Studie Nephilim, Reuzen

Zo nu en dan duiken er verhalen op over reuzen die vroeger leefden. Of wordt de vraag gesteld over wie vroeger sites zoals Stonehenge hebben gebouwd. Dat kunnen gewone mensen toch niet hebben gedaan. Ook zijn er mensen die de overtuiging hebben dat ook nu on onze tijd nephilim leven. Maar klopt dat?

In deze studie gaan we op zoek naar informatie uit de Bijbel.

De citaten zijn uit de NBV21 vertaling tenzij anders aangegeven.

Studievragen

Over dit onderwerp zijn de volgende vragen te stellen.

Zijn er aanwijzingen dat geestelijke wezens met mensen geslachtelijke omgang hadden en dat daar kinderen uit werden geboren?

Zijn er aanwijzingen dat daar kinderen uit werden geboren die reuzen werden?

Wat waren die reuzen voor wezens?

Wat gebeurde er als die reuzen overleden, ze waren tenslotte van een aparte soort.

Zal er nu ook nog seks tussen goden zonen en vrouwen zijn waardoor ook nu nog reuzen worden geboren?

Hoe verliep dat contact tussen de zonen van God en de vrouwen van mensen?

In het laatste hoofdstuk lessen staan antwoorden op deze vragen.

Oude Testament

Er wordt heel wat verteld uitgelegd over kwalijke praktijken van goden met mensen en van reuzen, die uit die praktijken ontstonden.

Nephilim, geweldenaar

Dit zijn de gegevens van het woord naphal, het meervoud is nephilim.

WoordSoort woordStrongOpmerkingen:
1 נָפִיל
nāp̄îl
Zelfstandig
naamwoord
mannelijk
H5303Naphal, gigant, reus, held
Komt 3 keer voor in 2 verzen
KJV: giant (3x

De wortel van het zelfstandig naamwoord naphil is het werkwoord naphal. Teksten met dit laatste woord blijkt betekenis toe aan het woord naphil, zie hieronder een aparte paragraaf met dit onderwerp.

Hieronder de twee teksten in de Bijbel waar het woord naphil voorkomt.

Genesis 6:1-4. En het gebeurde, toen de mensen zich op de aardbodem begonnen te vermenigvuldigen en er dochters bij hen geboren werden, dat Gods zonen de dochters van de mensen zagen dat zij mooi waren, en zij namen zich vrouwen uit allen die zij uitgekozen hadden. Toen zei de HEERE: Mijn Geest zal niet voor eeuwig met de mens twisten, omdat ook hij vlees is, maar zijn dagen zullen honderdtwintig jaar zijn. In die dagen, en ook daarna, waren er reuzen op de aarde, toen Gods zonen bij de dochters van de mensen waren gekomen en die kinderen voor hen baarden; dit zijn de geweldenaars van oude tijden af, mannen van naam. [HSV]

Opmerking 1: er staat letterlijk ‘de zonen van elohim’. Dit kun je met ‘zonen van God’ vertalen zoals de HSV doet. Je kunt het ook met ‘zonen van de goden’ vertalen zoals de NBV21 doet. Niet alle goden in de hemel waren gehoorzaam aan God.
Opmerking 2: de NBV21 vertaalt met giganten en spreekt van befaamde helden. De HSV vertaalt met ‘geweldenaars’.

Numeri 13:33. We hebben daar zelfs reuzen gezien, de Enakieten. Vergeleken bij dat volk van reuzen voelden wij ons maar nietige sprinkhanen, en veel meer zullen we in hun ogen ook niet geweest zijn.’

Opmerking: hier is twee keer nephilim met reuzen vertaalt.

Naphal, vallen

Dit zijn de gegevens van het woord naphal, de wortel van het woord Nephilim

WoordSoort woordStrongOpmerkingen:
1נָפַל
nāp̄al
WerkwoordH5307Vallen, neervallen.
Komt 434 keer voor in 403 verzen.
KJV: fall (318x), fall down (25x), cast (18x), cast down (9x), fall away (5x), divide (5x), overthrow (5x), present (5x), lay (3x), rot (3x), accepted (2x), lie down (2x), inferior (2x), lighted (2x), lost (2x), miscellaneous (22x)

Hier de eerste zes verzen dat het werkwoord naphal in de Bijbel voorkomt. Zou er een relatie te ontdekken zijn met de godenzonen die gemeenschap hadden met de dochters van de aarde?

