Studie Jubeljaar

Het jubeljaar is een genereus idee van onze Vader in de hemel. Een jaar waarbij wat je door domme beslissingen, pech en ongeluk hebt opgelopen, weer opnieuw kunt beginnen.

Wat je kwijt bent geraakt krijg je weer terug. Ook mooi voor degenen, die voorspoed hebben gehad. Mooi toch om te zien dat mensen herstel ontvangen? Als je daar niet van kan genieten heb je nog iets te leren.

Eigenlijk is het jubeljaar een beeld, de joden zouden zeggen een schaduw, van nog iets groters. Een periode van heil, van welbehagen met de woorden van vertalingen. Een te gekke tijd. “Krankzinnig goed”.

Twee hoofdstukken in het boek Leviticus, introduceren het jubeljaar. die aangeven hoe het jubeljaar bij het volk Israël moest worden ingericht. Het gaat om Leviticus 25 en 27. Er zijn opmerkingen in de boeken van de profeten, die al verder gaan. En Jezus verdiept het tot ‘het aangename jaar van de Heer’, waarbij ook blinden het gezicht krijgen.

Welke woorden worden gebruikt de Bijbel?

Er zijn diverse woorden en uitdrukkingen, die de Bijbel gebruikt. Hieronder staan ze.

WoordSoort woordStrongOpmerkingen:
1יוֹבֵל
yowbel
Zelfstandig
naamwoord
mannelijk
H3104Een jubel.
Komt 27 keer voor in 25
verzen.
KJV: jubile (21x), ram’s
horn (5x), trumpet (1x).
1יוֹבֵל
שָׁנָה
yowbel
shane
Combinatie
met jaar
H3104
H8141
Jubeljaar.
Komt in veertien verzen
KJV: year of the jubilee
(10x).
2 רָצוֹן
ratsown
Zelfstandig
naamwoord
mannelijk
H7522Aangenaam, geaccepteerd
Komt 56 keer voor in 56
verzen.
KJV: favour (15x), will (14x),
acceptable (8x), delight (5x),
pleasure (5x), accepted (4x),
desire (3x), acceptance (1x),
selfwill (1x).
2 שָׁנָה רָצוֹן
ratsown
shane
Combinatie
met jaar
H7522
H8141
Het aangename jaar
Komt eenmaal voor.
In een tekst van het OT
die Jezus gebruikt
2רָצוֹן֙ בְּעֵ֤ת
bə·‘êṯ
rā·ṣō·wn
Combinatie
met tijd
H6256
H7522
Aangename tijd
Komt tweemaal voor.
KJV: an acceptable time (2x)
In twee teksten van het OT
die Paulus gebruikt
3δεκτός
dektos
Bijvoeglijk
naamwoord
G1184Aangenaam, welbehaaglijk
Komt in vijf teksten voor.
Eenmaal in relatie met tijd.
2 Korintiërs 6:2.
KJV: accepted (3x),
acceptable (2x).
4εὐπρό
σδεκτος
eupros
dektos
Bijvoeglijk
naamwoord
G2144Komt in vijf teksten voor.
Eenmaal in relatie met tijd.
Zelfde tekst als bij 3.
KJV: accepted (3x),
acceptable (2x).

Taalwetenschappers zien verbanden van jubel van jubeljaar met onze woorden jubelen en ook met het woord jodelen wat ze in de bergen doen. Ook met het oude woord joelfeest en met een jubileum. Het gouden jubileum is vijftig jaar.

In het Hebreeuws zijn het twee aparte woorden, jubel en jaar komen dan in één tekst voor of het is uit de context te begrijpen dat het om een jaar gaat.

Verderop wordt het wat algemener de tijd van het welbehagen genoemd en de dag van het heil.

Het Hebreeuwse jowbel kun je ook vertalen met ramshoorn of trompet. Het was het instrument dat het jubeljaar inluidde.

De introductie en instructie

In Leviticus 25 staat de introductie van het jubeljaar voor het volk Israël. Het was al wel langer het plan van God, maar hier vind de intro plaats. De eerste zeven verzen van dit hoofdstuk gaan trouwens over de sabbat.

