongelooflijks gezien!’
Opvallend in deze geschiedenis is, dat vier mannen een ander, iemand die verlamd was, helpen om tot Jezus te komen. Hulp op geestelijk gebied kan ook teamwork zijn. Dat zien we vaker. Een predikant, iemand van het gebedspastoraat, een therapeut en een psychiater, die samen iemand helpen om uit zijn of haar problemen te komen.
Deze vier mannen hebben mijn respect. Ze lieten zich niet door bijzondere heren weerhouden. Ook niet door praktische problemen. Een mooi voorbeeld voor iedereen.
‘Bij het zien van hun geloof’ (Matteüs en Marcus). ‘Toen hij hun geloof zag’ (Lukas). Ook hun geloof was gezamenlijk. Dat maakt een team sterk. Vertrouwen en verwachten is een prima aanloop en aanleiding voor genezing.
‘Uw zonden worden u vergeven‘ (Matteüs) ‘Uw zonden zijn u vergeven’ (Markus en Lukas). De farizeeën en schriftgeleerden gingen ervan uit dat Jezus de verlamde zijn zonde vergaf. Wat hier alleen maar staat is dat Jezus de vergeving constateert. Dat is een gave van de Geest. Dat je constateert dat de zonden zijn of worden vergeven bij iemand, dat hebben meer mensen in de bediening van genezing meegemaakt. De farizeeën en schriftgeleerden misten die geestelijke ervaring en ergerde zich aan Jezus.
Jezus had ook nog tegen de verlamde gezegd: ‘Wees gerust’ (Matteüs) en ‘Vriend’ (Marcus). Het was blijkbaar iemand voor wie de zondelast zwaarder drukt dan zijn aandoening. Dat komt veel vaker voor! Misschien ook wel iemand die zelf goed in de gaten had dat bij hem vergeving van zijn zonden allereerst noodzakelijk was. Ook dat komt vaker voor.
‘Jezus doorzag hun gedachten’ (Matteüs), ‘Jezus had meteen door wat ze dachten’ (Markus), ‘Maar Jezus begreep wat ze dachten’ (Lukas). Dat is een gave van de Geest. Hier en op andere plaatsen in de evangeliën wordt inzicht van Jezus over wat mensen denken vermeld. Als Jezus dat altijd zou kunnen zou het hier niet vermeld zijn. Het is een gave van de Heilige Geest. De Geest geeft die gave als we die nodig hebben.
En dan is er de vraag van Jezus wat gemakkelijker is: ‘Het zien dat zonden vergeven zijn of worden of het genezen van een zieken’. Ik zou het antwoord niet weten. Op het moment dat we de gaven van God krijgen is zelfs het meest wonderbaarlijke nog gemakkelijk.
Deze geschiedenis laat ook zien dat er een relatie tussen zonden en ziekten kan zijn. Ze waren in deze situatie sterk verbonden. Bij de man lijkt schuldgevoel aan de orde. Ook schuldgevoel kan een belemmerende factor zijn. Ook dat zien we in de praktijk ook vaker. Schuldgevoel als blokkade voor innerlijke en lichamelijke genezing.
‘Vanwaar toch al die bedenkingen’ (Lukas), ‘Waarom denkt u zoiets?’ (Marcus), ‘Waarom hebt u zulke boosaardige gedachten?’ (Matteüs). De reactie op het gebruik van de gaven roept negatieve reacties op. Jammer. Daardoor missen ze de boot. Helaas gebeurt dit nog steeds bij allerlei mensen in de christelijke wereld.
De ‘gewone man’, was onder de indruk van Jezus. En terecht. ‘Bij het zien hiervan werden de mensen van ontzag vervuld en ze loofden God, om de macht die hij aan mensen heeft verleend‘ (Matteüs). ‘Allen die dit zagen, stonden versteld en loofden God. ‘Zoiets hebben we nog nooit gezien,’ zeiden ze. (Marcus) ‘Allen stonden versteld en ze loofden God, en zeiden, vervuld van ontzag: ‘Vandaag hebben we iets ongelooflijks gezien!’ (Lukas)
De constatering dat Jezus dit als mens deed is terecht, want Jezus deed zijn werk als mens. Hij had zijn goddelijkheid afgelegd. Wij als mensen kunnen Jezus hierin ook navolgen. God kan mensen die macht verlenen. En als God dat wil doen, dan kijkt Hij ook uit naar mensen die hier naar verlangen.
Als wij mensen de gaven zouden gebruiken, dan zien we ook wat het teweeg bent: ontzag voor God en het loven van God.
6. Man met verdorde hand
Dit is een gebeurtenis na de discussie met de farizeeën of de discipelen nu wel of niet graankorrels mochten plukken en eten op de sabbat. De Farizeeën namen Jezus kwalijk dat zij zich niet hielden aan de regels van de Joodse traditie. Het werk van een behandeling van een ziekte mocht volgens die traditie ook niet worden uitgevoerd.
In de Bijbel staan nauwelijks regels voor de sabbat, daar wordt vooral de bedoeling van de sabbat uitgelegd. Een dag om na zes dagen werken nu eens te rusten. Als we dan rust nemen, doen we dat samen met God. Hij rust dan ook. Rust is wat anders dan niets doen. Een rustdagwandeling komt tegemoet aan de doelstelling. Evenals een hulp die je kunt verlenen in de kracht van God.
Hier het verhaal van redding, maar ook van een keiharde confrontatie.
Matteüs 12:9-15. Hij trok weer verder en kwam in hun synagoge. Daar stond iemand met een verschrompelde hand. Omdat ze Jezus wilden aanklagen, vroegen ze: ‘Is het toegestaan op sabbat te genezen?’ Hij antwoordde: ‘Stel dat u maar één schaap hebt en dat valt op sabbat in een kuil, wie van u zou het niet vastgrijpen en het er weer uit halen? En is een mens niet veel meer waard dan een schaap? Daaruit volgt dat we op sabbat goed mogen doen.’ Toen zei hij tegen de man: ‘Steek uw hand uit.’ Hij stak hem uit en er kwam weer leven in, zijn hand werd weer even gezond als de andere. De farizeeën dropen af en besloten hem uit de weg te ruimen. Jezus besefte dat en week uit naar elders.
Marcus 3:1-6. Weer ging hij naar de synagoge. Daar was iemand met een verschrompelde hand. Ze letten op hem om te zien of hij die op sabbat zou genezen, zodat ze hem zouden kunnen aanklagen. Hij zei tegen de man met de verschrompelde hand: ‘Kom in het midden staan.’ Aan de anderen vroeg hij: ‘Wat mag men op sabbat doen: goed of kwaad? Een leven redden of het vernietigen?’ Maar ze zwegen. Hij keek hen boos aan, maar ook diepbedroefd vanwege hun hardleersheid, en toen zei hij tegen de man die in het midden stond: ‘Steek uw hand uit.’ Hij stak zijn hand uit en er kwam weer leven in. De farizeeën verlieten de synagoge en gingen meteen met de herodianen overleggen hoe ze hem uit de weg zouden kunnen ruimen.
Lukas 6:6-11. Op een andere sabbat ging hij naar de synagoge, waar hij onderricht gaf. Daar was ook iemand met een verschrompelde rechterhand. De schriftgeleerden en de farizeeën letten op hem om te zien of hij op sabbat iemand zou genezen, want dan zouden ze hem op grond daarvan kunnen aanklagen. Maar hij wist wat ze van plan waren en zei tegen de man met de verschrompelde hand: ‘Sta op en kom in het midden staan.’ Dat deed de man. Jezus zei tegen de farizeeën en schriftgeleerden: ‘Ik vraag u of men op sabbat goed mag doen of kwaad, of men een leven mag redden of verloren laten gaan.’ Nadat hij hen een voor een had aangekeken, zei hij tegen de man: ‘Strek uw hand uit.’ Dat deed hij en er kwam weer leven in zijn hand. De schriftgeleerden en de farizeeën raakten bijna buiten zinnen en begonnen onderling te overleggen wat ze met Jezus zouden doen.
Wat hier staat als ‘Verschrompelde rechterhand’, zou je ook een verdroogde hand kunnen noemen. Hier staat het woord ξηρός, xēros, Strong G3584. Het woord wordt ook gebruikt bij de uitdrukking de zee en het droge land. Of de groene boom en de ‘droge’ boom, dat zal wel de dode boom moeten zijn. In Johannes 5:3 bij de vijver van Bethesda lagen ook dit soort mensen. Verdroogde mensen? In Hebreeën 11:29 gaat het er over dat het volk door het droge van de zee naar de andere kant liep terwijl de Egyptenaren daarna verdronken. In ieder geval er was iets met die hand.
‘Kom in het midden staan’ (Marcus) of ‘Sta op en kom in het midden staan’ (Lucas) is een goede handeling om voor iemand voor genezing te bidden.
En dan gaat Jezus het de Farizeeën moeilijk maken. Hij roept ze ter verantwoording. Een mooi voorbeeld van hoe zijn volgelingen met eenzelfde soort huichelachtige mensen ook om kan gaan.
‘Stel dat u maar één schaap hebt en dat valt op sabbat in een kuil, wie van u zou het niet vastgrijpen en het er weer uit halen? En is een mens niet veel meer waard dan een schaap? Daaruit volgt dat we op sabbat goed mogen doen (Matteüs).
Wat mag men op sabbat doen: goed of kwaad? Een leven redden of het vernietigen (Marcus)?
Ik vraag u of men op sabbat goed mag doen of kwaad, of men een leven mag redden of verloren laten gaan (Lukas).
Hier hadden ze niet het antwoord dat recht zou doen aan de Bijbel én aan hun standpunt. Dit kun je in de kerk ook tegenkomen. Men wil de Bijbel niet afvallen maar ook het eigen standpunt niet. De enige reactie van de Farizeeën was dit: ‘Maar ze zwegen (Marcus).
Op dat zwijgen was dit de reactie van Jezus. Hier zie je de passie van Jezus om hen het evangelie te leren begrijpen maar ook omdat Jezus hen wilde redden: ‘Hij (Jezus) keek hen boos aan, maar ook diepbedroefd vanwege hun hardleersheid’ (Marcus). ‘Nadat hij hen een voor een had aangekeken’ (Lukas).
De zieke man werd niet de dupe van het dispuut. ‘Steek uw hand uit’ (Matteüs en Marcus), ‘Strek uw hand uit’ dat was het woord dat Jezus uitsprak.
De man gehoorzaamde het woord van Jezus met gevolg van zijn genezing. ‘Hij stak hem uit en er kwam weer leven in, zijn hand werd weer even gezond als de andere’ (Matteüs), ‘Hij stak zijn hand uit en er kwam weer leven in’ (Marcus), ‘Dat deed hij en er kwam weer leven in zijn hand’ (Lukas).
De Farizeeën en schriftgeleerden ‘raakten bijna buiten zinnen’ (Lukas). Dat kan ik me voorstellen. Het was ook verbale pak slaag. Ze gingen in onderling overleg en met de herodianen. Dat waren mensen, die lijntjes hadden met de Romeinse overheid. ‘Ze besloten hem uit de weg te ruimen’ (Marcus). ‘Jezus besefte dat en week uit naar elders’ (Matteüs).
7. Genezing van de slaaf/knecht van centurio
Een centurio was een Romeinse overste van maximaal honderd, zoals de naam doet vermoeden, soldaten. Kafarnaïm lag langs één van de belangrijkste wegen in Israël. Hij zal wel verantwoordelijk zijn geweest voor de orde en de rust in dat gebied. Het is een man met een bijzonder geloof. Een voorbeeld voor ons.
Zou deze centurio dezelfde zijn, die Petrus later ontmoet in Caesarea en die als één van de eerste uit de volken de Heilige Geest ontvangt? Zie het boek Handelingen.
Matteüs 8:5-13. Toen hij Kafarnaüm binnenging, kwam er een centurio naar hem toe die hem om hulp smeekte. ‘Heer,’ zei hij, ‘mijn slaaf ligt thuis verlamd op bed en lijdt hevige pijn.’ Jezus antwoordde hem: ‘Ik zal meegaan en hem genezen.’ Daarop zei de centurio: ‘Heer, ik ben het niet waard dat u onder mijn dak komt, u hoeft alleen maar te spreken en mijn slaaf zal genezen. Ook ik ben iemand die onder andermans gezag staat en zelf weer soldaten onder zich heeft, en als ik tegen een soldaat zeg: “Ga!” dan gaat hij, en tegen een andere: “Kom!” dan komt hij, en als ik tegen mijn dienaar zeg: “Doe dit!” dan doet hij het.’ Toen Jezus dit hoorde, verbaasde hij zich en hij zei tegen degenen die hem volgden: ‘Ik verzeker jullie: bij niemand in Israël heb ik zo’n groot geloof gevonden. Ik zeg jullie dat velen uit het oosten en uit het westen zullen komen en met Abraham, Isaak en Jakob zullen aanliggen in het koninkrijk van de hemel, maar de erfgenamen van het koninkrijk zullen worden verbannen naar de uiterste duisternis; daar zullen zij jammeren en knarsetanden.’ Tegen de centurio zei Jezus: ‘Ga naar huis. Zoals u het geloofd hebt, zo zal het gebeuren.’ Op hetzelfde moment genas zijn slaaf.
Lukas 7:2-10. Toen Jezus aan het eind was gekomen van zijn toespraak tot de menigte ging hij Kafarnaüm in. Een centurio die daar woonde had een slaaf die ernstig ziek was en op sterven lag; de centurio was erg op deze slaaf gesteld. Toen hij over Jezus hoorde, zond hij enkele Joodse leiders naar hem toe om hem te vragen bij hem te komen en zijn slaaf van de dood te redden. Toen ze bij Jezus waren gekomen, drongen ze er bij hem op aan mee te gaan. Ze zeiden: ‘De man die u dit verzoekt, verdient het dat u hem deze gunst bewijst. Want hij is ons volk goedgezind en heeft voor ons de synagoge laten bouwen.’ Jezus ging samen met hen op weg. Hij was al niet ver meer van het huis verwijderd, toen de centurio enkele vrienden naar hem toe stuurde met de mededeling: ‘Heer, spaar u de moeite, want ik ben het niet waard dat u onder mijn dak komt. Daarom ook achtte ik mij niet waardig om zelf naar u toe te gaan. Maar u hoeft maar te spreken en mijn knecht zal genezen zijn. Ook ik ben iemand die onder andermans gezag staat en zelf weer soldaten onder zich heeft, en als ik tegen een soldaat zeg: “Ga!” dan gaat hij, en tegen een andere: “Kom!” dan komt hij, en als ik tegen mijn slaaf zeg: “Doe dit!” dan doet hij het.’ Toen Jezus dit hoorde, verbaasde hij zich over hem; hij keerde zich om naar de menigte die hem volgde en zei: ‘Ik zeg jullie, zelfs in Israël heb ik niet zo’n groot geloof gevonden!’ Toen de vrienden van de centurio terugkeerden naar zijn huis, troffen ze daar de slaaf in goede gezondheid aan.