Genesis 2:20-23. De mens gaf namen aan al het vee, aan alle vogels en alle wilde dieren, maar hij vond geen helper die bij hem paste. Toen liet de HEER God de mens in een diepe slaap vallen, en terwijl de mens sliep nam Hij een van zijn ribben weg, en Hij sloot het lichaam weer op die plaats. Uit de rib die Hij bij de mens had weggenomen, bouwde de HEER God een vrouw en Hij bracht haar bij de mens. Toen riep de mens uit: ‘Dit is ze! Mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees en bloed. Vrouw wordt zij genoemd, genomen uit een man.’

Opmerking: dit is een met Genesis 6:4 vergelijkbare gebeurtenis. Deze gebeurtenis wordt herhaald bij Maria als de Heilige Geest over haar komt.

Genesis 4:4-6. Ook Abel bracht een offer, van de eerstgeborenen van zijn kleinvee en van hun vet. De HEERE nu sloeg acht op Abel en op zijn offer, maar op Kaïn en op zijn offer sloeg Hij geen acht. Toen ontstak Kaïn in grote woede en liet hij zijn hoofd zakken. En de HEERE zei tegen Kaïn: Waarom bent u in woede ontstoken en waarom heeft u uw hoofd laten zakken? [HSV]

Opmerking 1: in deze tekst komt twee keer het woord vallen voor. Kaïn liet zijn hoofd vallen. Zoals er rond de nephilim ook sprake van vallen.
Opmerking 2: door de vertaling de NBV21 interpreteert de tekst naar boosheid van Kaïn. “Dat maakte Kaïn woedend, zijn blik werd donker”.

Genesis 14:10. Het Siddimdal nu was vol asfaltputten; de koningen van Sodom en Gomorra vluchtten en vielen daarin, en de overgeblevenen vluchtten naar het bergland. [HSV]

Genesis15:12. En het gebeurde, toen de zon bijna onderging, dat er een diepe slaap op Abram viel. En zie, een grote, schrikwekkende duisternis viel op hem. [HSV]

Genesis 17:3. Toen wierp Abram zich met het gezicht ter aarde en God sprak met hem: Wat Mij betreft, zie, Mijn verbond is met u! U zult vader worden van een menigte volken. [HSV]
Genesis 17:17. Toen wierp Abraham zich met zijn gezicht ter aarde en lachte. Hij zei in zijn hart: Zal bij een honderdjarige een kind geboren worden en zal Sara, die negentig jaar is, baren? [HSV]

Antwoord op de vraag. Soms lijkt het gewoon te gaan om vallen zoals in Genesis 14:10. Genesis 2 lijkt een voorloper van het contact van de godenzonen met de vrouwen. God overviel ook Abraham. Het nageslacht van Abraham zou echter lang duren voor het zover zou zijn. Om vooral toch maar uit te sluiten dat er een nageslacht verband van God met Abraham zou zijn? Nee, het volk zou gewoon uit twee mensen tevoorschijn komen.

Anak, reus

Dit zijn de gegevens rond het woord Anak.

WoordSoort woordStrongOpmerkingen:
1עֲנָק
ʿănāq
EigennaamH6061Anak
Komt 9 keer voor in 8 verzen
KJV: Anak (9x)
2עֲנָקִים
ʿănāqîm
Patriaal
bijvoeglijk
naamwoord
H6062Enakieten
Komt 9 keer voor in 9 verzen.
KJV: Anakims (9x)

Ad. 1. Anaq,

Numeri 13:22. Ze trokken door de Negev en kwamen daarna in de buurt van Hebron, waar de Enakieten Achiman, Sesai en Talmai woonden. (Hebron is zeven jaar eerder gebouwd dan Soan in Egypte.)

Numeri 13:28. Maar daar staat tegenover dat de bevolking van dat land sterk is. De steden zijn versterkt en heel groot, en ook hebben we er Enakieten gezien.

Numeri 13:33. We hebben daar zelfs reuzen gezien, de Enakieten. Vergeleken bij dat volk van reuzen voelden wij ons maar nietige sprinkhanen, en veel meer zullen we in hun ogen ook niet geweest zijn.’

Deuteronomium 9:1-2. Luister, Israël! U gaat heden de Jordaan oversteken om het land binnen te gaan en in bezit te nemen van volken die groter en machtiger zijn dan u, met grote en hemelhoog versterkte steden; een groot en lang volk, de Enakieten, die u zelf kent en over wie u zelf gehoord hebt: Wie kan standhouden tegenover de Enakieten? [HSV]
Opmerking: er staat de kinderen van Enak.