Leviticus 25:8-12. Na verloop van zeven sabbatsjaren, na zeven maal zeven jaar, wanneer er negenenveertig jaren verstreken zijn, moeten jullie op de ​tiende dag van de zevende maand​ de ​ramshoorn​ luid laten schallen. Op ​Grote Verzoendag​ moet in heel het land de ​ramshoorn​ schallen. Elk ​vijftigste jaar​ zal voor jullie een ​heilig​ jaar zijn, waarin kwijtschelding wordt afgekondigd voor alle inwoners van het land. Dit is het ​jubeljaar, waarin ieder naar zijn eigen grond en zijn eigen ​familie​ kan terugkeren. Elk ​vijftigste jaar​ zal voor jullie een ​jubeljaar​ zijn. Je mag dan niet ​zaaien, het koren dat vanzelf opkomt niet als oogst binnenhalen en niet de ​druiven​ oogsten van je ongesnoeide wijnstokken. Het is een ​jubeljaar, dat als ​heilig​ beschouwd moet worden. Jullie zullen dat jaar leven van wat er vanzelf opkomt.

Hier staan de uitgangspunten voor het feest:
1. Het is na zeven keer zes jaren werken met één sabbatsjaar, dus na 49 jaar, dan is dit het vijftigste jaar.
2. Het jaar start op de tiende van de zevende maand, Grote Verzoendag, Yom Kippur. Dit geeft de bedoeling van het jaar aan: verzoening.
3. Het is een heilig jaar, dat wil zeggen het is een jaar van God.
4. Bij God hoort kwijtschelding, dat geldt ook voor dit jaar.
5. Je gaat weer terug naar je eigen grond en familie.
6. Niet oogsten, maar leven van wat vanzelf opkomt.

Praktische richtlijn voor prijzen

Het uitgangspunt is dat er geen sprake is van koop en verkoop maar van pachten en in pacht geven. Daar horen prijzen bij afhankelijk van hoe verder het volgende jubeljaar ver is.

Leviticus 25:13-17. In het ​jubeljaar​ zal ieder naar zijn eigen grond terugkeren. Wanneer je een stuk grond aan een ander verpandt of van een ander in pand neemt, mag je elkaar niet benadelen. Het aantal jaren dat na een ​jubeljaar​ verstreken is, bepaalt de prijs die de pandnemer moet betalen; het aantal jaren dat de pandgever heeft kunnen oogsten, bepaalt de prijs die hij mag vragen. Hoe meer jaren er nog resten, des te hoger de prijs; hoe minder jaren, des te lager, want wat verhandeld wordt is het aantal oogsten. Benadeel je volksgenoten niet. Toon ​ontzag​ voor je God; ik ben de HEER, jullie God.

Belofte van God voor overvloed

Leviticus 25:18-22. Leef mijn bepalingen na, houd je aan mijn regels en handel ernaar, dan zul je onbezorgd in je land kunnen leven. Het land zal vruchtbaar zijn en jullie zullen volop te eten hebben. Je zult er onbezorgd kunnen wonen, en mochten jullie je afvragen waarvan je het zevende jaar moet leven als je niet mag ​zaaien​ en oogsten, bedenk dan dat ik jullie het zesde jaar zal ​zegenen​ met een oogst die voor drie jaar toereikend is, zodat je in het achtste jaar weer kunt ​zaaien​ en tot in het negende jaar kunt leven van de oude oogst, totdat je dat jaar de oogst kunt binnenhalen.

Uitgangspunt is niet verkopen

Leviticus 25:23-24. Land mag nooit verkocht worden, alleen verpand, want het land behoort mij toe en jullie zijn slechts ​vreemdelingen​ die bij mij te gast zijn. In heel jullie land moet voor grond altijd het ​lossingsrecht​ blijven gelden.

Mogelijkheid voor het hulp tussentijds

De mogelijkheid tussentijds is een losser, een verlosser. iemand die voor jou het bedrag betaalt.