Jezus overbrugt een culturele en godsdienstige kloof in deze geschiedenis. Hij helpt in de nood van een Romeinse officier. En nog wel voor zijn slaaf.
Iedere genezing heeft wel een thema, soms meer. Het thema van deze genezing is ‘geloof’. En bij geloof is ontzag en vertrouwen dat er gebeurt wat God zegt.
Het andere thema is dat het geloof is voor zowel de Jood als de Romein, zowel voor heer als voor de slaaf.
8. De opwekking uit de dood van de zoon weduwe in Naïn
De dag nadat de slaaf van de centurio is genezen, i het Grieks staat de aanduiding ‘de volgende’, wat je met de volgende dag kunt vertalen gebeurt dit onvoorstelbare.
Lukas 7:11-16. Niet lang daarna ging Jezus naar een stad die Naïn heet, en zijn leerlingen en een grote menigte gingen met hem mee. Toen hij de poort van de stad naderde, werd er net een dode naar buiten gedragen, de enige zoon van een weduwe. Een groot aantal mensen vergezelde haar. Toen de Heer haar zag, werd hij door medelijden bewogen en zei tegen haar: ‘Weeklaag niet meer.’ Hij kwam dichterbij, raakte de lijkbaar aan – de dragers bleven stilstaan – en zei: ‘Jongeman, ik zeg je: sta op!’ De dode richtte zich op en begon te spreken, en Jezus gaf hem terug aan zijn moeder. Allen werden vervuld van ontzag en loofden God met de woorden: ‘Een groot profeet is onder ons opgestaan,’ en: ‘God heeft zich om zijn volk bekommerd!’ Het nieuws over hem verspreidde zich in heel Judea en in de wijde omtrek.
Dit is één van de twee voorbeelden dat niemand vraagt om genezing, maar dat Jezus toch geneest. Er staat omdat Hij met ontferming bewogen werd. Dit raakte zijn hart. De enige zoon van een weduwe.
Hoe vindt u de zin: ‘Jezus gaf hem terug aan zijn moeder’.
Dit kan er dus gebeuren als je in de nabijheid van de Heer komt. Deze vrouw had niet eens naar zijn nabijheid gezocht. Zijn nabijheid overkwam haar. Of was het Gods voorzienigheid? Leiding van de Heilige Geest? Zou ze al genade bij God hebben gevonden?
Dit het wonder tot gevolg. ‘Allen werden vervuld met ontzag voor God en loven God’. En ook opmerkelijk wat ze zeggen. ‘Een groot profeet is onder ons opgestaan’. Ze noemen Jezus geen gebedsgenezer, maar een profeet. Een profeet spreekt de woorden en doet de daden van God. Zou jij ook een profeet willen zijn?
Ze zeiden ook nog: ‘God heeft zich om zijn volk bekommerd!’ Dit soort dingen van Jezus laat dat ook zien. God bekommert zich om zijn volk als er ook mensen zijn, die zich bekommeren om wat God van hen vraagt.
Het nieuws verspreidde zich. Logisch zo’n groot wonder in zo’n schrijnende situatie. Maar waarom staat er speciaal bij dat het nieuws zich verspreidde in Judea? Misschien omdat daar veel mensen zijn, die niet geloven in de opstanding van de doden. De sadduceeën?
9. Maria van Magdala en andere bevrijd en genezen
Magdala oftewel Migdal is een dorp aan het meer van Galilea zo’n tien kilometer ten zuiden van Kapernaum.
Lukas 8:1-3. Kort daarop begon hij rond te trekken van stad tot stad en van dorp tot dorp om het goede nieuws over het koninkrijk van God te verkondigen. De twaalf vergezelden hem, en ook enkele vrouwen die van boze geesten en ziekten genezen waren: Maria uit Magdala, bij wie zeven demonen waren uitgedreven, Johanna, de vrouw van Chusas, de rentmeester van Herodes, en Susanna – en nog tal van anderen, die uit hun eigen middelen voor hen zorgden.
Enkele vrouwen, die genezen en bevrijd waren volgden Jezus. Maria van Magdala wordt apart genoemd. Zij was er slecht aan toe, zij had last van zeven demonen. Misschien speelde haar kwetsbaarheid nog steeds een rol, zodat het voor haar fijn en goed was om dichtbij Jezus te blijven.
Heel veel mensen willen de bediening van genezing niet, maar anderen staan er juist voor open en worden genezen. Handig als er onder hen vermogende mensen zijn. Voor de arme bedienaars van genezing kan dat het broodnodige geld in het laatje opleveren. Beter gezegd: het is de voorziening van de HEER dat de bedienaars van genezing voldoende financiële middelen hebben.
10. Geraseense bezetene
Dit gebeurde aan de oostkant van het meer van Galilea.
Matteüs 8:28-32. Toen hij aan de overkant in het gebied van de Gadarenen kwam, liepen hem vanuit de grafspelonken twee bezetenen tegemoet. Ze waren zo gevaarlijk dat niemand daar langs durfde te gaan. Ze begonnen te schreeuwen en te roepen: ‘Wat hebben wij met jou te maken, Zoon van God? Ben je hier gekomen om ons pijn te doen nog voordat de tijd daarvoor is aangebroken?’ Een eind verderop liep een grote kudde varkens te grazen. De demonen smeekten hem: ‘Als je ons uitdrijft, stuur ons dan naar die kudde varkens.’ Hij antwoordde hun: ‘Vooruit!’ Ze verlieten de twee mannen en trokken in de varkens. Toen stormde de hele kudde van de steile helling af het meer in, en de dieren kwamen om in de golven.
Marcus 5:1-13. Ze kwamen aan de overkant van het meer, in het gebied van de Gerasenen. Toen hij uit de boot gestapt was, kwam hem meteen vanuit de grafspelonken een man tegemoet die door een onreine geest bezeten was en in de spelonken woonde. Zelfs als hij vastgebonden was met een ketting kon niemand hem in bedwang houden. Hij was al dikwijls aan handen en voeten geketend geweest, maar dan trok hij de kettingen los en sloeg hij de boeien stuk, en niemand was sterk genoeg om hem te bedwingen. En altijd, dag en nacht, liep hij schreeuwend tussen de rotsgraven en door de bergen en sloeg hij zichzelf met stenen. Toen hij Jezus in de verte zag, rende hij op hem af en viel voor hem neer, en luid schreeuwend zei hij: ‘Wat heb ik met jou te maken, Jezus, Zoon van de allerhoogste God? Ik bezweer je bij God: doe me geen pijn!’ Want hij had tegen hem gezegd: ‘Onreine geest, ga weg uit die man.’ Jezus vroeg hem: ‘Wat is je naam?’ En hij antwoordde: ‘Legioen is mijn naam, want we zijn met velen.’ Hij smeekte hem dringend om hen niet uit deze streek te verjagen. Nu liep er op de berghelling een grote kudde varkens te grazen. De onreine geesten smeekten hem: ‘Stuur ons naar die varkens, dan kunnen we bij ze intrekken.’ Hij stond hun dat toe. Toen de onreine geesten de man verlaten hadden, trokken ze in de varkens, en de kudde van wel tweeduizend stuks stormde de steile helling af, het meer in, en verdronk in het water.
Lukas 8:26-33. Ze voeren verder naar het gebied van de Gerasenen, dat tegenover Galilea ligt. Toen hij aan land stapte, kwam hem vanuit de stad een man tegemoet die door demonen bezeten was. Deze man droeg al geruime tijd geen kleren meer en woonde niet in een huis, maar in de rotsgraven. Toen hij Jezus zag, viel hij schreeuwend voor hem neer en riep luidkeels: ‘Wat heb ik met jou te maken, Jezus, Zoon van de allerhoogste God? Ik smeek je, doe me geen pijn!’ Jezus stond namelijk op het punt de onreine geest te bevelen uit de man weg te gaan. Want die had hem al heel lang in zijn macht, en gewoonlijk werd de man voor de veiligheid aan handen en voeten geboeid, maar telkens trok hij de boeien kapot en werd hij door de demon naar eenzame plaatsen gedreven. Jezus vroeg hem: ‘Hoe heet je?’ Hij antwoordde: ‘Legioen’ – er woonden namelijk veel demonen in hem. Ze smeekten hem hun niet te bevelen naar de onderwereld te gaan. Op de berghelling liep op dat ogenblik een grote kudde varkens te grazen, en de demonen smeekten Jezus om hun toe te staan hun intrek in de varkens te nemen. Hij stond hun dat toe. Toen ze uit de man waren weggegaan, trokken ze in de varkens, waarop de kudde de steile helling afstormde, het meer in, en verdronk.
Matteüs spreekt in de vertaling over het gebied van de Gadarenen. Marcus en Lukas over het gebied van de Gerasenen. Althans in de NBV vertaling, want oude handschriften hebben voor alle drie de evangeliën in de diverse handschriften verschillende benamingen. Het stadje Gadera ligt ongeveer acht kilometer zuidoostelijk van het meer van Galilea. Gerasa ligt nog een stuk zuidelijker.
Waarschijnlijk is het kleine en onbekende Gergesa de plaats geweest, direct aan de oostelijke overzijde van het meer. Het heet nu Kursi. Kursi was in een plaats in de toenmalige provincie Dekapolis. Er is nu een nationaal park gevestigd omdat daar eeuwenlang een klooster was, ter nagedachtenis aan de bezetene. Het was een vissersdorp waar een niet joodse bevolking woonde. Vandaar dat men er varkens hield. Van de bergen hier naar het water is nu een redelijke vlak stuk van een paar honderd meter. Het water in het meer stond toen wellicht enkele meters hoger.
Het waren twee bezetenen. Marcus en Lukas verhalen over die ene bezetene <Griekse woord>. Die heeft weinig of geen controle meer over zijn eigen handelen. Het zijn duistere machten, die iemand regeren. De klassieke leer van de kerk onderscheid drie maten van bezetenheid: circumsessio, obsessio en possessio. Bij die laatste kan regelmatig de controle van de eigen persoonlijkheid helemaal weg in.
Ze woonden in grafspelonken. Ze waren zo gevaarlijk dat mensen hen vermeden. Ze schreeuwden luid ‘Wat hebben wij met jou te maken, Zoon van God? Ben je hier gekomen om ons pijn te doen nog voordat de tijd daarvoor is aangebroken?’
Die ene bezetene was al heel lang in de macht van de demon. Hij droeg al geruime tijd geen kleren meer. Sloeg zichzelf met stenen en liep al schreeuwend dag en nacht tussen de rotsgraven en de bergen. Hij was al dikwijls aan handen en voeten geketend geweest, maar dan trok hij de kettingen los en sloeg hij de boeien stuk, en niemand was sterk genoeg om hem te bedwingen.
De Bijbel noemt twee stappen van bevrijding. Jezus . Dreef eerst de onreine geest uit: ‘Onreine geest, ga weg uit die man’. Toen vroeg Jezus hoe hij heette. Hij zei dat zijn naam ‘legioen’ was. Daarna ontstaat er een gesprek tussen Jezus en de demonen, ze dienen een verzoek in. En Jezus stond het hun toe. Ze wilden niet naar de onderwereld. <> Daarna vertrokken ze zonder verdere woorden van Jezus.
Het Griekse woord dat met onderwereld is vertaald is ‘abyssos’. Het woord, strongnummer G12, komt negen keer voor in het Nieuwe Testament, waarvan zeven keer in het boek Openbaringen. Het is de uiteindelijke bestemming voor de demonen. Het is de afgrond, de bodemloze put, de diepste delen in de aarde. De andere plaats waar dit woord wordt gebruikt is in Romeinen 10:7. <>
Waarom willen de demonen naar de varkens? Omdat ze als onreine dieren ook openstaan voor onreine geesten? Een varken is ook wel een onrein dier bij uitstek. Niet alleen worden ze in Mozes onreine dieren genoemd. Ook in Jesaja is het eten van varkens een voorbeeld van gruwelijkheden: ‘een volk, dat Mij bestendig openlijk krenkt door te offeren in de hoven en offers te ontsteken op de tichelstenen; die in de graven zitten en op verborgen plaatsen overnachten; die vlees van zwijnen eten en in wier vaatwerk verfoeilijk voedsel is’ (Jesaja 65: 3-4).
De varkens bleken niet bestand tegen de demonen. Zij werden suïcidaal. Ze verdronken en masse in het meer. Waar zouden de demonen na het sterven van de varkens naar toe zijn gegaan? Waarschijnlijk gingen ze rondzwerven op zoek naar een ander persoon of een dier, die hen voldoende ingang bood om in te gaan wonen.
Waarom stond Jezus het toe dat demonen intrek zouden nemen in de varkens? Was Jezus hen nog genadig? Dat zou best kunnen. De tijd van hun oordeel was nog niet aangebroken. Dat hadden ze zelf al opgemerkt.
Had Jezus verwacht dat het met deze demonen en de varkens zo zou aflopen? Mijn inschatting is dat Jezus dat niet had verwacht. Andere theorieën, ik heb er al veel preken over gehoord, klinken in mijn oren als nogal gekunsteld.
Tweede deel van de geschiedenis:
Matteüs 8:33-34 De varkenshoeders sloegen op de vlucht, en toen ze in de stad kwamen vertelden ze het overal rond, ook wat er met de bezetenen was gebeurd. Nu trok de hele stad uit, Jezus tegemoet. Toen ze hem gevonden hadden, verzochten ze hem dringend hun gebied te verlaten.