Jozua 15:13-14. Jozua wees, zoals de HEER hem had opgedragen, een deel van Juda’s grondgebied toe aan Kaleb, de zoon van Jefunne: hij kreeg Hebron, dat toen nog Kirjat-Arba heette, naar Arba, de vader van Enak. Kaleb verdreef er de drie zonen van Enak: Sesai, Achiman en Talmai;

Jozua 21:11. Kirjat-Arba met de omliggende weidegronden, in het bergland van Juda. (Arba was de vader van Enak; Kirjat-Arba is het huidige Hebron.)

Rechters 1:20. Hebron werd, overeenkomstig de woorden van Mozes, toegewezen aan Kaleb, die de drie zonen van Enak uit de stad verdreef.

Ad. 2. anaqim, enakieten

Deuteronomium 1:28. Waar gaan we eigenlijk heen? De angst sloeg ons om het hart toen onze verkenners vertelden dat de mensen daar sterker en langer zijn dan wij, dat ze in grote steden met hemelhoge versterkingen wonen en dat ze daar zelfs Enakieten hebben gezien.’

Deuteronomium 2:10-11. (Vroeger woonden daar de Emieten, een groot en machtig volk; ze waren zo lang als de Enakieten. Evenals de Enakieten worden zij tot de Refaïeten gerekend; in Moab worden ze Emieten genoemd.

Deuteronomium 2:21. Het was een groot en machtig volk. Ze waren zo lang als de Enakieten. De HEER heeft hen uitgeroeid, zodat de Ammonieten zich meester konden maken van hun land en zich daar in hun plaats konden vestigen.

Deuteronomium 9:2. Onder hen zijn ook de beruchte Enakieten, een volk van mensen zo sterk en lang dat volgens de verhalen niemand tegen hen opgewassen is.

Jozua 11:21-22. Jozua roeide in die tijd ook de Enakieten uit die in het bergland van Juda woonden, in Hebron, Debir en Anab, en in het bergland van Israël. Hij doodde hen en vernietigde hun steden. Er bleven in het land van Israël geen Enakieten meer over, behalve in Gaza, Gat en Asdod.

Jozua 14:12-15. Geef me dus dit bergland dat de HEER me indertijd heeft beloofd. U hebt toen toch gehoord dat er Enakieten wonen, in grote en versterkte steden? Als de HEER me maar bijstaat zal ik ze wel verdrijven, zoals Hij heeft beloofd.’ Nadat Kaleb dit had gezegd, zegende Jozua hem en gaf hem Hebron als grondgebied. Hebron heette destijds Kirjat-Arba, naar Arba, de allergrootste van de Enakieten. Omdat Kaleb, de zoon van de Kenizziet Jefunne, op de HEER , de God van Israël, was blijven vertrouwen, kregen hij en zijn nageslacht Hebron als grondgebied, tot op de dag van vandaag. Hiermee eindigde de oorlog.

Refaim, reus

Dit zijn de gegevens rond de naam van degenen die Refaïeten worden genoemd.

WoordSoort woordStrongOpmerkingen:
1רְפָאִים
rᵊp̄ā’îm
Zie bij 1)H7497Reus, Refaïm
Komt 25 keer voor in 24 verzen
KJV: giant (17x), Rephaim (8x).

1) is een zelfstandig naamwoord dat de etnische identiteit van een persoon of groep mensen beschrijft.

Genesis 14:5. In het veertiende jaar rukte Kedorlaomer op, samen met de koningen die zijn bondgenoten waren, en zij versloegen de Refaïeten in Asterot-Karnaïm, de Zuzieten in Ham, de Emieten in Sawe-Kirjataïm.

Genesis 15:18-21. Die dag sloot de HEER een verbond met Abram. ‘Dit land,’ zei Hij, ‘geef Ik aan jouw nakomelingen, van de rivier van Egypte tot aan de grote rivier de Eufraat: het gebied van de Kenieten, Kenizzieten en Kadmonieten, de Hethieten, Perizzieten en Refaïeten, de Amorieten, Kanaänieten, Girgasieten en Jebusieten.’