Leviticus 25:25-34. Wanneer een van jullie tot armoede vervalt en een deel van zijn grond moet verpanden, kan zijn ​losser, zijn naaste verwant, zich aanmelden om het pand voor hem in te ​lossen. Gebeurt dat niet, maar beschikt hij na verloop van tijd zelf over voldoende middelen om het pand in te ​lossen, dan moet hij nagaan hoeveel jaar het verpand is geweest en het resterende deel van het oorspronkelijke bedrag terugbetalen aan degene aan wie hij het verpand had. Dan kan hij naar zijn eigen grond terugkeren. Vindt hij niet voldoende middelen om het pand in te ​lossen, dan blijft het tot aan het ​jubeljaar​ in handen van de pandnemer. Maar in het ​jubeljaar​ valt het aan hem terug en kan hij naar zijn eigen grond terugkeren.

Verschil in huis in stad of platteland

Leviticus 29-31. Als iemand een woonhuis in een ommuurde stad verpandt, geldt het ​lossingsrecht​ niet langer dan een jaar na het moment van verpanding; in dat geval geldt het ​lossingsrecht​ dus tijdelijk. Wordt het pand niet binnen het jaar ingelost, dan vervalt het huis – indien het dus in een ommuurde stad staat – voorgoed aan de pandnemer en diens nakomelingen. Het valt in het ​jubeljaar​ niet aan de oorspronkelijke eigenaar terug. Huizen​ in dorpen die niet ommuurd zijn, worden gerekend bij het land waarop ze staan. Daarvoor geldt het gewone ​lossingsrecht​ en in het ​jubeljaar​ vallen ze aan de oorspronkelijke eigenaars terug.

Speciale regel voor Levieten

Leviticus 25:32-34. In de door de ​Levieten​ bewoonde steden, die zij als grondgebied toebedeeld hebben gekregen, geldt voor hen onbeperkt ​lossingsrecht​ voor huizen. Zo’n huis kan door een ​Leviet​ worden ingelost en valt – indien het op hun grondgebied staat – in het ​jubeljaar​ aan de oorspronkelijke eigenaar terug, want de huizen in de steden die bij de verdeling van het land onder de Israëlieten aan de ​Levieten​ zijn toegewezen, gelden als hun grondbezit. De akkers en weidegronden bij die steden mogen helemaal niet verpand worden, want die vormen hun onvervreemdbaar bezit.

Leven in de bijstand

Leviticus 25:35-38. Wanneer een van jullie tot armoede vervalt en zich niet kan handhaven, moet je hem bijstand verlenen, zoals je ook een ​vreemdeling​ zou helpen die bij je te gast is; je mag hem niet laten verkommeren. Toon ​ontzag​ voor je God en laat je volksgenoten niet verkommeren. Wanneer je een volksgenoot iets leent, mag je hem vooraf noch achteraf ​rente​ vragen. Je mag van hem geen ​rente​ vragen als je hem ​geld​ leent, en geen winst maken als je hem voedsel geeft. Ik ben de HEER, jullie God, die jullie uit ​Egypte​ heeft geleid om jullie ​Kanaän​ in bezit te geven en jullie God te zijn.

Jezelf verkopen voor kost en inwoning

Leviticus 25:39-43. Wanneer een van jullie tot armoede vervalt en zichzelf aan jou verpandt, mag je hem niet als ​slaaf​ behandelen. Je moet hem beschouwen als een loonarbeider of als een ​vreemdeling​ die bij je woont. Tot aan het ​jubeljaar​ zal hij voor je werken, dan hoeft hij je niet meer te dienen en kan hij met zijn gezin terugkeren naar zijn eigen ​familie​ en naar de grond van zijn voorouders. Het volk dat ik uit ​Egypte​ heb weggeleid behoort mij toe, Israëlieten kunnen dus niet als ​slaaf​ verkocht worden. Toon ​ontzag​ voor je God en beul hen niet af als ​slaven.