Marcus 5:14-19 De varkenshoeders sloegen op de vlucht en vertelden in de stad en in de dorpen wat ze hadden meegemaakt, en de mensen gingen kijken wat er was gebeurd. 15 Ze kwamen bij Jezus en zagen de bezetene daar zitten, gekleed en bij zijn volle verstand, dezelfde man die altijd bezeten was geweest door het legioen, en ze werden door schrik bevangen. 16 Degenen die alles gezien hadden, legden uit wat er met de bezetene en met de varkens was gebeurd. 17 Daarop drongen de mensen er bij Jezus op aan om hun gebied te verlaten. 18 Toen hij in de boot stapte, smeekte de man die bezeten was geweest om bij hem te mogen blijven. 19 Dat stond hij hem niet toe, maar hij zei tegen hem: ‘Ga naar huis, naar uw eigen mensen, en vertel hun wat de Heer allemaal voor u heeft gedaan en hoe hij zich over u heeft ontfermd.’ 20 De man ging weg en maakte in Dekapolis bekend wat Jezus voor hem had gedaan, en iedereen stond verbaasd.
Lukas 8: 34-39 Toen de varkenshoeders dat zagen, sloegen ze op de vlucht en vertelden in de stad en in de dorpen wat er was gebeurd. 35 Vele mensen gingen op weg om met eigen ogen te zien wat er was voorgevallen. Toen ze bij Jezus kwamen, troffen ze daar de man aan uit wie de demonen waren weggegaan. Hij zat aan Jezus’ voeten, gekleed en bij zijn volle verstand, en toen ze dat zagen, werden ze door schrik bevangen. 36 Degenen die alles gezien hadden, vertelden hun hoe de bezetene was gered. 37 En de hele mensenmenigte uit het gebied van de Gerasenen verzocht hem hen te verlaten, want angst en ontzetting hadden hen aangegrepen. Jezus stapte in de boot om terug te gaan. 38 De man bij wie de demonen waren weggegaan, vroeg hem met aandrang bij hem te mogen blijven. Maar hij stuurde hem weg met de woorden: 39 ‘Ga terug naar huis en vertel alles wat God voor u heeft gedaan.’ Hij ging weg en maakte overal in de stad bekend wat Jezus voor hem had gedaan.
‘Toen de varkenshoeders de dood van de varkens zagen, sloegen ze op de vlucht en vertelden in de stad en in de dorpen wat er was gebeurd. Vele mensen gingen op weg om met eigen ogen te zien wat er was voorgevallen’. Ze zagen de dode varkens in het meer drijven waarschijnlijk. Wat een slagveld. Indrukwekkend.
‘Toen ze bij Jezus kwamen, troffen ze daar de man aan uit wie de demonen waren weggegaan. Hij zat aan Jezus’ voeten, gekleed en bij zijn volle verstand, en toen ze dat zagen, werden ze door schrik bevangen’. Tsja, ik heb wel kleinere veranderingen gezien, en dat is mooi. De houding en gelaatsuitdrukking kan in een uur of zo een enorme verandering ondergaan. Dan zie je ook dat het werkelijkheid is. Als je God niet kent en je zit in een cultuur waarin je niet opgewassen bent tegen het rijk van de duisternis. Dan wet je niet wat er gebeurd. Je beeld van de werkelijkheid valt in duigen. Waarvan je voorstelde dat je ermee moest leven, kan dus wel veranderen.
Ze vragen Jezus om te vertrekken. Dat valt mij nog mee. Gezien de schade die is aangebracht is dit een vriendelijk verzoek.
Het is wel triest. Bij zijn eigen volk begrijpen ze beter wat er gebeurd, maar ze willen niet. Het doet inbreuk op de status van de leiders en op de overtuigingen van hun godsdienst. Hier in de vreemde willen ze ook niet.
Tenslotte vraagt de voorheen bezetene, de voorheen meneer Legioen, om mee te mogen. Maar Jezus staat het niet toe. Wordt maar evangelist in je eigen land. Vertel maar wat God voor je heeft gedaan. Jezus verwijst naar Zijn Vader. En dat doet deze man ook. Hoe geweldig moet het voor hem geweest zijn dat een paar jaar later christelijke gemeenten zijn ontstaan in zijn eigen gebied. Althans dat neem ik aan.
11. Dochter van Jaïrus
Jaïrus is een leider van een synagoge.
Matteüs 9:18-19. Hij was nog niet uitgesproken of er kwam een leider van de synagoge naar hen toe die voor Jezus neerviel en zei: ‘Mijn dochter is zojuist gestorven. Kom alstublieft en leg haar de hand op, dan zal ze weer leven.’ Jezus stond op en volgde hem met zijn leerlingen.
Matteüs 9:23-26. Toen Jezus bij het huis van de leider van de synagoge aankwam en er de fluitspelers en de luid weeklagende menigte zag, zei hij: ‘Ga naar huis, het meisje is immers niet gestorven, ze slaapt.’ Men lachte smalend. Nadat iedereen was weggestuurd, ging hij naar binnen. Hij pakte het meisje bij de hand, en ze stond op. Het verhaal hierover verspreidde zich in de hele omgeving.
Marcus 5:21-24. Toen Jezus weer met de boot was overgestoken, verzamelde er zich een grote menigte bij hem, en hij bleef aan het meer. Een van de leiders van de synagoge, die Jaïrus heette, kwam naar hem toe, en toen hij Jezus zag viel hij aan zijn voeten neer. Hij smeekte hem dringend: ‘Mijn dochter ligt op sterven; kom haar de handen opleggen om haar te redden en te zorgen dat ze in leven blijft.’ Hij ging met hem mee.
Marcus 5:35-43. Nog voor hij uitgesproken was, kwamen enkele mensen tegen de leider van de synagoge zeggen: ‘Uw dochter is gestorven, waarom valt u de meester nog lastig?’ Maar Jezus hoorde dat en zei tegen de leider van de synagoge: ‘Wees niet bang, maar blijf geloven.’ Hij stond niemand toe om met hem mee te gaan, behalve Petrus, Jakobus en Johannes, de broer van Jakobus. Ze kwamen bij het huis van de leider van de synagoge en zagen daar een groep mensen die luid stonden te huilen en te weeklagen. Hij ging naar binnen en zei tegen hen: ‘Waarom maken jullie zo’n misbaar en huilen jullie? Het kind is niet gestorven, het slaapt.’ Ze lachten hem uit. Maar hij stuurde hen allemaal naar buiten en ging met de vader en moeder van het kind en de leerlingen die bij hem waren de kamer van het kind binnen. Hij pakte de hand van het kind vast en zei tegen haar: ‘Talita koem!’ In onze taal betekent dat: ‘Meisje, ik zeg je, sta op!’ Meteen stond het meisje op en begon heen en weer te lopen. Ze was twaalf jaar. Iedereen was met stomheid geslagen. Hij drukte hun op het hart dat niemand dit te weten mocht komen, en zei dat ze haar te eten moesten geven.
Lukas 8:40-42. Toen Jezus terugkeerde, werd hij door de menigte opgewacht; iedereen stond naar hem uit te kijken. Er was ook een man onder hen die Jaïrus heette, een leider van een synagoge. Hij kwam op Jezus af, viel aan zijn voeten neer en smeekte hem mee te gaan naar zijn huis, want hij had een dochter van ongeveer twaalf jaar oud, die op sterven lag; ze was zijn enige kind.
Lukas 8:49-56 Nog voor hij uitgesproken was, kwam er iemand uit het huis van Jaïrus tegen de leider van de synagoge zeggen: ‘Uw dochter is gestorven. Val de meester niet langer lastig.’ Maar Jezus hoorde het en zei: ‘Wees niet bang, maar geloof, dan zal ze worden gered.’ Toen hij bij het huis kwam, stond hij niemand toe om met hem naar binnen te gaan behalve Petrus, Johannes en Jakobus, en de vader en moeder van het meisje. Alle aanwezigen waren aan het weeklagen en sloegen zich van verdriet op de borst. Hij zei: ‘Houd op met klagen, want ze is niet gestorven maar slaapt.’ Ze lachten hem uit, omdat ze wisten dat ze gestorven was. Hij nam haar hand vast en zei met luide stem: ‘Meisje, sta op!’ Haar levensadem keerde terug en ze stond meteen op. Hij gaf opdracht haar iets te eten te geven. Haar ouders waren verbijsterd; hij gebood hun tegen niemand te zeggen wat er was gebeurd.
Jaïris, een leider van de synagoge, viel voor Jezus voeten neer en smeekte. Wat een verwachting van Jezus!! Heb jij zoiets wel eens gezien? Wat een geloof dat Jezus iets kon doen voor zijn twaalfjarige dochter, die op sterven lag.
Jaïris had zich ook voorgesteld hoe de genezing zou gaan: ‘Jezus zou haar de handen opleggen om haar te redden en te zorgen dat ze in leven zou blijven.’
Dan is er oponthoud en daarna komt één van zijn huisgenoten vertellen dat zijn dochter al gestorven is en zegt Jezus is niet meer nodig. Maar Jaïris laat zich niet van de wijs brengen: ‘Mijn dochter is zojuist gestorven. Kom alstublieft en leg haar de hand op, dan zal ze weer leven.’
Jezus bemoedigt Jaïris in zijn geloof, Hij zegt ‘Wees niet bang’ en verder ‘maar geloof, dan zal ze worden gered’.
Houd op met klagen, want ze is niet gestorven maar slaapt. Waarom stelt Jezus het voor alsof ze slaapt. Denkt Jezus daarmee commotie te voorkomen? Immers opwekkingen van doden brengen veel rumoer te weeg.
Nadat iedereen was weggestuurd <waarom?>, ging hij naar binnen.
Hij nam haar hand vast en zei met luide stem: Talita koem! ‘Meisje, sta op!’ Haar levensadem keerde terug en ze stond meteen op. Jezus deed dus wat anders dan Jaïris zich had voorgesteld.
Waarom zei Jezus dat ze haar te eten moesten geven?
Iedereen was met stomheid geslagen. Haar ouders waren verbijsterd;
Hij drukte hun op het hart dat niemand dit te weten mocht komen. Hij gebood hun tegen niemand te zeggen wat er was gebeurd. Waarom mocht dat niet? Maar toch: het verhaal hierover verspreidde zich in de hele omgeving.
12. Vrouw met vloeiingen
Matteüs 9:20-22 Plotseling naderde hen van achteren een vrouw die al twaalf jaar aan bloedverlies leed. Ze raakte de zoom van zijn bovenkleed aan, want ze dacht: Als ik alleen zijn bovenkleed maar kan aanraken, zal ik al genezen worden. Jezus draaide zich om, en bij het zien van de vrouw zei hij: ‘Wees gerust, uw geloof heeft u gered.’ En vanaf dat moment was de vrouw genezen.
Marcus 5:24b-34. Een grote menigte volgde hem en verdrong zich om hem heen. Onder hen was ook een vrouw die al twaalf jaar aan bloedverlies leed. Ze had veel ellende doorgemaakt door de behandeling van allerlei artsen, aan wie ze haar hele vermogen had uitgegeven zonder dat ze ergens baat bij had gehad; integendeel, ze was alleen maar achteruitgegaan. Ze had gehoord over Jezus, en ze begaf zich tussen de menigte en raakte zijn bovenkleed van achteren aan, want ze dacht: Als ik alleen zijn kleren maar kan aanraken, zal ik al gered worden. En meteen hield het bloed op te vloeien en merkte ze aan haar lichaam dat ze van de kwaal genezen was. Op hetzelfde ogenblik werd Jezus zich ervan bewust dat er kracht uit hem was weggestroomd. Midden in de menigte draaide hij zich om en vroeg: ‘Wie heeft mijn kleren aangeraakt?’ Zijn leerlingen zeiden tegen hem: ‘U ziet dat de menigte zich om u verdringt en dan vraagt u: “Wie heeft mij aangeraakt?”’ Maar hij keek om zich heen om te zien wie het gedaan had. De vrouw, die bang was geworden en stond te trillen omdat ze wist wat er met haar was gebeurd, kwam naar hem toe en viel voor hem neer en vertelde hem de hele waarheid. Toen zei hij tegen haar: ‘Uw geloof heeft u gered; ga in vrede en wees genezen van uw kwaal.’
Lukas 8:42b-48. Toen Jezus op weg ging, begonnen de mensen van alle kanten te duwen. Een vrouw die al twaalf jaar aan bloedverlies leed – en door niemand genezen had kunnen worden, al had ze haar hele kapitaal aan artsen uitgegeven – naderde hem van achteren en raakte de zoom van zijn bovenkleed aan; meteen hield de bloedvloeiing op. Jezus vroeg: ‘Wie heeft mij aangeraakt?’ Iedereen ontkende de aanraking en Petrus zei: ‘Meester, de mensen om u heen staan te duwen en te dringen!’ Maar Jezus zei: ‘Iemand heeft me aangeraakt, want ik heb kracht uit me voelen wegstromen.’ Toen het de vrouw duidelijk werd dat haar aanraking niet onopgemerkt was gebleven, kwam ze trillend naar voren, viel voor hem neer en legde ten overstaan van de hele menigte uit waarom ze hem had aangeraakt en hoe ze meteen was genezen. Hij zei tegen haar: ‘Uw geloof heeft u gered; ga in vrede.’
Dat is wel een merkwaardige coïncidentie. Jezus wordt geroepen voor een meisje wat voor het eerst gaat menstrueren en wordt benaderd door een vrouw, voor wie dit juist een probleem was. Waarom zijn deze beide gebeurtenissen met elkaar vervlochten? Dat is vast niet zonder reden. Een meisje van twaalf jaar en een vrouw die diezelfde twaalf jaar aan bloedverlies leed. <ik begrijp deze boodschap nog niet>
En dan de relatie naar de helpers. Ze had veel ellende doorgemaakt door de behandeling van allerlei artsen, aan wie ze haar hele vermogen had uitgegeven zonder dat ze ergens baat bij had gehad; integendeel, ze was alleen maar achteruitgegaan.
Ze had gehoord over Jezus, en ze begaf zich tussen de menigte (Marcus)
Zij raakte de zoom van Jezus kleed aan (Lukas). raakte zijn bovenkleed van achteren aan (Marcus),
want ze dacht: Als ik alleen zijn kleren maar kan aanraken, zal ik al gered worden (Marcus).
En meteen hield het bloed op te vloeien en merkte ze aan haar lichaam dat ze van de kwaal genezen was (Marcus).