Deuteronomium 2:9-11. Toen zei de HEER tegen mij: ‘Je mag de Moabieten niet vijandig bejegenen en hen niet uitdagen, want Ik geef je van hun land niets in bezit; Ik heb Ar immers aan de nakomelingen van Lot in eigendom gegeven.’ (Vroeger woonden daar de Emieten, een groot en machtig volk; ze waren zo lang als de Enakieten. Evenals de Enakieten worden zij tot de Refaïeten gerekend; in Moab worden ze Emieten genoemd.

Deuteronomium 2:19-20. Je zult dan in de buurt komen van de Ammonieten. Bejegen ook hen niet vijandig en daag hen niet uit. Ook van het land van de Ammonieten geef Ik je niets in bezit; Ik heb het aan de nakomelingen van Lot in eigendom gegeven.’ Ook dat wordt beschouwd als land van de Refaïeten, die daar vroeger woonden; in Ammon worden ze Zamzummieten genoemd.

Opmerking: de betekenis van de woorden Emieten en Zamzummieten zegt wellicht iets over deze wezens. <<uitzoeken>>

Deuteronomium 3:11-13. (Koning Og van Basan was de enig overgebleven afstammeling van de Refaïeten. Zijn bed – te zien in Rabba, de hoofdstad van Ammon – is van ijzer en maar liefst negen el lang en vier breed, gemeten in de gewone el.) Wij hebben dat land in bezit genomen, en ik heb het gebied met alle steden vanaf Aroër op de rand van het Arnondal tot halverwege het bergland van Gilead toegewezen aan de stammen Ruben en Gad. De rest van Gilead en heel Basan, het rijk van Og, het hele gebied van Argob, heb ik aan de helft van de stam Manasse toegewezen. (Heel Basan wordt ook wel het land van de Refaïeten genoemd.)

Jozua 12:4. … die een natuurlijke grens vormden. En koning Og van Basan, die nog van de Refaïeten afstamde en in Astarot en Edreï zetelde.

Jozua 13:12. …. kortom het hele rijk van koning Og van Basan, die regeerde in Astarot en Edreï en nog van de Refaïeten afstamde. Mozes had de Amorieten verslagen en verdreven.

Jozua 15:8. Vervolgens ging hij via het Ben-Hinnomdal om het zuiden van de heuvelrug waarop Jebus lag (het huidige Jeruzalem) en van daar omhoog naar de top van de berg die westelijk van het Hinnomdal en noordelijk van de vallei van Refaïm ligt.

Jozua 17:15. Jozua antwoordde hun: ‘Als het bergland van Efraïm te klein voor u is omdat u met zovelen bent, ga dan naar de bossen van de Perizzieten en de Refaïeten. Daar kunt u voor uzelf land ontginnen.’

Jozua 18:15-16. De zuidgrens begon boven Kirjat-Jearim en liep van daar via Ijjim naar de bron van Me-Neftoach, daalde naar de voet van de berg die westelijk van het Ben-Hinnomdal en noordelijk van de vallei van Refaïm ligt, en van daar verder naar het Hinnomdal. Via dat dal liep hij zuidelijk langs de heuvelrug waarop Jebus lag en daalde naar de Rogelbron.

2 Samuel 5:17-25. Toen de Filistijnen hoorden dat David tot koning van Israël was gezalfd, rukten ze met al hun troepen uit omdat ze hem wilden overmeesteren. Zodra David dit vernam, verschanste hij zich in de bergvesting. De hele vallei van Refaïm stond al vol Filistijnen. David wendde zich tot de HEER en vroeg: ‘Zal ik de Filistijnen aanvallen? Zult U ze aan mij uitleveren?’ De HEER antwoordde: ‘Ga op hen af! Ik verzeker je dat Ik de Filistijnen aan je zal uitleveren.’ David ging naar Baäl-Perasim. Daar versloeg hij hen, en sprak de woorden: ‘De HEER is voor mij door de vijandelijke linies gebroken zoals plotseling opkomend water zich een baan breekt.’ Daarom wordt die plaats Baäl-Perasim genoemd. De godenbeelden die door de Filistijnen waren achtergelaten, werden door David en zijn mannen meegenomen. De Filistijnen waagden nog een tweede aanval. Opnieuw stond de hele vallei van Refaïm vol. Opnieuw wendde David zich tot de HEER, en deze zei: ‘Ga niet recht op hen af. Maak een omtrekkende beweging tot bij de moerbeibomen en val hen in de rug aan. Zodra je in de boomkruinen het geluid van een aanstormend leger hoort, moet je toeslaan, want dan gaat de HEER voor je uit om het leger van de Filistijnen te verslaan.’ David deed wat de HEER hem had bevolen en sloeg de Filistijnen terug van Geba tot Gezer.