Leviticus 25:44-46. Als ​slaven​ en ​slavinnen​ kun je mensen kopen uit de omringende volken, of ​vreemdelingen​ die bij jullie wonen of de nakomelingen die zij in jullie land hebben gekregen. Die ​slaven​ en ​slavinnen​ zijn je eigendom, je kunt hen als erfelijk bezit aan je nakomelingen nalaten; zij zullen voor altijd als ​slaaf​ voor je blijven werken. Maar je volksgenoten, de Israëlieten, je eigen verwanten, mag je nooit als ​slaven​ afbeulen.

Jezelf aanbieden aan een vreemdeling

Leviticus 25:47-55. Wanneer mensen die als ​vreemdeling​ bij jullie wonen, rijkdom vergaren en een van jullie tot armoede vervalt en zich aan zo’n ​vreemdeling​ of een afstammeling van een ​vreemdeling​ verpandt, behoudt hij het recht op ​lossing. Hij kan worden vrijgekocht door een broer, een oom of een neef of een andere bloedverwant, of hij kan, wanneer hij weer over voldoende middelen beschikt, zich zelf vrijkopen. Samen met degene aan wie hij zich verpand heeft, moet hij nagaan hoeveel jaren er liggen tussen het jaar van de pandstelling en het eerstvolgende ​jubeljaar; de pandsom wordt berekend naar het aantal dienstjaren, volgens het tarief van een loonarbeider. Als er nog veel jaren resten, moet een evenredig deel van het bedrag als losgeld worden betaald; als er volgens de berekening nog weinig jaren resten tot aan het ​jubeljaar, moet een evenredig deel worden afgelost. Zo iemand moet op dezelfde manier behandeld worden als een loonarbeider die per jaar in dienst wordt genomen; jullie mogen niet toestaan dat hij als een ​slaaf​ wordt afgebeuld. Wanneer hij niet op de een of andere manier wordt vrijgekocht, komt hij in het ​jubeljaar​ met zijn ​kinderen​ vrij. Want de Israëlieten behoren mij toe; ik heb hen uit ​Egypte​ weggeleid. Ik ben de HEER, jullie God.

Heiligen van een stuk grond.

Je kunt een stuk grond voor een periode of voor altijd afstaan aan God. In de praktijk komt het dan aan de priester. Zo’n beetje zoals rond de middeleeuwen de kerk grote stukken landerijen in bezit kreeg.

Leviticus 27:16-21. Wanneer iemand een stuk grond uit eigen bezit heiligt door het aan de HEER op te dragen, wordt de waarde daarvan bepaald aan de hand van het voor die akker benodigde zaaigoed: vijftig ​sjekel​ zilver per ​ezelslast​ gerst. Als hij het stuk grond met ingang van het ​jubeljaar​ heiligt, geldt de vastgestelde waarde. Als hij het na het ​jubeljaar​ heiligt, berekent de ​priester​ voor hem het bedrag aan de hand van het aantal jaren dat rest tot aan het volgende ​jubeljaar​ en is de vastgestelde waarde dus lager. Als degene die het stuk grond als ​heilige​ gave heeft opgedragen zijn gelofte wil afkopen, moet hij het vastgestelde bedrag betalen, vermeerderd met een vijfde. Dan valt het hem weer toe. Maar als hij het stuk grond verpandt zonder zijn gelofte te hebben afgekocht, kan het niet meer worden ingelost. Het vervalt dan in het ​jubeljaar​ onherroepelijk als ​heilige​ gave aan de HEER; het wordt eigendom van de ​priester.

Leviticus 27:22-24. Wanneer iemand een stuk grond dat hij in pand genomen heeft en dat hem dus niet als erfbezit toebehoort, heiligt door het aan de HEER op te dragen, berekent de ​priester​ voor hem de waarde tot aan het eerstvolgende ​jubeljaar. Dit bedrag moet nog diezelfde dag als ​heilige​ gave aan de HEER worden afgedragen. In het ​jubeljaar​ valt het land weer terug aan degene die het verpand had, aan wie het als erfbezit toebehoort.