Op hetzelfde ogenblik werd Jezus zich ervan bewust dat er kracht uit hem was weggestroomd (Marcus). Maar Jezus zei: ‘Iemand heeft me aangeraakt, want ik heb kracht uit me voelen wegstromen (Lukas).’
Midden in de menigte draaide hij zich om en vroeg: ‘Wie heeft mijn kleren aangeraakt?’ Zijn leerlingen zeiden tegen hem: ‘U ziet dat de menigte zich om u verdringt en dan vraagt u: “Wie heeft mij aangeraakt?”’ Maar hij keek om zich heen om te zien wie het gedaan had (Marcus).
Toen het de vrouw duidelijk werd dat haar aanraking niet onopgemerkt was gebleven, kwam ze trillend naar voren, viel voor hem neer en legde ten overstaan van de hele menigte uit waarom ze hem had aangeraakt en hoe ze meteen was genezen (Lukas). De vrouw, die bang was geworden en stond te trillen omdat ze wist wat er met haar was gebeurd, kwam naar hem toe en viel voor hem neer en vertelde hem de hele waarheid (Marcus).
Toen zei hij tegen haar: ‘Uw geloof heeft u gered; ga in vrede en wees genezen van uw kwaal.’ Marcus. Hij zei tegen haar: ‘Uw geloof heeft u gered; ga in vrede.’ (Lukas)
13. Twee blinden
Matteüs 9:27-31 Toen Jezus van daar verderging, volgden hem twee blinden die luidkeels riepen: ‘Heb medelijden met ons, Zoon van David!’ En nadat hij een huis was binnengegaan, kwamen de blinden naar hem toe. Jezus vroeg hun: ‘Gelooft u dat ik dit kan doen?’ Ze antwoordden: ‘Zeker, Heer!’ Daarop raakte hij hun ogen aan en zei: ‘Zoals u gelooft, zo zal het ook gebeuren.’ En hun ogen gingen open. Jezus waarschuwde hen uitdrukkelijk: ‘Zorg ervoor dat niemand het te weten komt!’ Maar na hun vertrek verspreidden ze het nieuws over hem in de hele omgeving.
Deze geschiedenis heeft grote overeenkomsten met Matteüs 18 <is ws. niet 18, maar een andere hieronder. Vreemd>
In Matteüs volgt deze geschiedenis direct na de opstanding van de dochter van Jaïris en zal dan ook wel in Galilea zich hebben afgespeeld. De afsluiting is hetzelfde: het nieuws verspreidde zich in de omgeving.
De twee blinden roepen Jezus aan met ‘Zoon van David’. Dit zal ook de Syrofenicische vrouw gaan doen, zie Matteüs 15:22 geschiedenis nummer 15. En daarna ook de twee blinden, zie Matteüs 20: 30 en 31, verhaal 24.
‘Zoals u gelooft zo zal het ook gebeuren’ een one liner van Jezus om goed te onthouden. Deze uitspraak komt in het Nieuwe Testament alleen hier voor.
Waarom was Jezus zo streng tegen hen? Er staat hier een woord, Strongnummer G1690, dat ook wordt gebruikt als Jezus verbolgen is over het overlijden van Lazarus. Jezus was daar wel het meest kwaad. Het woord komt bij dat verhaal twee keer voor, Johannes 11: 33 en 38. Er is echter vooral de geschiedenis van de melaatse, zie verhaal 4, die licht geeft op de verontwaardiging, zelfs kwaadheid van Jezus. Daar was het gevolg dat Jezus een tijd niet meer in Galilea kon zijn omdat de genezing zoveel weerstand had opgeroepen. Op deze manier kwaad zijn komt ook naar voren als Maria Jezus zalft met kostbare olie. Sommige aanwezigen waren toen kwaad op haar, omdat ze het als verspilling zagen.
Waarom was Jezus zo streng tegen hen. Omdat ze hem aanspraken met zoon van David. Dat zal niet omdat hij regelmatig zo genoemd werd, in de evangeliën twintig keer. Omdat genezingen weerstand oproept en Jezus niet wil dat er weerstand ontstaat?
De strengheid van Jezus had weinig effect op deze twee mannen, die eerst blind waren. Ze verspreidden het nieuws in de omgeving. Is ook moeilijk voor extraverte types, die ze blijkbaar waren om over zoiets mooi je mond te houden. Komt nog bij het vurige aanhangers waren van deze zoon van David. Misschien zijn er wel anderen geweest die door hen tot genezing kwamen. Enkele verzen later zal Jezus de twaalf discipelen er op uit sturen om te gaan genezen. Had Jezus gezien hoe de Geest van God deze mannen gebruikten?
Je leest hier ook niet, in tegenstelling tot een eerdere geschiedenis dat er extra rumoer ontstaat waardoor Jezus zijn werk niet meer kan doen. Wat Jezus verwachtte gebeurde ditmaal niet.
Wat opvalt en waar ik van heb geleerd:
– relatie van hun geloof en hun genezing. Zij hadden geloof om te genezen.
– de genezing is een gevolg te zijn van hun geloof.
Wat ik ervan heb geleerd:
– een genezing maar beter onbekend blijven in een omgeving, die geërgerd zou worden aan de genezing. Wat ik heb meegemaakt zijn het mensen uit de kerken die boos worden.
14. Blinde en stomme bezetene
Matteüs 9:32-34 Terwijl ze het huis weer verlieten, bracht men iemand bij hem die bezeten was en niet kon spreken. Nadat de demon was uitgedreven, begon de stomme te spreken. De mensenmassa stond versteld, men zei: ‘Zoiets hebben we in Israël nog nooit gezien!’ Maar de farizeeën zeiden: ‘Het is dankzij de vorst der demonen dat hij demonen kan uitdrijven.’
15. Slechts enkele zieken in Nazareth
Deze geschiedenis heeft een trieste ondertoon. Er werden vraagtekens gezet bij zijn optreden. Er kwam kritiek los. Men vond hem omstreden. Hij stak boven het maaiveld uit en dat kon men niet waarderen. Pas je aan aan ons. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Hier lezen we van wonderen ondanks de tegenwind.
Matteus 13:54-58 Hij kwam aan in zijn vaderstad en gaf de bewoners onderricht in hun synagoge, zodat ze stomverbaasd waren en zeiden: ‘Hoe komt hij aan die wijsheid en hoe kan hij die wonderen doen? Hij is toch de zoon van de timmerman? Maria is toch zijn moeder, en Jakobus en Josef en Simon en Judas, dat zijn toch zijn broers? En wonen zijn zusters niet allemaal bij ons? Waar heeft hij dat alles dan vandaan?’ En ze namen aanstoot aan hem. Maar Jezus zei tegen hen: ‘Nergens wordt een profeet zo miskend als in zijn eigen stad en in zijn eigen familie.’ 58 En hij verrichtte daar niet veel wonderen, vanwege hun ongeloof.
Marcus 6:5-6 1 Hij vertrok weer en ging naar zijn vaderstad, gevolgd door zijn leerlingen. 2 Toen de sabbat was aangebroken, gaf hij onderricht in de synagoge, en vele toehoorders waren stomverbaasd en zeiden: ‘Waar haalt hij dat allemaal vandaan? Wat is dat voor wijsheid die hem gegeven is? En dan die wonderen die zijn handen tot stand brengen! 3 Hij is toch die timmerman, de zoon van Maria en de broer van Jakobus en Joses en Judas en Simon? En wonen zijn zusters niet hier bij ons?’ En ze namen aanstoot aan hem. 4 Jezus zei tegen hen: ‘Nergens wordt een profeet zo miskend als in zijn eigen stad, onder zijn verwanten en huisgenoten.’ 5 Hij kon daar geen enkel wonder doen, behalve dat hij een paar zieken de handen oplegde en hen genas. 6 Hij stond verbaasd over hun ongeloof.
Marcus plaatst deze gebeurtenis direct na de geschiedenis van de opwekking van de dochter van Jaïris. In plaats dat dit wonder geloof bracht, ontstond er ongeloof. Als je dit zo leest, is de oorzaak jaloezie. Als een vreemd iemand succes heeft kun je dat nog wel hebben, maar als dat iemand is uit je eigen woonplaats, verwanten en zelfs gezin, wordt hem dat niet gegund. Je ziet hier ook het geestelijk principe: jaloezie verblind. Jezus stond verbaasd over hun ongeloof. Hier had hij niet op gerekend.
Jezus kon daar geen enkel wonder doen dan een paar zieken de handen opleggen. Blijkbaar zijn dat nog de meest toegankelijke wonderen als er zoveel ongeloof is. Goed om dan ook juist met de genezing bediening in de kerk te beginnen.
Jezus legde alleen een paar zieken de handen op en genas ze. Paar?
16. Dochter van Syrofenicische vrouw.
Matteüs 15:21-28 21 En weer vertrok Jezus; hij week uit naar het gebied van Tyrus en Sidon. 22 Plotseling klonk de roep van een Kanaänitische vrouw die uit die streek afkomstig was: ‘Heb medelijden met mij, Heer, Zoon van David! Mijn dochter wordt vreselijk gekweld door een demon.’ 23 Maar hij keurde haar geen woord waardig. Zijn leerlingen kwamen naar hem toe en vroegen hem dringend: ‘Stuur haar toch weg, anders blijft ze maar achter ons aan schreeuwen.’ 24 Hij antwoordde: ‘Ik ben alleen gezonden naar de verloren schapen van het volk van Israël.’ 25 Maar zij kwam dichterbij, wierp zich voor hem neer en zei: ‘Heer, help mij!’ 26 Hij antwoordde: ‘Het is niet goed om de kinderen hun brood af te nemen en het aan de honden te voeren.’ 27 Ze zei: ‘Zeker, Heer, maar de honden eten toch de kruimels op die van de tafel van hun baas vallen.’ 28 Toen antwoordde Jezus haar: ‘U hebt een groot geloof! Wat u verlangt, zal ook gebeuren.’ En vanaf dat moment was haar dochter genezen.
Marcus 7:24-30 Hij ging weg en vertrok naar de omgeving van Tyrus. Daar nam hij zijn intrek in een huis, en hoewel hij niet wilde dat iemand dat te weten zou komen, lukte het hem niet onopgemerkt te blijven. 25 Integendeel, er kwam al meteen een vrouw die over hem gehoord had naar hem toe, en zij viel voor zijn voeten neer. Ze had een dochter die door een onreine geest bezeten was. 26 Deze vrouw was van Syro-Fenicische afkomst en geen Jodin; ze smeekte hem om bij haar dochter de demon uit te drijven. 27 Hij zei tegen haar: ‘Eerst moeten de kinderen genoeg te eten krijgen; het is niet goed om de kinderen hun brood af te pakken en het aan de honden te voeren.’ 28 De vrouw antwoordde: ‘Heer, de honden onder de tafel eten toch de kruimels op die de kinderen laten vallen.’ 29 Hij zei tegen haar: ‘Dat hebt u goed gezegd. Ga naar huis, de demon heeft uw dochter al verlaten.’ 30 En toen ze thuiskwam, lag haar kind op bed en bleek de demon verdwenen te zijn.
Jezus week uit. Er was zoveel rumoer over het goede onderwijs en de prachtige wonderen die hij had gedaan in Galilea, dat Jezus een streek opzocht voor rust. Hij koos het gebied rond Tyrus en Sidon. Daar nam Jezus met zijn discipelen intrek in een huis.
Een Kanaännitische vrouw. Afkomstig uit Syro Fenicië, geen Jodin dus. Op zich lijkt me dat geen probleem om te genezen. Ik neem tenminste aan bij al die zieken, die door Jezus werden genezen ook veel mensen waren uit niet-joodse volken. Galilea werd toch het land van de niet joodse mensen genoemd? In Matteus xx staat na de veel genezingen op een berg in Galilea en ze brachten hulde aan de God van Israël. Zie volgende paragraaf.
Ze smeekte hem.
Marcus zegt dat ze door een onreine geest bezeten was. De vrouw zelf vraagt om bij haar dochter de demon uit te drijven.
Honden en hondjes.
De verbinding met het volk Israël geeft bij haar de genezing en het uitdrijven van de boze geest.
17. De doofstomme man “Effata”
Hier de geschiedenis van een genezing van een doofstomme man.
Matteüs 15:29-31. Jezus trok weer verder. Bij het Meer van Galilea ging hij de berg op; daar ging hij zitten. Er kwamen grote mensenmassa’s op hem af. Men had verlamden, blinden, kreupelen, doofstommen en vele anderen meegebracht, die men aan zijn voeten legde, en hij genas hen allen. De mensen zagen vol verwondering hoe doofstommen gingen spreken, kreupelen beter werden, verlamden gingen lopen en blinden weer konden zien, en ze brachten hulde aan de God van Israël.
Marcus 7:31-37. Hij vertrok weer uit de omgeving van Tyrus en ging via Sidon naar het Meer van Galilea, dwars door het gebied van Dekapolis. Daar werd iemand bij hem gebracht die doof was en gebrekkig sprak, en men smeekte hem om deze man de hand op te leggen. Hij nam de man apart, weg van de menigte, stak zijn vingers in diens oren en raakte met speeksel zijn tong aan. Hij sloeg zijn blik op naar de hemel, zuchtte diep en zei tegen hem: ‘Effata!’, wat betekent: ‘Ga open!’ Meteen gingen zijn oren open, zijn tong kwam los en hij kon normaal spreken. Hij beval de omstanders om aan niemand te vertellen wat er gebeurd was; maar hoe strenger hij het hun verbood, hoe meer ze het rondvertelden. De mensen waren geweldig onder de indruk en zeiden: ‘Alles wat hij doet is goed: zelfs doven laat hij horen en stommen laat hij spreken.’
Terwijl Matteüs een genezing en bevrijdingsbijeenkomst weergeeft in zijn evangelie, licht Marcus er juist er een speciale genezing uit. De genezing van een man, die doof was en gebrekkig sprak.
Men smeekte hem om deze man de hand op te leggen
‘Hij nam de man apart, weg van de menigte’.
, stak zijn vingers in diens oren en raakte met speeksel zijn tong aan. 34 Hij sloeg zijn blik op naar de hemel, zuchtte diep en zei tegen hem: ‘Effata!’, wat betekent: ‘Ga open!’
Meteen gingen zijn oren open, zijn tong kwam los en hij kon normaal spreken
Hij beval de omstanders om aan niemand te vertellen wat er gebeurd was;
De mensen waren geweldig onder de indruk en zeiden: ‘Alles wat hij doet is goed: zelfs doven laat hij horen en stommen laat hij spreken.’ Hier blijkt wel uit dat men onder de indruk is, maar nog geen relatie met hem heeft opgebouwd.