2 Samuel 23:13 Drie van de dertig hoofdmannen gingen eens op weg en kwamen tijdens de oogst bij David, in de grot van Adullam; een groep Filistijnen had zijn kamp opgeslagen in het dal Refaïm. (HSV)

1 Kronieken 11:15 Drie van de dertig hoofdmannen gingen eens op weg naar de rots, naar David, in de grot van Adullam; en het leger van de Filistijnen had zijn kamp opgeslagen in het dal Refaïm. (HSV)

2 Samuel 21:16-22. Tijdens een van de veldslagen tussen Israël en de Filistijnen trok David met zijn leger ten strijde en vocht tegen de Filistijnen tot hij uitgeput raakte. Jisbibenob, een Refaïet die een nieuwe wapenrusting droeg met een bronzen speer die wel driehonderd sjekel woog, dreigde dat hij David zou doden. Abisai, de zoon van Seruja, kwam David te hulp. Hij sloeg de Filistijn neer en doodde hem. Daarop bezwoeren de soldaten David: ‘Trek niet meer met ons ten strijde, opdat het licht van Israël niet wordt gedoofd.’ Enige tijd later, tijdens een veldslag tegen de Filistijnen bij Gob, werd de Refaïet Saf gedood door Sibbechai uit Chusa. Tijdens een andere veldslag tegen de Filistijnen, opnieuw bij Gob, werd Goliat uit Gat gedood door Elchanan, de zoon van Jari, uit Betlehem. De schacht van Goliats speer was zo dik als de boom van een weefgetouw. Tijdens weer een andere veldslag, ditmaal bij Gat, was er een vechtersbaas die aan elke hand zes vingers had en aan elke voet zes tenen: vierentwintig in totaal. Ook hij was een Refaïet. Hij hoonde Israël en werd gedood door Jonatan, een zoon van Davids broer Sima. Dit waren de vier Refaïeten uit Gat die werden geveld door David en zijn soldaten.

1 Kronieken 14:8-15 lijkt dezelfde tekst als 2 Samuel 5:17-24, alleen e afsluiting van deze geschiedenis is anders verwoord.
1 Kronieken 14:16-17. David deed wat God hem had bevolen, en het Filistijnse leger werd van Gibeon tot Gezer teruggeslagen. Zo verwierf David roem in alle landen en maakte de HEER alle volken beducht voor hem.

1 Kronieken 20:4-8. Enige tijd later was er een veldslag tegen de Filistijnen, bij Gezer. Maar Sibbechai uit Chusa doodde de Refaïet Sippai, en daarop gaven de Filistijnen zich gewonnen. Tijdens een andere veldslag tegen de Filistijnen werd Lachmi, de broer van Goliat uit Gat, gedood door Elchanan, de zoon van Jaïr. De schacht van Lachmi’s speer was zo dik als de boom van een weefgetouw. Tijdens weer een andere veldslag, ditmaal bij Gat, was er een reus die aan elke kant zes vingers en zes tenen had: vierentwintig in totaal. Ook hij was een Refaïet. Hij hoonde Israël en werd gedood door Jonatan, een zoon van Davids broer Sima. Dit waren de Refaïeten uit Gat die werden geveld door David en zijn soldaten.

Jesaja 17:5. Het is of men de rijpe oogst binnenhaalt en met de hand de aren afsnijdt, het is als aren lezen in het dal van Refaïm.

<<>>Meer dan twintig keer worden reuzen genoemd in de Bijbel, vooral in de tijd van de intocht in Kanaän (Deut.1:28; 2:10,21; 3:11; 9:2) en in de tijd van David, toen Goliat de bekendste reus was (1Sam.17:4; 2Sam.21:16-22).

De dal van de Refaïeten of Refaïem, loopt vanaf Jeruzalems zuidwestzijde af naar het zuiden. In ’t Grieks word het ook genoemd: het dal der Titanen, en in de Vulgata: het dal der Reuzen.

De berg aan de noordkant van het dal lag tegenover het dal van Hinnom. Het dal van Hinnom loopt van zuidwest naar zuidoost zo’n kilometer ten zuiden van de oude stad Jeruzalem.