Een speciale case

In het laatste hoofdstuk van Numeri als een soort bijlage wordt nog een speciale case vermeld. Deze stond als model van latere rechtspraak voor dit soort zaken.

Er komt ook een naastliggend onderwerp aan de orde. Het is Gods wil dat iedere stam met zijn families zijn eigen grondgebied heeft. En dat moet ook zo blijven. Iets wat na eeuwenlange strijd nu ook, als het om landen gaat, algemeen is geaccepteerd. Het is beleid geworden van de internationale gemeenschap.

Numeri 36:1-4. De familiehoofden van het ​geslacht​ dat afstamde van ​Gilead, de zoon van Machir, de zoon van Manasse, een van de geslachten die van ​Jozef​ afstamden, kwamen naar ​Mozes​ en legden hem en de ​leiders​ en familiehoofden van de Israëlieten het volgende voor: ‘De HEER heeft u geboden, heer, om het land door middel van loting onder de Israëlieten te verdelen en om dat wat onze stamgenoot Selofchad toekwam, aan zijn dochters te geven. Maar stel nu dat zij trouwen met een Israëliet uit een andere stam, dan zou hun eigendom onttrokken worden aan het bezit van onze voorouders en toegevoegd worden aan het bezit van de stam waartoe zij dan zouden behoren; het zou worden afgenomen van dat wat ons door loting toegewezen is. En wanneer de Israëlieten dan een ​jubeljaar​ vieren, zou hun bezit voorgoed worden toegevoegd aan het bezit van de stam waartoe ze dan zouden behoren en aan het bezit van onze eigen stam worden onttrokken.’

Numeri 36:5-9. Op bevel van de HEER deed ​Mozes​ toen deze uitspraak. ‘De nakomelingen van ​Jozef​ hebben gelijk,’ zei hij tegen de Israëlieten. ‘De HEER heeft ten aanzien van Selofchads dochters het volgende bepaald: ze mogen trouwen met wie ze willen, mits het iemand is uit een ​geslacht​ van hun eigen stam. Want erfelijk bezit van de Israëlieten mag niet van de ene stam overgaan op de andere; iedere Israëliet moet ervoor zorgen dat erfelijk bezit binnen de eigen stam blijft. Daarom moet ieder meisje dat in ​een van de stammen​ van Israël bezit verwerft, trouwen met iemand uit een ​geslacht​ van haar eigen stam. Zo kan iedere Israëliet ​erven​ wat zijn voorouders is toegewezen. Erfelijk bezit mag niet van de ene stam op de andere overgaan; iedere Israëliet moet ervoor zorgen dat erfelijk bezit binnen de eigen stam blijft.’

Numeri 36:10-13. De dochters van Selofchad deden wat de HEER ​Mozes​ geboden had: Machla, Tirsa, Chogla, Milka en Noa trouwden met zonen van hun ooms, mannen uit geslachten die afstamden van Manasse, de zoon van ​Jozef. Zo bleef hun bezit binnen de ​stam​ waartoe het ​geslacht​ van hun vader behoorde. Tot zover de geboden en regels die de HEER de Israëlieten bij monde van ​Mozes.

Hier nog twee teksten waar het over jubelen gaat, maar niet over een specifiek jaar. Jesaja 61 komt hieronder terug. De titel van dit hoofdstuk in de HSV luidt: “Het jubeljaar van de verlossing”.

Jesaja 61:7. In plaats van uw schande gewordt u dubbele vergoeding en in plaats van smaad zullen zij jubelen over hun deel; zo zullen zij dan in hun land dubbele vergoeding verkrijgen, blijvende vreugde zal hun geworden. [HSV]

Jeremia 31:10-12. Hoort het woord des HEREN, o volken, verkondigt het in verre kustlanden en zegt: Hij, die Israël verstrooide, zal het verzamelen en het behoeden als een herder zijn kudde.  Want de HERE maakt Jakob vrij en verlost hem uit de macht van wie sterker is dan hij.  Zo komen zij jubelend op de hoogte van Sion en stromen toe naar het goede des HEREN, naar koren, most en olie, naar schapen en runderen; hun ziel zal zijn als een besproeide hof, zij zullen nooit meer versmachten. [HSV]

Het Aangename jaar des Heeren

Het eerste onderwijs van Jezus, dat is opgeschreven in de evangeliën was die in de synagoge van zijn Jezus eigen woonplaats Nazareth.