Wat opvalt:
18. De blinde man in Bethsaïda
Ook hier zijn er mensen, die met een man met problemen bij Jezus komen. Wat een betrokkenheid en geloof in die gemeenschap.
Marcus 8:22-26. Ze kwamen in Betsaïda. Er werd een blinde bij hem gebracht, en men smeekte hem om de man aan te raken. Hij pakte de blinde bij de hand en bracht hem buiten het dorp. Hij deed wat speeksel op zijn ogen, legde er zijn handen op en vroeg: ‘Ziet u iets?’ Hij begon weer te zien en zei: ‘Ik zie mensen, het zijn net bomen, maar ze lopen rond.’ Daarna legde hij weer zijn handen op de ogen van de blinde. Deze sperde zijn ogen open en genas; hij zag alles nu heel helder. Hij stuurde hem naar huis met de waarschuwing: ‘Ga het dorp niet in!’
Het lijkt om iemand te gaan, die eerst wel kon zien, omdat er staat ‘hij begon weer te zien’.
‘Men smeekte hem om de man aan te raken’. Raak hem aan Heer is ook een goed gebed.
‘Wat speeksel op zijn ogen, legde er zijn handen op’. Waarom speeksel? Er zit reinigende kracht in speeksel. Zou het daarom zijn?
Jezus vroeg: ziet u iets? Jezus wist dus niet alles. Ook voor ons altijd goed om te vragen.
De man ziet eerst beter en daarna na opnieuw handoplegging, zag hij alles heel helder. Een proces van genezing dus.
De waarschuwing: ‘Ga het dorp niet in!’. Waarom die waarschuwing? Veel ongelovigen in het dorp of mensen, die Jezus haatten?
Wat opvalt:
– de leiding van de Geest van God kan leiden tot gebruik van middelen, waar we niet zo aan denken
– de rol van de gemeenschap, die zowel voor heling zorgt, maar die ook een gemeenschap is waar Jezus voor waarschuwt.
19. Kind met boze geest
Dit gebeurde na de verheerlijking van Jezus op de berg. De gebeurtenis had bij alle drie evangelisten grote indruk gemaakt, alle drie vonden het van belang om deze gebeurtenis in hun evangelie op te nemen.
Matteüs 17:14-21. Toen ze zich weer bij de mensenmassa voegden, kwam er iemand naar hem toe die voor hem op zijn knieën viel en zei: ‘Heer, heb medelijden met mijn zoon, want hij is maanziek en lijdt daar erg onder; hij valt dikwijls in het vuur of in het water. Ik heb hem bij uw leerlingen gebracht, maar zij konden hem niet genezen.’ Jezus antwoordde: ‘Wat zijn jullie toch een ongelovig en dwars volk, hoe lang moet ik nog bij jullie blijven? Hoe lang moet ik jullie nog verdragen? Breng hem bij me.’ Daarop sprak Jezus de demon op strenge toon toe. Deze ging uit de jongen weg, en vanaf dat moment was hij genezen. Later kwamen de leerlingen naar Jezus toe. Eenmaal met hem alleen vroegen ze: ‘Waarom konden wij die geest niet uitdrijven?’ Hij antwoordde: ‘Vanwege jullie gebrek aan geloof. Ik verzeker jullie: als jullie geloof hebben als een mosterdzaadje, dan zullen jullie tegen die berg zeggen: “Verplaats je van hier naar daar!” en dan zal hij zich verplaatsen. Niets zal voor jullie onmogelijk zijn.’
Marcus 9:14-29. Toen ze terugkwamen bij de andere leerlingen, zagen ze een grote menigte om hen heen staan. Er waren ook schriftgeleerden bij, die met hen aan het discussiëren waren. De mensen waren verbaasd toen ze hem zagen, en liepen meteen naar hem toe om hem te begroeten. Hij vroeg hun: ‘Waarover zijn jullie met hen aan het discussiëren?’ Iemand uit de menigte antwoordde: ‘Meester, ik heb mijn zoon naar u gebracht omdat hij door een geest bezeten is en niet kan praten; steeds wanneer de geest hem overweldigt, gooit die hem op de grond, en dan komt het schuim hem op de mond te staan, hij knarst met zijn tanden en wordt helemaal stijf. Ik zei tegen uw leerlingen dat ze hem moesten uitdrijven, maar dat konden ze niet.’
Marcus 9:14-29. Hij zei tegen hen: ‘Wat zijn jullie toch een ongelovig volk, hoe lang moet ik nog bij jullie blijven? Hoe lang moet ik jullie verdragen? Breng hem bij me.’ Ze brachten de jongen bij hem. Toen de geest hem zag, deed hij de jongen meteen stuiptrekken, en met het schuim op de lippen viel hij op de grond en rolde heen en weer. Jezus vroeg aan zijn vader: ‘Hoe lang heeft hij hier al last van?’ Hij antwoordde: ‘Al vanaf zijn vroegste jeugd, en hij heeft hem zelfs vaak in het vuur gegooid en in het water met de bedoeling hem te doden; maar als u iets kunt doen, heb dan medelijden met ons en help ons.’ Toen zei Jezus tegen hem: ‘Of ik iets kan doen? Alles is mogelijk voor wie gelooft.’ Meteen riep de vader van het kind uit: ‘Ik geloof! Kom mijn ongeloof te hulp.’
Marcus 9:25-29. Toen Jezus zag dat er een grote groep mensen toestroomde, sprak hij de onreine geest op strenge toon toe en zei: ‘Geest die doof en stom maakt, ik gebied je: ga uit hem weg en keer niet meer in hem terug.’ Onder geschreeuw en met hevige stuiptrekkingen ging hij uit hem weg; de jongen bleef voor dood achter, zodat de mensen zeiden dat hij was gestorven. Maar Jezus pakte hem bij de hand om hem overeind te helpen en hij stond op. Hij ging een huis in, en toen ze weer alleen waren, vroegen zijn leerlingen hem: ‘Waarom konden wij die geest niet uitdrijven?’ Hij antwoordde: ‘Dit soort kan alleen door gebed worden uitgedreven.’
Lukas 9:38-43. Toen ze de volgende dag de berg afdaalden, kwam een grote menigte Jezus tegemoet. Opeens begon een man in de menigte luid te roepen: ‘Meester, ik smeek u, help mijn zoon, want hij is mijn enige kind. Telkens weer neemt een geest bezit van hem, en dan begint hij opeens te schreeuwen en krijgt hij stuiptrekkingen en komt het schuim hem op de lippen te staan. En de geest wil hem pas loslaten wanneer hij hem bont en blauw heeft geslagen. Ik heb uw leerlingen gesmeekt om hem uit te drijven, maar dat konden ze niet.’ Jezus zei: ‘Wat zijn jullie toch een ongelovig en dwars volk, hoe lang moet ik bij jullie blijven en jullie nog verdragen? Breng uw zoon hier.’ Terwijl de jongen naar hem toe liep, gooide de demon hem op de grond en liet hem stuiptrekken. Maar Jezus sprak de onreine geest op strenge toon toe, genas de jongen en gaf hem terug aan zijn vader. Allen waren met stomheid geslagen vanwege de grootheid van God. Terwijl iedereen nog onder de indruk was van zijn daden,
Jezus komt weer terug bij de mensenmassa. Ze kwamen Hem tegemoet schrijft Lukas. Niet iedere keer is er met de menigten gelijk een mogelijkheid dat de zieken naar voren komen voor genezing. Er komt nu wel één man naar voren, die voor hem op zijn knieën viel, luid roepend.
Echt een Oosterse man in grote nood: op zijn knieën vallen, smeken, luid roepen, en ook met vrijmoedige vragen. De man tegen Jezus: ‘Ik zei tegen uw leerlingen dat ze hem moesten uitdrijven, maar dat konden ze niet.’ Een goed voorbeeld van iemand die in grote nood hulp bij Jezus zoekt.
Deze man is de derde ouder, die in het evangelie wordt genoemd, die hulp voor zijn kind bij Jezus zoekt. Onder de massa’s en menigten mensen die voor genezing kwamen zullen er meer zijn geweest maar deze drie worden genoemd.
De man zegt: ‘Ik heb hem bij uw leerlingen gebracht, maar zij konden hem niet genezen.’ Hoe herkenbaar. Dat gebeurt ons ook steeds. Soms wel en soms niet genezen.
Lukas beschrijft dat ‘de andere leerlingen’ met de schriftgeleerden aan het discussiëren waren. Waarom en waarover? Was dat ook een reden voor hun zwakte?
Dan de ziekte zelf. Waar leed de jongen eigenlijk aan? De beschrijving is behoorlijk uitgebreid. Matteüs geeft de naam van de ziekte aan namelijk: maanziek (lunatic). hij valt dikwijls in het vuur of in het water’. Marcus vertelt: ‘Hij kan doordat een geest in hem woont niet praten. En als de geest hem overweldigt gooit die hem op de grond, en dan komt het schuim hem op de mond te staan, hij knarst met zijn tanden en wordt helemaal stijf’. Lukas voegt nog toe dat als die geest bezit van hem neemt: ‘dan hij dan opeens begint te schreeuwen’. ‘En de geest wil hem pas loslaten wanneer hij hem bont en blauw heeft geslagen’.
Wat opvalt:
– Jezus werd boos en geërgerd als hij merkt dat zijn leerlingen niet konden genezen.
20. De stomme bezetene
In Nederland hebben we eigenlijk geen woord voor iemand die niet kan spreken. Vroeger lukte het dove mensen niet om te kunnen spreken. Maar nu leren we hen dat op de dovenschool, dikwijls met hun eigen taal, de gebarentaal in combinatie met liplezen. Er zijn ook mensen, die door een tekort aan verstandelijke vermogen niet kunnen spreken. Of mensen die als gevolg van hersenletsel niet meer kunnen spreken. We noemen dat afasie, dat vooral ouderen treft.
In het Nieuwe Testament kan Zacharias, als de engel hem vertelt dat hij een zoon zal krijgen daarna niet meer spreken. Die zoon, die een wegbereider voor Jezus zal zijn, die later Johannes de Doper zal worden genoemd. Ook de profeet Ezechiël treft stomheid als hij als profetische daad van God tot de val van Jeruzalem, een periode dus niet kan spreken, Ezechiël 3:26 en 33:22.
Vroeger noemden we de mensen die niet konden spreken ‘stom’. Het Griekse woord voor stom is kophos, Strongnummer G2974. Het Hebreeuwse is woord ‘ieleem’, H483. Toen Mozes protesteerde tegen het idee dat hij het volk Israël zou leiden zei hij: ‘Ik kan nooit de juiste woorden vinden’. God zei toen tegen hem: ‘Wie maakt iemand stom of doof, ziende of blind? Wie anders dan ik de HEER’.
In het Nieuwe Testament komen we nog een andere blinde en stomme bezetene tegen nl. in Matteüs 12:22, zie verhaal 7. Als Jezus de boze geest uit het kind stuurt, zie verhaal 18, zegt Hij: ‘Jij stomme en dove geest’ Marcus 9:25. En verhaal 16 de doofstomme man. En meer malen wordt het genezen van stommen als onderdeel van de missie van Jezus genoemd, Lukas 7:22, Marcus 7:37 en Matteüs 11:5 en 15: 30 en 31.
Matteüs 12:22-29. Toen bracht men een blinde bij hem die bezeten was en niet kon spreken, en hij genas hem, zodat hij weer kon spreken en zien. Alle omstanders stonden versteld en zeiden: ‘Zou híj de Zoon van David zijn?’ Maar de farizeeën die dit hoorden, zeiden tegen elkaar: ‘Hij kan die demonen alleen maar uitdrijven dankzij Beëlzebul, de vorst der demonen.’ Jezus wist wat ze dachten en zei tegen hen: ‘Elk koninkrijk dat innerlijk verdeeld is wordt verwoest, en geen enkele stad of gemeenschap die innerlijk verdeeld is zal standhouden. Als Satan Satan uitdrijft, keert hij zich tegen zichzelf. Hoe kan zijn koninkrijk dan standhouden? En als ik inderdaad door Beëlzebul demonen uitdrijf, door wie drijven uw eigen mensen ze dan uit? Zij zullen dan ook uw rechters zijn! Maar als ik door de Geest van God demonen uitdrijf, dan is het koninkrijk van God bij jullie gekomen. Trouwens, hoe kan iemand het huis van een sterkere binnengaan en zijn inboedel roven, als hij die sterkere niet eerst heeft vastgebonden? Pas dan zal hij zijn huis kunnen leegroven.
Lukas 11:14-16. Hij dreef een demon uit die niet kon spreken. Toen de demon verdreven was, begon de stomme te spreken en de mensenmenigte stond verbaasd. Maar enkelen van hen zeiden: ‘Dankzij Beëlzebul, de vorst der demonen, kan hij demonen uitdrijven.’ Anderen verlangden van hem een teken uit de hemel om hem op de proef te stellen.
Aan de vertaling in de NBV van de tekst in Lukas zie je het niet, maar het Grieks schetst een proces van uitwerpen van demonen, ‘en hij was uitwerpende een demon’. Mijn ervaring is ook dat het een heel proces is. Trouwens hoe meer zalving en autoriteit van degenen, die uitdrijven, des te sneller gaat het. Het kan ook langer duren omdat naast de belangrijkste demon er ook nog anderen kunnen zijn.
In Lukas volgt er dan vervolgens een stuk onderwijs over bevrijdingspastoraat. Waarbij daarna ‘een vrouw uit de menigte haar stem verhief en tegen hem riep: ‘Gelukkig de schoot die u gedragen heeft en de borsten waaraan u gedronken hebt!’ Maar hij zei: ‘Gelukkiger zijn zij die naar het woord van God luisteren en ernaar leven.’
Het opvallende is dat de oorzaak van het stom zijn er blijkbaar in gelegen lag dat de man bezeten was door een demon. De man was ‘gedemoniseerd’ staat er in het Grieks. Tot enkele jaren terug een onbekend begrip. Pim Fortuyn noemde dit woord weer: hij vond dat hij was gedemoniseerd. Als dit zo was dan was het door zijn tegenstanders, in het echt wordt je gedemoniseerd door demonen.