De reus Goliath

Hier de gegevens over de naam Goliath

WoordSoort woordStrongOpmerkingen:
1גָּלְיַת
gālyaṯ
EigennaamH1555Goliath
Komt 6 keer voor in 6 verzen
KJV: Goliath (6x)

Hier de teksten waar de naam van Goloath in voorkomt en ook een deel van de overwinning van Davidn op Goliath.

1 Samuel 17:1-7. De Filistijnen bereidden opnieuw een oorlog voor. Ze verzamelden zich in Socho in Juda en sloegen hun kamp op in Efes-Dammim, tussen Socho en Azeka. Saul riep het leger van Israël op en sloeg zijn kamp op in de Terebintenvallei. Daar stelden ze zich op tegenover de Filistijnen: 3op de ene helling stonden de Filistijnen en op de andere de Israëlieten; het dal lag tussen hen in. Uit de gelederen van de Filistijnen trad een kampvechter naar voren, een zekere Goliat uit Gat, een man van zesenhalve el lang. Hij had een bronzen helm op zijn hoofd en droeg een bronzen schubbenpantser, dat wel vijfduizend sjekel woog. Ook zijn scheenplaten waren van brons, evenals het kromzwaard dat over zijn schouder hing. De schacht van zijn speer was zo dik als de boom van een weefgetouw en de punt was gemaakt van zeshonderd sjekel ijzer. Een schildknecht ging voor hem uit. 

1 Samuel 17:8-11. In het dal bleef de Filistijn staan en riep het leger van Israël toe: ‘Waarom zouden jullie optrekken en slag leveren? Ik ben de trots van de Filistijnen, en jullie zijn maar slaven van Saul! Kies iemand uit jullie midden en laat hem hier beneden komen. 9Als hij me aankan en me verslaat, zullen wij aan jullie onderworpen zijn, maar als ik hem aankan en hem versla, zullen jullie aan ons onderworpen zijn en ons als slaven dienen. 10Hierbij daag ik het leger van Israël uit: stuur iemand hierheen voor een tweegevecht!’ Bij het horen van deze woorden stonden Saul en het leger van Israël verlamd van schrik.

1 Samuel 17:16. Ondertussen trad de Filistijn elke ochtend en elke avond naar voren, veertig dagen lang, en dan stelde hij zich op in het dal.

1 Samuel 17:23.27. Terwijl hij met ze aan het praten was, trad uit de Filistijnse gelederen de kampvechter naar voren, Goliat uit Gat, en David hoorde hem de Israëlieten uitdagen zoals hij dat elke dag deed. Bij het zien van Goliat deinsden de Israëlieten van schrik achteruit. ‘Zien jullie die man daar?’ zeiden ze tegen elkaar. ‘Israël honen, daar is het hem om te doen! Wie hem verslaat, zal door de koning met rijkdommen worden overladen. Bovendien krijgt hij de koningsdochter tot vrouw en wordt zijn familie vrijgesteld van schatting en herendienst.’ David vroeg aan de soldaten die in zijn buurt stonden: ‘Wat gebeurt er met degene die die Filistijn daar verslaat en Israël van deze schande bevrijdt? Wat denkt die onbesneden Filistijn wel, dat hij de gelederen van de levende God durft te beschimpen!’ De soldaten herhaalden tegen hem wat ze zojuist gezegd hadden. 

1 Samuel 17:41-50. Met zware stappen kwam de Filistijn op David af, voorafgegaan door zijn schildknecht. Hij nam David, een knappe jongen met rossig haar, geringschattend op en zei: ‘Ben ik soms een hond, dat je met een stok op me afkomt?’ En hij vervloekte David in de naam van zijn goden. ‘Kom maar op,’ zei hij, ‘dan maak ik jou tot aas voor de roofvogels en de wilde dieren.’ ‘Jij daagt me uit met je zwaard en je speer en je kromzwaard,’ antwoordde David, ‘maar ik daag jou uit in de naam van de HEER van de hemelse machten, de God van de gelederen van Israël, die jij hebt beschimpt. Maar vandaag zal de HEER je aan mij uitleveren: ik zal je verslaan en je hoofd afhouwen, en ik zal de lijken van de Filistijnen aan de roofvogels en de wilde dieren ten prooi geven, zodat de hele wereld weet dat Israël een God heeft. Dan zal iedereen hier beseffen dat de HEER geen zwaard of speer nodig heeft om te overwinnen, want Hij is degene die de uitslag van de strijd bepaalt en Hij zal jullie aan ons uitleveren.’ Toen de Filistijn aanstalten maakte om David aan te vallen, was David hem te snel af. Hij rende hem tegemoet, stak zijn hand in zijn tas en haalde er een steen uit, slingerde die weg en trof de Filistijn zo hard tegen het voorhoofd dat de steen naar binnen drong en de Filistijn voorover stortte. Zo overwon David de Filistijn met een slinger en een steen; hij trof hem dodelijk zonder dat hij daar een zwaard bij nodig had. 