Lucas 4:14-19. Jezus​ keerde, gesterkt door de Geest, terug naar Galilea. Het nieuws over hem verspreidde zich in de hele streek. Hij gaf onderricht in de ​synagogen​ en werd door allen geprezen. Hij kwam ook in ​Nazaret, waar hij was opgegroeid, en volgens zijn gewoonte ging hij op ​sabbat​ naar de ​synagoge. Toen hij opstond om voor te lezen, werd hem de ​boekrol​ van de ​profeet​ ​Jesaja​ overhandigd, en hij rolde hem af tot de plaats waar geschreven staat: ‘De Geest van de ​Heer​ rust op mij, want hij heeft mij ​gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, om een ​genadejaar​ van de ​Heer​ uit te roepen.’

Dit is de tekst van het boek Jesaja waar Jezus het over had.
Jesaja 61:1-2. De geest van God, de HEER, rust op mij, want de HEER heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft hij mij gezonden, om aan verslagen harten hoop te bieden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan geketenden hun bevrijding, om een genadejaar van de HEER uit te roepen
en een dag van wraak voor onze God, om allen die treuren te troosten,

En dan gaat het verhaal verder met:
Lukas 4:20-21. Hij rolde de ​boekrol​ op, gaf hem terug aan de dienaar en ging weer zitten; de ogen van alle aanwezigen in de ​synagoge​ waren op hem gericht. Hij zei tegen hen: ‘Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan.’

Het goede nieuws van het jubeljaar was dat de armen hun grondgebied weer terugkregen. Het goede nieuws voor de gevangenen, mensen, die zich als slaaf hadden verkocht, dat ze weer vrij waren. Jezus noemt ook blinden herstel van hun zicht, dat komt uit een andere profetie, die Jezus dus met deze profetie koppelt.

Een aangename tijd en dag

In het Nieuwe Testament komt deze tekst uit de brief van de apostel Paulus aan de Korintiërs voor. Hier wordt het woord aangenaam met tijd, in het Grieks kairos, gekoppeld en verder op in de tekst wordt aangenaam aan een dag gekoppeld.

2 Korintiërs 2:1-2. En als medearbeiders van God roepen wij u er ook toe op de ​genade​ van God niet tevergeefs ontvangen te hebben. Want Hij zegt: In de tijd van het welbehagen heb Ik U verhoord, en op de dag van het heil heb Ik U geholpen. Zie, nu is het de tijd van het welbehagen, zie, nu is het de dag van het heil! [HSV]

Hier gaat het twee keer over een tijd van het welbehagen genoemd. De tijd is een kortere of langere periode.

Paulus hanteert teksten van het Oude Testament: Jesaja 49:8, Psalm 69:13 en Jesaja 55:6. In die teksten staat het woord be-eth. De ‘be’ betekent ‘in’ en ‘eth’ heeft met de tijd te maken. Hieronder komt dit woord twee keer voor in combinatie met het woord voor welbehagen.

Jesaja 49:8-13. Zo zegt de HEERE: In de tijd van het welbehagen heb Ik U verhoord, en op de dag van het heil heb Ik U geholpen. Ik zal U beschermen en U geven tot een ​Verbond​ voor het volk, om de aarde weer op te richten, om de verwoeste erfelijke bezittingen te ontvangen, om te zeggen tegen de gevangenen: Ga uit!, tegen hen die in duisternis verkeren: Kom tevoorschijn! Op de ​wegen​ zullen zij weiden, op alle kale hoogten zullen hun weidegronden zijn. Zij zullen geen honger hebben of dorst lijden, hitte en zon zullen hen niet steken, want hun Ontfermer zal hen leiden, Hij zal hen zachtjes leiden naar ​waterbronnen. Ik zal al Mijn bergen tot een weg maken, Mijn ​gebaande​ wegen zullen verhoogd worden. Zie, sommigen zullen van ver komen: zie, anderen uit het noorden en uit het westen, en weer anderen uit het land Sinim. Juich, hemel, en verheug u, aarde, bergen, breek uit in gejuich, want de HEERE heeft Zijn volk getroost, Hij zal Zich over Zijn ellendigen ontfermen. [HSV]