In de evangeliën wordt diverse keren gesproken over gedemoniseerde mensen. In het algemeen in Matteüs 4:24 en Marcus 1:32. In verhaal 3, 7, 11 en 15. In Johannes 10:21 zeggen veel mensen van de joden dat Jezus gedemoniseerd zou zijn. Dit was in Judea denk ik.
Er waren in de tijd van Jezus gedemoniseerde mensen. In de huidige pastorale praktijk komen we ook regelmatig gedemoniseerde mensen tegen. Wereldwijd is het vooral daar waar veel aan occulte zaken en magie wordt gedaan.
In het Oude Testament kom je veel occulte praktijk door gedemonieerde mensen. Ik lees van niemand, die daar van wilde worden bevrijd.
In Nederland zijn gedemoniseerde mensen ondergebracht in psychiatrische instellingen. Soms is dwangverpleging nodig. Er zijn onder hen mensen, die heel agressief zijn. Om iemand in de ‘blokken’ te zetten voor bescherming van jezelf en anderen zijn soms wel zes volwassenen mensen nodig.
Wat opvalt:
– dat wat vroeger voorkwam er ook nu is, het enige wat wij in onze tijd extra kunnen bieden is medicatie om ‘rustig’ te worden. Verder is nog steeds een geestelijke bevrijding nodig
– ik ben nog nooit een stomme persoon tegengekomen, die voor gebed kwam.
21. Vrouw, die krom was
Het gaat hier om een vrouw, die door een ziekte, zich krom moest voortbewegen.
Lukas 13:10-17. Hij gaf op sabbat onderricht in een synagoge. Er was daar ook een vrouw die al achttien jaar bezeten was door een geest die haar ziek maakte. Ze was helemaal krom en kon met geen mogelijkheid rechtop staan. Toen Jezus haar zag, riep hij haar bij zich en zei tegen haar: ‘U bent verlost van uw ziekte,’ en hij legde haar de handen op. Meteen ging ze rechtop staan en loofde God. Maar de leider van de synagoge werd boos omdat Jezus op sabbat genas en zei tegen de menigte: ‘Er zijn zes dagen om te werken. Kom dus op die dagen om u te laten genezen en niet als het sabbat is!’ Maar de Heer zei: ‘Huichelaars! Maakt niet ieder van jullie op sabbat zijn os of ezel los van de voederbak om hem te laten drinken? Mocht deze vrouw, die een dochter is van Abraham en al achttien jaar door Satan geboeid werd gehouden, mocht zij op sabbat niet uit deze boeien worden losgemaakt?’ Toen hij dat zei, stonden al zijn tegenstanders beschaamd, maar de hele menigte was verheugd over de machtige daden die door hem werden verricht.
Het gaat om ‘een geest die de vrouw ziek maakte’.
Daardoor was de vrouw met het Griekse woord sugkuptó Strong G4794, letterlijk ‘voor buigen’. Wellicht is er nu voor deze ziekte een naam. Ik ken een mevrouw, die op middelbare leeftijd al helemaal krom was getrokken. Zij was ook iemand de hele dag haar handen waste, een dwanghandeling. Misschien had zij zo’n zelfde soort geest.
Toen Jezus haar zag, nam Hij het initiatief. Ze vroeg er niet om. Maar blijkbaar had ze wel de innerlijke overtuiging om te willen genezen, ze ging naar Jezus toe toen Hij haar riep en ze loofde God direct na haar genezing. Zag Jezus door de Geest dat ze verlangde door Hem te worden genezen?
De leider van de synagoge had een moeilijke moment. Jezus overtrad de gewoonten in de synagoge om de vrouw te genezen. Hij sprak een vrouw aan in de ruimte van de vrouwen. Dat deed men niet in de synagoge. Verder golden medische handelingen als werk en je mocht geen arbeid mocht doen op de sabbat.
De geschiedenis ziet er in het begin uit als een genezing of maar door de opmerking van Jezus dat ze door Satan was geboeid zou het een bevrijding zijn. Hoewel de manier van bevrijden wel apart is. Jezus deed alleen de uitspraak dat ze vrij zou zijn. Wellicht kan dan ook voldoende zijn voor bevrijding.
Wat opvalt:
– een mevrouw werd genezen die er niet om vroeg. Ze is de enige samen met die man in Bethesda, die niet vroeg. Hoewel, in zo’n synagoge ben je ook niet in de gelegenheid om genezing te vragen. Gelukkig is het dan Jezus die het toch opmerkt
Wat ik er van heb geleerd:
– gezondheid, genezen heeft prioriteit bij God. Als je daarvoor de menselijke gebruiken en regels moet overtreden. Zelfs als je weet dat je een naar conflict krijg, dan moet je het toch doen. Ik denk dat je zelfs bepaalde geboden van God er voor mag overtreden. De liefde voor de naaste is de maat. God is immers liefde.
– als de Geest je daartoe leidt kan het voldoende zijn om slechts één woord te spreken.
22. Zoon van de hoveling in Kafarnaüm
In dit verhaal wordt de zoon van een edele, vooraanstaand rijk man, een in het Grieks basilikos, genezen. Het Griekse woord is op andere plekken ook wel vertaald met koninklijk. Het zal wel gaan om de meest vooraanstaande rijkste man in Kafarnaüm. Iemand die belangrijke zaken voor elkaar kon krijgen. Ook voor die mensen is Jezus er als ze een beroep op hem doen.
Overigens is Jezus eerst niet zo toegankelijk voor deze man. Maar goed, zo’n man is tegenwind gewend. En als hij laat hij zich niet snel uit het veld slaan. Deze ‘basilikos’ dringt aan. En nadat zijn zoon is genezen controleert hij ook even de tijd. Planning & Control. Het was de weg voor hem om tot geloof te komen. En Jezus hielp deze man daarbij door zich ook zakelijk, managerial, op te stellen.
Johannes 4:46-54. Hij ging in Galilea weer naar Kana, waar hij van water wijn had gemaakt. Er was daar een hoveling uit Kafarnaüm wiens zoon ziek was. Omdat hij gehoord had dat Jezus uit Judea naar Galilea was teruggekeerd, was hij naar hem toe gekomen, en nu vroeg hij of Jezus mee wilde gaan om zijn zoon, die op sterven lag, te genezen. Jezus zei tegen hem: ‘Als jullie geen tekenen en wonderen zien, geloven jullie niet!’ Maar de hoveling drong aan: ‘Heer, ga toch mee, voordat mijn kind sterft.’ ‘Ga maar naar huis,’ zei Jezus, ‘uw zoon leeft.’ De man geloofde wat Jezus tegen hem zei en ging weg. En terwijl hij nog onderweg was, kwamen zijn dienaren hem al tegemoet om te zeggen dat zijn kind in leven was. 52 Hij vroeg hun sinds wanneer het beter met hem was gegaan. Ze zeiden: ‘Gisteren, een uur na de middag, is de koorts verdwenen.’ De vader besefte dat dat het moment was dat Jezus tegen hem gezegd had: ‘Uw zoon leeft.’ Hij kwam tot geloof, hij en al zijn huisgenoten. Dit deed Jezus toen hij uit Judea naar Galilea was teruggekeerd; het was zijn tweede wonderteken.
Hier doet ook Jezus een uitspraak. Hij spreekt geen woorden om te genezen uit. Hij zegt alleen de conclusie: ‘Je zoon leeft’. En dat bleek, direct, op dat moment ook gebeurt te zijn. De koorts was ineens verdwenen.
In het evangelie van Johannes is dit de enige genezing in Galilea. Er staat dat het tweede wonderteken was. De eerste was de bruiloft in Kana. Zou deze basilikos alle andere vragers om genezing zijn voor gegaan en had ik mijn lijstje met genezingen met dit wonder moeten beginnen? Zou Jezus bij het genezen met zo’n rijke man zijn begonnen? Zou best kunnen.
Wat opvalt:
– Jezus is er ook voor mensen, die leiding geven en bijdehand zijn.
– en Hij gaat met Hem pittig om, eerst een statement waarbij de leider moet inschikken.
23. Waterzuchtige
Hier het verhaal van de genezing van een mens, die leed aan waterzucht, dat was een oedeem, in het Grieks een hydropikos. Iemand die door een inwendige ziekte een ophoping van vocht in zijn lichaam had.
Lukas 14:1-6. Toen hij op sabbat naar het huis van een vooraanstaande farizeeër ging, waar hij voor een maaltijd was uitgenodigd, hielden ze hem in het oog. Er was daar iemand met waterzucht. Jezus vroeg aan de wetgeleerden en de farizeeën: ‘Is het toegestaan hem op sabbat te genezen of niet?’ Maar ze zwegen. Hij pakte de man bij de hand, genas hem en stuurde hem weg. En tegen de farizeeën en wetgeleerden zei hij: ‘Als uw zoon of uw os in een put valt, dan haalt u hem er toch meteen uit, ook al is het sabbat?’ En daarop hadden ze geen antwoord.
Iemand met waterzucht, oedeem. Ik ben nog nooit zo’n zieke tegengekomen, maar het bestaat wel.
Blijkbaar verwachtten de mensen als er een ziek mens in de omgeving van Jezus was, dat die door hem genezen zou worden. Was deze persoon bewust uitgenodigd om Jezus uit te dagen? Dat lijkt er wel op.
Opvallend is de defensieve houding van deze gestudeerde mannen. Op vragen zwijgen ze. Was ook een dilemma voor hen. Als ze zouden zeggen dat het is toegestaan, zou Jezus deze mens genezen en zouden ze wellicht achteraf ter verantwoording worden geroepen door hun collega’s. Dat wil je niet. Als ze ‘nee’ zouden zeggen dan zouden ze bot en gevoelloos kunnen worden gevonden. Dus maakte ze geen keuzen. Ze zwegen.
Jezus gaat nog verder. Wie van u. Jezus spreekt ze stuk voor stuk aan. Zou iemand zijn geweten zó gaan spreken dat hij zal antwoorden? Ook nu zwijgen ze. Uiteindelijk leest Hij ze de les.
Welke lering kunnen wij uit deze les trekken? Het gebod van de liefde voor mensen in nood gaat bij Jezus voor. Goed als dat voor ons ook geldt. Ook al krijg je trammelant met je collega’s. Ook al lijdt je carrière schipbreuk.
Jezus geeft hier op volgend onderwijs met behulp van een bij ons minder bekende gelijkenis. Dat gaat er over als je carrières wil maken. Zalig ben je als je mensen helpt, die jou niets kunnen teruggeven, het zal je worden terugbetaald bij de opstanding van de rechtvaardigen, vers 14. In vers 15 is er iemand die met de woorden van Jezus instemt. Dat levert Jezus de inspiratie voor een volgende gelijkenis over een feestmaal waar mensen voor werden uitgenodigd, maar die zich verontschuldigden om te komen.
In ons denken kon deze waterzuchtige best nog een dag wachtten. Maar in het Koninkrijk van God is dat niet zo. Ben je ziek geworden? Broeders en zusters, legermachten, engelen rukken uit om je direct beter te maken. Dat kan geen dag wachten. Daarvoor is de mens die ziek is geworden te belangrijk.
Het zegt ook iets over onze houding. Zeg niet als iemand voor gebed bij je komt: kom morgen terug, nee handel dit direct af. Morgen is er weer iets anders te doen.
Het is goed om te weten dat er in de Bijbel nauwelijks praktische regels staan voor het vieren van de sabbat. Men had veel regels, maar dat waren allemaal regels die door de joodse mensen zelf waren ingesteld.
Wat opvalt:
– voor Jezus waren mensen in nood de hoogste prioriteit. Desnoods kwam Hij dan maar in conflict met mensen voor wie mensen in nood geen prioriteit waren.
24. Tien melaatsen
Op weg naar Jeruzalem, maar nog in het grensgebied van Galilea en Samaria komt Jezus tien melaatsen tegen. Wat voor mensen waren het? In ieder geval was er één Samaritaan bij. Ze waren een groep melaatsen. Ze leefden met elkaar. Samen. Achteraf. Mensen zonder hoop.
Lukas 17:11-19. Op weg naar Jeruzalem trok Jezus door het grensgebied van Samaria en Galilea. Toen hij daar een dorp wilde binnengaan, kwamen hem tien mensen tegemoet die aan huidvraat leden; ze bleven op een afstand staan. Ze verhieven hun stem en riepen: ‘Jezus, meester, heb medelijden met ons!’ Toen hij hen zag, zei hij tegen hen: ‘Ga u aan de priesters laten zien.’ Terwijl ze gingen werden ze gereinigd. Een van hen, die zag dat hij genezen was, keerde terug en loofde God met luide stem. Hij viel neer aan Jezus’ voeten om hem te danken. Het was een Samaritaan. Toen zei Jezus: ‘Zijn er niet tien gereinigd? Waar zijn de negen anderen? Wilde niemand anders terugkomen om God eer te bewijzen dan alleen deze vreemdeling?’ Hij zei tegen de Samaritaan: ‘Sta op en ga. Uw geloof heeft u gered.’
De melaatsen roepen op afstand: ‘Jezus, meester, heb medelijden met ons!’ En Jezus roept op afstand terug: ‘Ga u aan de priesters laten zien.’ Jezus wijst alleen de weg aan die ze moeten gaan. En dan staat er ‘Terwijl ze gingen werden ze gereinigd’. Nadat ze het besluit genomen hadden om naar de priesters in Jeruzalem te gaan werden ze gereinigd. Waarschijnlijk duurde het geen dagen voordat ze werden genezen, want die ene melaatse die Jezus wilde danken kon Jezus nog terugvinden.
Naar mij idee zijn hier drie dingen die meewerken ten goede. Ze vroegen hulp aan Jezus, ze deden in geloof wat Jezus zei en er was kracht van de Vader in de hemel.
‘Sta op en ga. Uw geloof heeft u gered.’ Gold voor alle tien.
Een van hen, die zag dat hij genezen was, keerde terug en loofde God met luide stem. Hij viel neer aan Jezus’ voeten om hem te danken. Het was een Samaritaan.
‘Loofde God’ de juiste reactie op een genezing. ‘met luide stem’ is een goed voorbeeld. Genezing ben ik veel tegen gekomen. God loven met luide stem vanwege een genezing ben ik nog niet tegengekomen. Ik heb het zelf ook niet gedaan alle keren dat ik zelf ben genezen (prostatitus, hartritmestoornissen, spierreuma) . Daarom doe ik het nu maar hier in deze tekst: DANK U WEL JHWH DAT U MIJ HEEFT GENEZEN. U BENT GOED (Psalm 119:68).