1 Samuel 21:9. Toen zei de priester: Het zwaard van Goliath, de Filistijn, die door u verslagen is in het Eikendal, zie, dat ligt hier , in een kleed gewikkeld, achter de efod. Als u dat mee wilt nemen, neem het mee, want er is hier geen ander dan dat. David zei: Zoals dat is er geen tweede , geef het mij.

1 Samuel 22:10. Die raadpleegde vervolgens de HEERE voor hem en gaf hem proviand. Hij gaf hem ook het zwaard van Goliath, de Filistijn.

2 Samuel 21:19. Er was opnieuw oorlog met de Filistijnen in Gob, en Elhanan, de zoon van Jaäre-Oregim, versloeg Beth-halachmi, die met Goliath uit Gath was. De schacht van zijn speer was als een weversboom.

1 Kronieken 20:5. Er was opnieuw oorlog met de Filistijnen, en Elhanan, de zoon van Jaïr, versloeg Lachmi, de broer van Goliath uit Gath. De schacht van zijn speer was als een weversboom.

Nieuwe Testament

In het Nieuwe Testament lezen we van demonen en ook van mensen die zich als die geweldenaren van oude tijden lijken te gedragen. Zoals die mannen van Gardera.

Andere bronnen

Vroege Jodendom
Er zijn oude mythologieën bekend waarin goden een seks hadden met mensen. Het is mogelijk dat hierin herinneringen bewaard zijn aan gebeurtenissen als in deze tekst van Genesis 6.4.

Huwelijken tussen goden en mensen zijn in de oosterse mythologie volop bekend, bijv. bij Gilgamesj, de zondvloedheld.

Godenzonen gaan een verbintenis aan met menselijke vrouwen aan. Er staat niet dat er halfgoden worden geboren.

In het vroege Jodendom was er de uitleg dat het om engelen gingen die dit deden. Immers, engelen kunnen in mensengedaante verschijnen. In Genesis 19:5 gaat het om engelen als mannen. Richteren 13:6 spreekt ook over een engel als een man.

Citaat uit de Studiebijbel
Hier een citaat van een tekst uit de Studiebijbel bij Numeri 13:33

Uit de periode rond 1850 v.Chr. zijn Egyptische vervloekingsteksten bewaard gebleven. De Egyptenaren schreven de namen van hun vijanden op voorwerpen (zoals beeldjes) die vervolgens kapot gegooid werden, met de bedoeling dat dit lot hun tegenstanders zou treffen. In bewaard gebleven teksten worden diverse volken in Azië genoemd, ook Jeruzalem staat vermeld. Een aparte vervloeking is gericht tegen Iy-‘Anaq (= het land van Anak), waarmee waarschijnlijk de Enakieten aangeduid worden.33

De priester Manetho (ca. 250 v.Chr.) heeft de geschiedenis van de farao’s in Egypte op schrift gesteld. Hij beschrijft ook twee vroegere farao’s met grote lengte: Sesochris (van de tweede dynastie): 5 el en 3 palm (bijna 2,5 m); en Sesostris (Senoeseret III van de twaalfde dynastie): 4 el, 3 palm en 2 vinger (ruim 2 m).

Ook de Assyriërs kennen reuzen. Op de Zwarte Obelisk van Salmanasser III, waarop ook de Judese koning Jehu genoemd wordt, staan een paar mensen afgebeeld die boven een olifant uitkomen. Twee panelen daarboven staan twee mannen met kamelen. De eerste man heeft een normale lengte, de tweede is is zo groot dat hij over de kameel kijkt. Ook zijn er wereldwijd veel overleveringen bewaard van vroegere reuzen.

Een filmpje op You Tube

What Satan Did in Every Book of the Bible

Overwegingen

Vragen over die gemeenschap.
Hoe zou dat hebben uitgewerkt als uit de gemeenschap van een godenzoon en een mensendochter een kind werd verwekt? Er werden reuzen uit die gemeenschap geboren. Werd altijd een bijzonder kind. Hoog begaafd, groot, lang, sterk, indrukwekkend, maar ook: zeker niet vriendelijk.