De tijd van het welbehagen is ook de dag van het heil. In het Hebreeuws staat er Yom Yeshua, de dag van Jezus. Komt die uitdrukking meer voor? Nee, niet letterlijk. U toont mij van dag tot dag uw redding (Yeshua) 1 Kronieken 16:23 komt hier nog het meest dicht bij.

Psalm 69:14. Maar wat mij betreft, mijn ​gebed​ richt zich tot U, HEERE; er is een tijd van welbehagen, o God, vanwege Uw grote goedertierenheid; verhoor mij in de trouw van Uw heil. [HSV]

Deze woorden met betekenis geaccepteerd of aangenaam worden ook gebruikt voor offers of ons werk dat aangenaam voor God moet zijn. Zie Romeinen 15:16. … ik moet in volledige toewijding aan zijn ​evangelie​ een dienaar van ​Christus​ ​Jezus​ voor de heidenen zijn, zodat zij een God welgevallig offer kunnen worden, ​geheiligd​ door de ​heilige​ Geest.

Zo hoop ik dat de studies op deze site een welgevallig offer is voor de Heer.

Vijftigste

Het jubeljaar is het vijftigste jaar. En dan begint een nieuwe periode van zeven keer zeven jaar waaronder een sabbatsjaar om die periode weer af te sluiten met een jubeljaar. En dat is dan weer het vijftigste jaar.

Dat was het gebod van God, we lezen niet of dat jubeljaar ooit gevierd is.

Het vijftigste jaar doet denken aan de vijftigste dag na de opstandingsdag. Zeven keer zeven dagen en dan de dag erna is het Pinksteren. Wat Pinksteren is op een dag, is het jubeljaar in een jaar. De betekenis en de inhoud is goed, maar niet helemaal hetzelfde.

Twintig perioden van vijftig jaar is duizend jaar. Die duizend jaar kennen we van teksten van dat bij God duizend jaar als een dag is. Zou na zes dagen oftewel 6000 jaar ook een sabbat millennium komen? Een vredestijd. En dan als laatste ook een achtste milennium? Dit is onderwerp van de studie Geestelijke Tijden.

Andere bronnen

Tot hier toe heb ik alleen de Bijbel geraadpleegd. Daarnaast heb ik maar één boek gevonden over het jubeljaar. En dat is het boek van Bram Grandia een boek met 390 bladzijden met als titel ‘Zeven maal zeven’ met als ondertitel ‘Over sabbatjaar en jubeljaar als Gods bevrijdende economie’.

Dit is wat een recensent schrijft: In dit boek gaat Bram Grandia de bijbelse teksten over sabbat- en jubeljaar langs. Hij stelt dat Jezus van Nazareth aan het begin van zijn optreden het jubeljaar in ere herstelt. Het gaat Jezus om het herstel van de gemeenschap. Daarom moeten de armoede opgeheven en schulden kwijtgescholden worden. Mensen moeten weer vrije mensen worden. Dit optreden van Jezus is mede bepalend geworden voor de sociale leer van de kerkvaders. Hij laat zien hoe men in de Reformatie geworsteld heeft met de vragen rond een rechtvaardige samenleving. Hij geeft een overzicht van het spreken van de wereldraad van kerken over economische vragen. Hij laat zien wat de betekenis van het heilig jaar (jubeljaar) in de rooms-katholieke kerk is. Hij pleit voor een concreet spreken van de kerken tussen 1998 en 2000 over het schuldenvraagstuk.