Wat opvalt:
– God danken om de genezing is essentieel. Het is een genade omdat we er geen recht op hebben. Zeker niet als je ziek bent geworden door een ongezond leven.
De genezingen in Judea
De meeste beschreven genezingen gebeurden in het Noorden, maar ook in het Zuiden genas Jezus mensen. Hieronder nog een zestal.
25. Twee blinden waaronder Bartimeüs
In deze teksten lijkt er een verschil te zijn tussen de drie teksten van de evangeliën. Het gaat er om waar de genezing gebeurde voordat men in Jericho kwam of nadat men in Jericho kwam en of het ging om één of twee blinden.
Matteüs 20:29-34. Toen ze uit Jericho vertrokken, volgde hem een grote menigte. Er zaten daar twee blinden langs de weg die, toen ze hoorden dat Jezus voorbijkwam, begonnen te roepen: ‘Heer, Zoon van David, heb medelijden met ons!’ Men snauwde hun toe dat ze hun mond moesten houden. Maar ze riepen nog harder: ‘Heer, Zoon van David, heb medelijden met ons!’ Jezus bleef staan, hij riep hen en vroeg: ‘Wat wilt u dat ik voor u doe?’ Ze antwoordden: ‘Heer, open onze ogen!’ Jezus kreeg medelijden en raakte hun ogen aan. Meteen konden ze weer zien en ze volgden hem.
Marcus 10:46-52. Ze kwamen in Jericho. Toen hij met zijn leerlingen en gevolgd door een grote menigte weer uit Jericho vertrok, zat daar een blinde bedelaar langs de weg, een zekere Bartimeüs, de zoon van Timeüs. Toen hij hoorde dat Jezus uit Nazaret voorbijkwam, begon hij te schreeuwen: ‘Zoon van David, Jezus, heb medelijden met mij!’ De omstanders snauwden hem toe dat hij zijn mond moest houden, maar hij schreeuwde des te harder: ‘Zoon van David, heb medelijden met mij!’ Jezus bleef staan en zei: ‘Roep hem.’ Ze riepen de blinde en zeiden tegen hem: ‘Houd moed, sta op, hij roept u.’ Hij gooide zijn mantel af, sprong op en ging naar Jezus. Jezus vroeg hem: ‘Wat wilt u dat ik voor u doe?’ De blinde antwoordde: ‘Rabboeni, zorg dat ik weer kan zien.’ Jezus zei tegen hem: ‘Ga heen, uw geloof heeft u gered.’ En meteen kon hij weer zien en hij volgde hem op zijn weg.
Lukas 18:35-43. Toen hij in de buurt van Jericho kwam, zat er langs de weg een blinde te bedelen. Toen de blinde een menigte voorbij hoorde komen, vroeg hij wat er gaande was. Ze zeiden tegen hem: ‘Jezus uit Nazaret komt voorbij.’ Daarop riep de blinde: ‘Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!’ Degenen die voorop liepen, snauwden hem toe dat hij moest zwijgen, maar hij schreeuwde des te harder: ‘Zoon van David, heb medelijden met mij!’ Jezus bleef staan en zei dat men de blinde bij hem moest brengen. Toen deze voor hem stond, vroeg hij hem: ‘Wat wilt u dat ik voor u doe?’ De blinde antwoordde: ‘Heer, zorg dat ik weer kan zien.’ Jezus zei: ‘Zie weer! Uw geloof heeft u gered.’ Onmiddellijk kon hij weer zien en hij volgde hem terwijl hij God loofde. Alle mensen die getuige waren geweest van dit voorval brachten hulde aan God.
Het is niet meer helder of het er nu voor of er na gebeurde dat men in Jericho was. Matteüs ‘Toen ze uit Jericho vertrokken’. Marcus. ‘Ze kwamen in Jericho’. Lukas ‘Toen hij in de buurt van Jericho kwam’.
Jezus is nu in ieder geval op weg naar Jeruzalem. Voor het eerst wordt iemand genezen, in dit gebied. In Galilea woonden joden en mensen uit de volken. Maar hier in dit gebied waren de joden dominant aanwezig. Jezus was voor hen de man uit de provincie, de man uit Nazaret.
Volgens Matteüs zijn er twee blinden. Maar Marcus en Lucas plaatsen de schijnwerper op één namelijk Bartimeüs. En dat was niet voor niets, daar hoorde een verhaal bij. Zie verderop. Er zou nog een blinde bij geweest kunnen zijn.
Ze schreeuwden allebei ‘Heer zoon van David heb medelijden met ons.’ En schreeuw, die wij ook zouden kunnen doen als we in nood zijn.
Jezus vroeg hem: ‘Wat wilt u dat ik voor u doe?’ Zo’n vraag stelt Jezus vaker. Wellicht omdat de wens van de zieke in het proces van genezing belangrijk is. De blinde antwoordde: ‘Rabboeni, zorg dat ik weer kan zien’. Rabboeni is een lieve aanduiding, ons meestertje.
Jezus zegt: ‘Zie weer’. Dat is de volledige tekst. Jezus zal het met gezag en nadrukkelijk hebben gezegd.
Het gevolg: Bartimeüs volgde hem en loofde God. Ook alle mensen die erbij waren brachten hulde aan God. Dit lees je vaker als vervolg op de genezing. Alleen de Farizeeën en schriftgeleerden werden kwaad op genezingen.
In het Oude Testament is er een heel verhaal over Simi. Dat staat in 2 Samuel 16:5-12, 19:17-24 en 1 Koningen 2:6-9. Simi vervloekte koning David, maar zijn vervloeking kwam op hemzelf terecht. Bartimeüs zou een nakomeling kunnen zijn van deze Simi. Bar is het Aramees voor zoon. Bar voor Simi wordt in het Hebreeuws Bartsimi of in het Griekse vorm Bartimeüs. De vervloeking op deze familie wordt door het geloof van Bartimeüs en de genade van onze Heer opgeheven. In Marcus staat er ook nog bij dat Bartimeüs zijn mantel afwerpt. Ook een beeld van het ondergeschikt maken van zichzelf.
Beide blinden waaronder Bartimeüs krijgen het zicht weer terug, Matteüs geeft aan dat Jezus hun ogen aanraakten. Hij zei: “Zie weer” en ook “Uw geloof heeft u gered”. Men had ook kunnen vertalen ‘Je vertrouwen heeft je gered’.
Wat opvalt:
– Bartimeüs lijkt door zijn erkenning van Zoon van David ook schoon schip te maken voor de schuld van zijn voorouders
– schreeuwen in je nood kan helpen.
26. Een invalide man in Bethesda
Na de vorige genezing ging Jezus naar Jeruzalem in verband met een Joods feest. Hij kwam bij Bethesda. Daar waren in die tijd twee vijvers met water gevoed door een wadi. De wadi was een beekje met stromend water in de tijd dat het regende. Er was de rechthoekige Israël vijver dichtbij het tempelplein, die werd gebruikt voor de wassingen voor de offerdieren voor de tempeldienst. En in de Noordelijke richting, een vijver in trapeziumvorm met een middenpad, dat was de Bethesda vijver. Dit was een plek voor mensen, die de Grieks Romeins cultuur waren toegedaan.
Deze plek in Jeruzalem kun je ook nu nog bezoeken. Op of naast of deels naast de Israëlvijver is de Anna kerk gebouwd. De kerk werd na de Krim oorlog in 1856 aan de Witte Paters gegeven. Het Bethesda badwater, bedolven onder het puin van eeuwen, werd grotendeels door de Witte Paters uitgegraven.
De Bethesda vijver was omringd door zuilengangen aan de 4 zijden en bij het middenpad een vijfde zuilengang. Dit is in de beschrijving van Johannes vermeld. Voor meer informatie zie, http://www.bijbelseplaatsen.nl/plaatsen/B/Betesda/290/
Sommige handschriften missen de teksten rond vers 3b en 4, daarom is het niet in de NBV opgenomen. Ik heb de deze tekst in de HSV vertaling tussen <>opgenomen.
Johannes 5:2-9 Daarna was er een Joods feest, en Jezus ging naar Jeruzalem. In Jeruzalem is bij de Schaapspoort een bad met vijf zuilengangen dat in het Hebreeuws Betzata heet. Daar lag een groot aantal zieken, blinden, kreupelen en misvormden en verlamden, die wachtten op de beroering van het water. <Want een engel daalde van tijd tot tijd neer in het badwater en bracht het water in beweging; wie dan het eerst daarin kwam, na de beweging van het water, werd gezond, aan welke ziekte hij ook leed>. Er was ook iemand bij die al achtendertig jaar ziek was. Jezus zag hem liggen; hij wist hoe lang hij al ziek was en zei tegen hem: ‘Wilt u gezond worden?’ De zieke antwoordde: ‘Heer, als het water gaat bewegen is er niemand om mij erin te helpen; ik probeer het wel, maar altijd is een ander al vóór mij in het water.’ Jezus zei: ‘Sta op, pak uw mat op en loop.’ En meteen werd de man gezond: hij pakte zijn slaapmat op en liep. Nu was het die dag sabbat. De Joden zeiden dan ook tegen de man die genezen was: ‘Het is sabbat, het is niet toegestaan een slaapmat te dragen!’ Maar hij zei tegen hen: ‘Degene die mij genezen heeft, zei tegen mij: “Pak uw mat op en loop.”’ ‘Wie zei dat tegen u?’ vroegen ze. Maar de man die genezen was kon niet zeggen wie het was, want Jezus was al verdwenen omdat daar zo veel mensen waren. Later kwam Jezus hem tegen in de tempel en toen zei hij tegen hem: ‘U bent nu gezond; zondig daarom niet meer, anders zal u iets ergers overkomen.’ De man ging aan de Joden vertellen dat het Jezus was die hem gezond gemaakt had. Het was omdat Jezus zulke dingen deed op sabbat, dat de Joden tegen hem optraden.
‘Jezus zag hem liggen’, een man voor wie de genade van God was bedoeld. Waarom hij? Hij alleen? Dat je een mens ‘ziet’, dat God je oog op iemand laat vallen, voor wie God genadig kan zijn.
Jezus ‘wist hoe lang hij al ziek was’. Wat een mooi voorbeeld van openbaring: een woord van kennis zou Paulus dit noemen. Een bovennatuurlijke gave.
Jezus zei tegen hem: ‘Wilt u gezond worden?’ Een goede vraag om de gedachten van mensen in beweging te krijgen.
Een apart fenomeen: een engel die zorgt voor genezing. Jezus heeft goed nog afkeuring op dit fenomeen. Wij zouden het misschien occult vinden. Jezus laat het voor wat het is, maar gaat zijn eigen weg: een mooi voorbeeld voor ons. Misschien heeft de oorspronkelijke schrijver dit als toelichting gemaakt omdat dit in de Griekse Romeinse cultuur de opvatting was. Elders in het Romeinse rijk waren er ook dit soort opvattingen. Maar heeft men later gedacht dat zo’n opvatting niet in het evangelie paste.
Wat opvalt:
– er is ook genade en genezing voor mensen, die er ogenschijnlijk helemaal niet naar zoeken of die dat in de verkeerde hoek zoeken
– Jezus bezoekt ook deze religieuze omgeving en verricht in de kracht van de Geest een wonder
27. De blindgeborene
De genezing van de die man, die blind was geboren beslaat heel hoofdstuk 9 van het boek van de evangelist Johannes. Het zijn 41 verzen. Een boeiend verhaal hoe een bedelaar, iemand op de laagste sport van de maatschappelijke ladder staat, de leiders van het volk op de korrel neemt. Dit is het verhaal van zijn genezing.
Johannes 9:1-7. In het voorbijgaan zag Jezus iemand die al vanaf zijn geboorte blind was. Zijn leerlingen vroegen: ‘Rabbi, hoe komt het dat hij blind was toen hij geboren werd? Heeft hij zelf gezondigd of zijn ouders?’ ‘Hij niet en zijn ouders ook niet,’ was het antwoord van Jezus, ‘maar Gods werk moet door hem zichtbaar worden. Zolang het dag is, moeten we het werk doen van hem die mij gezonden heeft; straks komt de nacht en dan kan niemand iets doen. Zolang ik in de wereld ben, ben ik het licht voor de wereld.’ Na deze woorden spuwde hij op de grond. Met het speeksel maakte hij wat modder, hij streek die op de ogen van de blinde en zei tegen hem: ‘Ga naar het badhuis van Siloam en was u daar.’ (Siloam is in onze taal ‘gezondene’.) De man ging weg, waste zich, en toen hij terugkwam kon hij zien.
Dit is één van de mooiste verhalen uit de bijbel. De geschiedenis van de genezing en de verwikkelingen die daarop volgens beslaan een heel hoofdstuk. Jezus gaat heel pittig om met deze man, maar deze man blijkt zelf ook een krachtpatser te zijn. Hij heeft de moed om tegen de heersende klasse in te gaan als dat nodig is.
Jezus gebruikt ook hier een mengsel van zijn speeksel en wat aarde. Hij strijkt dit op de ogen van de blinde. Ga naar het badwater Siloam. Vanaf het tempelplein een steile afdeling naar het circa 100 meter lager gelegen bad. Het bad is ook nu nog te bezoeken en ligt ten zuiden van het tempelplein.
De naam van het badwater Siloam, dat gezonden betekent, heeft een betekenis die van toepassing is. De blindgeborene ging als een gezondene de leiders van het volk aanspreken.
Toen hij terugkwam kon hij zien. Waar is dat gebeurt en hoe is het gegaan? Tijdens het wassen in het badwater in één keer? Of werd daarna toen hij weer omhoog klom het zicht langzaam beter?
Wat opvalt:
– het middel voor genezing, een mengsel van speeksel en aarde,
– de genezing gebeurt niet direct, want de man kon later niet Jezus herkennen,
– bij de blindgeborene was de oorzaak van zijn handicap niet de zonde van hemzelf of zijn ouders. Als de oorzaak bij hemzelf had gelegen dan ga je er dus van uit dat hij al voor zijn geboorte had kunnen zondigen.