Zou zo’n kind ook weer eigen kinderen kunnen verwekken? Als het antwoord nee is, dan waren al die reuzen de Enakieten ontstaan uit de seks van goden met mensen. Zou het antwoord ook ‘ja’ kunnen zijn? Zodat reuzen ook weer reuzen konden verwekken? Er is wel een suggestie in die richting. Anak had vier zonen. Maar wellicht hadden die geen kinderen.

Hoe ging dat die ‘gemeenschap’?
Het lijkt mij dat in die tijd vrouwen ook moeite deden om een kind van een god te krijgen. Of ze werden gedwongen om op die weg te gaan. Ik denk dat er allerlei rituelen waren bedacht voor contact met een godenzoon. Ik denk dat ik ook wel zo ongeveer weet hoe die rituelen er uit zagen.

Worden er later ook nog reuzen geboren?
De vraag is of ook heden ten dage ook nog naphal ontstaan. Waarom wel en waarom niet.

De problematische houding van de mensen
Deze studie gaat over een groot probleem van God met de mensen. Er was al een eerder een groot probleem en er zouden na deze nog twee grote problemen volgen. Zie overzicht in de tabel hieronder, bron is de Studiebijbel.

TekstHandelingGehoopt resultaatGods ingrijpen
1Genesis 3:6Eten van de kennisboomEeuwig leven, als God zijnVerdrijving uit het paradijs
2Genesis 6:1-4 (deze tekst)Verbintenissen tussen ‘zonen van God’ en ‘dochters van de mensen’Machtige nakomelingen(Leeftijds)beperking tot 120 jaar
3Genesis 6:5-8De algehele slechtheid van de mensDe vernietiging van de schepselen
4Genesis 11:6-8Toren van Babel om bij elkaar te blijvenGeen voornemen zal onmogelijk zijnVerwarring van de taal

Ad. 2. Deze tekst gaat over het huwelijk van de zonen van God (of: zonen van de goden) met de dochters van de mensen, waaruit reuzen geboren worden. Hun daden vormen een directe aanleiding voor de zondvloed.

God heeft een orde geschapen en deze vermenging gaat zeer tegen die orde in. Het lijkt een poging van de mensen om extra macht te verwerven.

De maatregel die God neemt is ervoor dat de leeftijden ingeperkt worden tot maximaal 120 jaar, zie laatste kolom. Wat was de strekking van deze maatregel? Wat zou het voorkomen? Gold dat maximaal 120 jaar alleen voor de giganten of voor de hele mensheid?

Lessen

Hier staan antwoorden die in het eerste hoofdstuk Studievragen zijn gesteld.

Zijn er aanwijzingen dat geestelijke wezens met mensen geslachtelijke omgang hadden en dat daar kinderen uit werden geboren?
Zeker, zie Genesis 6:1-4 en Numeri 13:33.

Wat waren het voor geestelijke wezens?

Zijn er aanwijzingen dat daar kinderen uit werden geboren die reuzen werden?
Zeker. Zie ook Genesis 6:1-4 en Numeri 13:33. Het werkwoord naphal, vallen wordt hier gebruikt. Bij de schepping van de mens en ook bij de ontmoeting van de engel Gabriël met Maria staat dit werkwoord.

Wat waren die reuzen voor wezens?
In ieder geval groot, lang en bijzonder sterk. Ze waren ook kwaadaardig. Ze werden daarom vooral ingezet in in het leger als wapen tegen de vijand. We lezen ook dat ze een hekel hadden aan het volk Israël en de God van Israël.

Wat gebeurde er als die reuzen overleden, ze waren tenslotte van een aparte soort?
Bij mijn weten geeft de Bijbel hier geen informatie over.

Zal er nu ook nog seks tussen goden zonen en vrouwen zijn waardoor ook nu nog reuzen worden geboren?
Na dat tijdperk van die reuzen waar het volk Israël en hun leider Jozua en waar later koning David nog bij betrokken was om de laatste reuzen rond Israël te doden horen we niet meer van die reuzen.

Hoe verliep dat contact tussen de zonen van God en de vrouwen van mensen?
Bij mijn weten geeft de Bijbel hier geen informatie over. Uit informatie van musea die spullen hebben uit die tijd krijg je wel een bepaalde indruk van hoe het gegaan zou kunnen zijn.

We willen opnieuw van Jezus leren. Hij gaf lessen voor een goed leven.