Het boek gaat er van uit dat het jaar 2000 een jubeljaar is, maar dat zal niet volgens de oorspronkelijke agenda zijn. Of zou de HEER zich aansluiten bij onze christelijke jaartelling? En verder ligt de nadruk op sociaal bezig zijn, terwijl het in de omschrijving van Jezus ook een geestelijke dimensie had.

Het jubeljaar wordt ook als onderwerp behandeld in de nieuwsbrieven van Bert Otten van Waarheid & Eenheid. Te downloaden van zijn site. Het gaat dan vooral om de nieuwsbrieven 31, 50, 54 en 61.

In de nieuwsbrieven is o.a. te lezen. Het Jubeljaar is dus een 8e Sabbatsjaar in een cyclus van 50 jaren. De Pinksterdag is dus de 8e Sabbatdag in een cyclus van 50 dagen. De Pinksterdag is een beeld van het Jubeljaar en andersom. Beiden moeten geteld worden. Beiden zijn symbool van het Vrederijk onder Christus, zodat de Heilige Geest met alle drie, Pinksteren, Jubeljaar en Vrederijk, nauw verbonden is.

Bert legt ook de relatie met de Psalmen. Wat natuurlijk bij vreugde, gejuich en gejubel hoort is: muziek, lof, liederen, psalmen. Het is daarom betekenisvol dat het Boek der Psalmen ingedeeld is in 150 psalmen, driemaal 50! De indeling is zo, om aan de 150 te komen, want er zijn er in feite minder. Psalm 9 en 10 zijn één psalm; psalm 42 en 43 ook; psalm 14 en 53 zijn vrijwel gelijk; psalm 70 staat in psalm 40 en psalm 108 komt al voor in de psalmen 57 en 60. Er zijn er dus in feite veel minder dan 150.

De 100 is tweemaal 50, dubbele vreugde, en psalm 100 is wel een zeer vreugdevolle psalm:
Een psalm bij het lofoffer. Juicht de HERE, gij ganse aarde, dient de HERE met vreugde, komt voor zijn aangezicht met gejubel … Gaat met een loflied zijn poorten binnen, zijn voorhoven met lofgezang, looft Hem, prijst zijn naam; want de HERE is goed, zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid …(Psalm100:1-5).

Psalm 150 is natuurlijk 3 x 50, driedubbele vreugde. De 50 staat voor jubileum, dit woord komt van jobel (spreek uit jovel). De ramshoorn was de jobel, en de lange toon was de jovel. In psalm 150 worden vele muziek-instrumenten genoemd. In verband daarmee is het van belang op te merken dat Jubal de eerste muzikant was. Jubal is hetzelfde woord als jovel, maar met andere klinkers: En de naam van zijn broeder was Jubal; hij is de vader geworden van allen, die citer en fluit bespelen (Gen 4:21). Psalm 150 is de psalm van de uitbundige muziek … bazuingeschal, klinkende  en schallende cimbalen … twaalf keer staat er hallelu …!

Bert maakt ook opmerkingen over het getal 51. In feite ligt de oorsprong of reden dat 51 het getal van berouw is – en niet een ander getal – in het jubeljaar. De Israëliet werd bij al te grote schulden gedwongen zijn voorvaderlijk bezit te verkopen en zelf met zijn gezin dienstbaar te worden: hij werd een soort lijfeigene. Maar niet voor altijd. Elk zevende jaar kwamen die ‘geknechte’ Hebreeërs vrij. Echter, hun land, met bebouwing erop, viel in het 50e jaar pas terug aan hem of aan zijn zonen. Het 1e jaar van de volgende cyclus is doortellend het 51e jaar. Men kan begrijpen dat men met een ‘economisch berouwvol hart’ aan dat 51e jaar begon: ‘dat zal ons niet weer overkomen dat we de spullen moeten verkopen’. Het jubeljaar (50) maakt het getal 51, tot het getal van berouw

We willen weer opnieuw van Jezus leren. Hij gaf lessen voor een goed leven.