28. De opwekking van Lazarus
Hoofdstuk 11 van het evangelie van Johannes gaat in zijn geheel, alle 54 verzen, over de genezing van Jezus vriend Lazarus. Eerst is de aanleiding en de gebeurtenissen op weg naar zijn vriend vermeld. Dan is vermeld de gebeurtenissen rond de opwekking van Lazarus. En daarna ook de gevolgen van deze opwekking uit de doden. De geschiedenis loopt nog verder tot en met hoofdstuk 12 vers 10 met een volgende bezoek van Jezus aan het huis van Martha, Maria en Lazarus.
Johannes 11: 32-43 Zodra Maria op de plek kwam waar Jezus was en hem zag, viel ze aan zijn voeten neer. Ze zei: ‘Als u hier was geweest, Heer, zou mijn broer niet gestorven zijn!’ Jezus zag hoe zij en de Joden die bij haar waren weeklaagden, en dat ergerde hem. Diep bewogen vroeg hij: ‘Waar hebben jullie hem neergelegd?’ Ze zeiden: ‘Kom maar kijken, Heer.’ Jezus begon ook te huilen, en de Joden zeiden: ‘Wat heeft hij veel van hem gehouden!’ Maar er werd ook gezegd: ‘Hij heeft de ogen van een blinde geopend, hij had nu toch ook de dood van Lazarus kunnen voorkomen?’ Ook dit ergerde Jezus. Hij liep naar het graf, een spelonk met een steen voor de opening. Hij zei: ‘Haal de steen weg.’ Marta, de zuster van de dode, zei: ‘Maar Heer, de stank! Hij ligt er al vier dagen!’ Jezus zei tegen haar: ‘Ik heb je toch gezegd dat je Gods grootheid zult zien als je gelooft?’ Toen haalden ze de steen weg. Daarop keek hij omhoog en zei: ‘Vader, ik dank u dat u mij hebt verhoord. U verhoort mij altijd, dat weet ik, maar ik zeg dit ter wille van al die mensen hier, opdat ze zullen geloven dat u mij gezonden hebt.’ Daarna riep hij: ‘Lazarus, kom naar buiten!’ De dode kwam tevoorschijn, zijn handen en voeten in linnen gewikkeld, en zijn gezicht bedekt door een doek. Jezus zei tegen de omstanders: ‘Maak de doeken los, en laat hem gaan.’
Uit de tekst komt naar voren dat Jezus niet had verwacht dat de zieke al zou zijn overleden. Het lijkt hem te overvallen.
Het overlijden van Lazarus raakt Jezus heel diep. Was de reden dat het geen gewoon overlijden was, maar een diefstal van de duivel van de ziel van Lazarus? Om die ziel gevangen te zetten?
Het geweeklaag van ergerde Jezus, kwam dat omdat bij een diefstal niet klagen een goede reactie is maar verontwaardigd zijn en actie ondernemen?
De tweede ergernis van Jezus, vers 38, is het verwijt dat hij het overlijden had kunnen voorkomen door hem te genezen. Maar het rijk van de duisternis had Jezus te grazen genomen. Dat had nooit mogen gebeuren.
Mooi om nog even het onderwijs tot ons door te laten dringen, die Jezus aan o.a. Martha had gegeven. Onderwijs dat nu te pas kwam: ‘Ik heb je toch gezegd dat je Gods grootheid zult zien als je gelooft?’ Geloof is cruciaal blijkbaar. Wat is dat geloof zoals het hier is bedoeld. Ik denk verwachting en meer dan dat, namelijk vertrouwen dat God bijzondere dingen doet als je dat ook verwacht.
En dan volgt het bovennatuurlijke wonder. Dat gebeurt in twee stappen. Eerst een dankgebed van Jezus aan onze hemelse Vader, vers 41 en 42. En dan de woorden ‘Lazarus, kom naar buiten!’
“Veel van de omstanders kwamen tot geloof in hem” staat er, vers 45, maar enkelen gingen het doorvertellen aan de Farizeeën. Dit ging tot problemen voor Jezus leidden. Het is soms maar beter dat tegenstanders van Jezus niet weten welke wonderen er gebeuren. Het wonder leidde tot het plan van het sanhedrin om Jezus uit de weg te ruimen.
Maar Jezus vertrok, als reactie daar op, naar de stad Efraïm. <zegt deze stad iets?>.
Opmerkelijk is dat deze geschiedenis alleen in het evangelie van Johannes voorkomt. Het geeft wel aan dat er zoveel was gebeurd tijdens het werk van Jezus, dat andere evangelisten uit de vele gebeurtenissen deze bijzondere geschiedenis onvermeld laten.
Wat opvalt:
– de strijd met het rijk van de duisternis, een strijd die aanvankelijk lijkt verloren te gaan, maar die toch tot een overwinning leidt
– de ziel, die in het lichaam wordt teruggeroepen, een ziel die de kracht heeft om het lichaam weer te laten herstellen
29. Het oor van slaaf Malchus
Een opmerkelijk voorval bij het gevangennemen van Jezus.
Lukas 22: 49-51. Toen degenen die bij hem stonden zagen wat er ging gebeuren, vroegen ze: ‘Heer, zullen we er met het zwaard op los slaan?’ En een van hen sloeg in op de dienaar van de hogepriester en sloeg hem zijn rechteroor af. Maar Jezus zei: ‘Houd daarmee op. Zo is het genoeg!’ Hij raakte het oor aan en genas de man.
Johannes 18:10-11/ Daarop trok Simon Petrus het zwaard dat hij bij zich had, haalde uit naar de slaaf van de hogepriester en sloeg hem zijn rechteroor af; Malchus heette die slaaf. Maar Jezus zei tegen Petrus: ‘Steek je zwaard in de schede. Zou ik de beker die de Vader mij gegeven heeft niet drinken?’
Wat opvalt:
– de man had zelf niet om genezing gevraagd, maar werd genezen omdat een volgeling van Jezus een onrechtmatige daad uitvoerde,
– de Heer kan herstellen wat wij fout doen.
30. Doden die opstaan bij Jezus sterven
Dit is een zeer bijzondere en wonderlijke geschiedenis.
Matteüs 27:50-54. Nog eens schreeuwde Jezus het uit, toen gaf hij de geest. Op dat moment scheurde in de tempel het voorhangsel van boven tot onder in tweeën, en de aarde beefde en de rotsen spleten. De graven werden geopend en de lichamen van veel gestorven heiligen werden tot leven gewekt; na Jezus’ opstanding kwamen ze uit de graven, gingen de heilige stad binnen en maakten zich bekend aan een groot aantal mensen. Toen de centurio en degenen die met hem Jezus bewaakten de aardbeving voelden en merkten wat er gebeurde, werden ze door een hevige angst overvallen en zeiden: ‘Hij was werkelijk Gods Zoon.’
Dit hier is een rij dramatische gebeurtenis in de mensheid. De rechtschapen Jezus die onschuldig de doodstraf ondergaat. Hij geeft de geest. Het gordijn dat het heilige van het meest heilige afscheidde ging scheuren alsof iemand een contract doorscheurt om het bij de afval te deponeren. Er werden graven geopend door een aardbeving. De gestorven heiligen werden tot leven gewekt; ze kwamen uit de graven, gingen de heilige stad binnen en maakten zich aan een groot aantal mensen bekend.
Wat opvalt:
– dit is wel het grootste genezingswonder, veel mensen die gestorven waren,
– het waren de heiligen die opstonden, de eersten uit de rij van het nieuwe verbond,
– het is het enige wonder dat in de evangeliën wordt genoemd waarbij alleen een gebeurtenis de aanleiding is voor een wonder,
– de reactie van de mensen: “Dit moet wel Gods zoon zijn”.
Getuigenissen van massale genezingen
Er wordt negen keer in de evangeliën gesproken dat Jezus allen of massa’s mensen geneest. Hier worden dan geen details genoemd.
Overzicht van die negen keer
Hieronder een overzicht van teksten waar over die ‘allen’ en die ‘massa’s genezingen is geschreven.
Matteüs | Marcus | Lucas | Johannes | |
1.Iedere ziekte en iedere kwaal onder het volk | 4:23 | 6:17- 18 | ||
2. Vele bezetenen en allen die ziek waren | 8:16-17 | 1:32-34 | 4:40-41 | |
3. Genas iedere ziekte en elke kwaal | 9:35 | |||
4. Grote massa’s volgde Hem en Hij genas hen allen | 12:15-16 | 3:10-11? | ||
5. In een grote menigte genas Hij hun zieken. | 14:14 | 9:11? | 6:2 | |
6. Scharen | 14:34-36 | 6:55-56 | ||
7. Grote mensen massa’s | 15:30 | 7:32-35 (daar een individu) | ||
8. Grote massa’s | 19:2 | |||
9. Blinden en lammen in tempel | 21:14 |
Het gaat om verschillende situaties waarbij de vele genezingen plaatsvinden.
1. Bij het begin van het werk van Jezus
Matteüs 4:24. Het nieuws over hem verspreidde zich in heel Syrië. Allen die ergens aan leden en die gekweld werden door een ziekte of door pijn, en ook bezetenen en maanzieken en verlamden werden bij hem gebracht, en hij genas hen.
In Lukas staat vlak voor het uitspreken van de bergrede door Jezus het volgende gedeelte. Wellicht met dezelfde bedoeling.
Lukas 6:17-18. Toen hij met hen de berg was afgedaald, bleef hij staan op een plaats waar het vlak was. Daar had een groot aantal van zijn leerlingen zich verzameld, evenals een menigte mensen uit heel Judea en Jeruzalem en uit de kuststreek van Tyrus en Sidon. Ze waren gekomen om naar hem te luisteren en zich van hun ziekten te laten genezen; ook degenen die gekweld werden door onreine geesten werden genezen, en de hele menigte probeerde hem aan te raken, want er ging een kracht van hem uit die allen genas.
2. Na de eerste genezingen een vele genezingen
Matteüs 8:16. Bij het vallen van de avond brachten ze vele bezetenen bij hem. Met een enkel bevel dreef hij de geesten uit, en allen die ziek waren genas hij,
3. Vlak voor de uitzending van de twaalf discipelen
Matteüs 9:35. Jezus trok rond langs alle steden en dorpen, hij gaf er onderricht in de synagogen, verkondigde het goede nieuws over het koninkrijk en genas iedere ziekte en elke kwaal.
4. Na genezingen op de sabbat
Matteüs 12:15. Grote massa’s mensen volgden hem, en hij genas hen allen.
5. Genezingen na de dood van Johannes de Doper
Matteüs 14:13-14. Toen Jezus hiervan hoorde, week hij per boot uit naar een afgelegen plaats waar hij alleen kon zijn. Maar de mensen kwamen het te weten, en vanuit de steden volgden ze hem over land. Toen hij uit de boot stapte en de grote menigte zag, voelde hij medelijden met hen en hij genas hun zieken.
6. Genezingen na de spijziging van de 5000
Matteüs 14:35. De mensen daar herkenden hem en maakten zijn komst overal in de omgeving bekend, en men bracht allen die ziek waren bij hem.
7. Nadat Jezus terug was uit Tyrus en Sidon
Matteüs 15:30. Er kwamen grote mensenmassa’s op hem af. Men had verlamden, blinden, kreupelen, doofstommen en vele anderen meegebracht, die men aan zijn voeten legde, en hij genas hen allen.
8. Grote massa’s bij de overkant van de Jordaan op weg naar Judea
Matteüs 19:2. Grote massa’s mensen volgden hem, en hij genas hen ter plekke.
9. Genezing van blinden en lammen in de tempel
Matteüs 21:14. Toen kwamen er in de tempel blinden en verlamden naar hem toe, en hij genas hen.
Wat kunnen we hiervan leren
Iedere beschreven genezing is weer anders. Hier wat grote lijnen:
In de meeste gevallen komen de mensen voor genezing bij Jezus. Zij hadden thuis kunnen bidden tot God. Dat deden ze misschien ook wel, maar ze gingen vooral naar de mens Jezus. Alleen bij de man die 38 jaar ziek was ging Jezus naar hem toe.
Dikwijls gaan de mensen veel verder dan een bescheiden vraag: ze smeken, ze schreeuwen het uit, ze werpen zich voor Jezus neer, ze houden vol als Jezus niet gelijk toestemt. Geen enkele keer lezen we dat Jezus daar een kritische opmerking over heeft. In tegendeel: we lezen soms dat Jezus mensen voor hun uitbundige gedrag een compliment geeft.
De tweede reden waarom Jezus mensen geneest is die van ontferming. Dit speelde natuurlijk ook bij God de Vader. Omdat Hij over ons met ontferming was bewogen, zond God de Vader Zijn Zoon. Dus samenvattend is er eigenlijk maar één reden. De ontferming van God.
Wat je ziet is dat het onderwijs van Jezus leidt tot genezingen. En dat genezingen leiden tot onderwijs. Dat zien we in de praktijk ook gebeuren. Het lezen van de bijbel heeft bij ons geleid tot het bezig zijn met bidden voor genezing. Maar juist ook wat we mee maken helpt ons in de verdere verdieping in het onderwijs.
Genezing leidt ook tot lofprijs en hulde aan de God van Israël.
Genezing leidt bij Jezus soms ook tot weerstand, aversie, oppositie en tegenwerking. Vooral ook omdat voor Jezus zijn missie om voor heil te zorgen voor de mensen dat belangrijker is dan dat hij zich houdt aan de overtuigingen van de geestelijke leiders van die dagen. Denk aan de genezingen op de sabbat.
Hieronder een overzicht van Bijbelteksten waar de weerstand naar voren komt <nog verder uitwerken>:
– Toen Jezus aankondigde te gaan genezen, werden de mensen in de synagoge van Nazareth boos.
Oefening/opdracht
Weet je de antwoorden op de volgende vragen? (Lees daarvoor de 30 genezingen)
1. In welke situatie moest Jezus meer dan één keer spreken voordat de persoon werd genezen?
2. Jezus gaf soms een opdracht, die eerst gedaan moest worden voordat ze zouden genezen. Welke opdracht vind je het meest extreem?
3. Welke van de genoemde ziekten zou door de huidige medische wetenschap kunnen worden genezen?
4. De mensen gingen naar Jezus toe om genezing. In één geval lijkt dat niet het geval. Waarom ‘lijkt’?
5. Soms is er voor genezing ook bevrijding nodig van de machten van de duisternis. Welk deel op het totaal aantal is dat ongeveer. Schat een percentage.